Liederen en balladen(1911)–Aart van der Leeuw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Slapend Kind. Kom mijn kind, de dag gaat ook. Zie haar afscheid wuift ze al ginder; In den tuin zijn bloem en vlinder Als de nachtlamp en haar rook. Kom mijn kind, de dag gaat ook. Stil, hij is den dag al voor, En hij sluimert, volgedronken, Moegedroomd en blindgeblonken, In oneindig niets teloor, Rustig bij mijn woorden door. Wonder, wat wordt de avond zwart! Langzaam, langzaam moet ik stijgen Langs de trappen, zelfs niet hijgen Met dit hoofdjen aan mijn hart, Tot waar zacht de sponde mart. [pagina 90] [p. 90] Ach, want als hij wakker schrikt Uit dat land van klank en kleuren En hij ziet den nacht hier treuren, Weet ik dat hij uren snikt... Stram mijn knie, dat gij niet knikt! Vorige Volgende