Liederen en balladen(1911)–Aart van der Leeuw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Blijheid. Kom broeder, snijd het riet In ongelijke pijpen, Dat fluks tot vroolijk lied Uw vruchtloos zuchten rijpe. Dit riet had oók zijn tijd Van weenen over waatren, Nu zij 't aaneengerijd, Dat wíjsjes daaruit klaatren. Vrees niet met juichgefluit Uw zwijgend leed te ontwijden; Het valt tóch eens ten buit Aan 't alverwinnend blijde. [pagina 75] [p. 75] Heeft lang genoeg de halm Zijn klaagzang uitgeruischt, Dan broeder, wek den galm Die diepst in 't hart hem huist. Vorige Volgende