Liederen en balladen(1911)–Aart van der Leeuw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Een Zanger. Hij trok door het land in een roodwollen rok, Droomend bij harpspel aan de deuren zingend, Het volk liep te hoop om zijn roodwollen rok, Wijl innig zijn zang in die wildernis bloeide. Hij deed het kweelen der vogels verstommen, Het beekmurmlen zweeg bij den zucht van zijn lied, De hemel werd helder, de zon ging stralen, Slechts zij, wie die wijze gold, hoorden hem niet. Zij wezen elkander zijn roodwollen rok, Zij lachten en riepen het nieuws in de huizen: ‘De dwaas is gekomen in roodwollen rok;’ Alleen de wind en de vogelen zwegen. [pagina 123] [p. 123] Of zijn liedren nog leven na duizend jaren? Wie weet welken lauwer de tijd ons bewaart; Maar zeker zal later bij 't haardvuur verhalen De grijsaard de maar van zijn roodwollen rok. Vorige Volgende