Liederen en balladen(1911)–Aart van der Leeuw– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 124] [p. 124] Het Spiegelbeeld. Vriend, als gij door de wouden dwaalt, Zingend Uzelf in 't groen vergetend, Dat mederuischend rijst en daalt Die broederblijheid welkom heetend, En gij Uw ziel verliest, verdeelt In 't duizendvoud gelede leven Zóo gansch, dat zelfs de dood een beeld Uit droomen lijkt, met loof omgeven, Mocht dan de zon, of 't rustloos lied Uw lippen naar een dronk doen dorsten, Wijl gij daar knielt vol zorg dat niet Uw hand het kostlijk bronnat morste, [pagina 125] [p. 125] Denk, vriend, dat gij Uw hoofd niet richt Voorover boven 't klaar weerkaatsen, Want schrikken zult ge om Uw gezicht Als van den aanblik eens melaatschen, En eenzaamheid zal om U zijn Als waart gij haar het laatste wezen, In 't hout zult gij Uw doodenschrijn En in het mos Uw groeve vreezen. Vorige