Middelnederlandsche dramatische poëzie
(1907)–P. Leendertz (jr.)– Auteursrecht onbekend
[pagina 213]
| |
Ga naar margenoot+Dat es tspel vanden heiligen sacramente van der Nyeuwer vaert.aant.Ga naar margenoot+Dyerste prologhe.De Vader, de Zoone ende den Heiligen Geest,
Drie persoonen ende een God warachtich,
Heeren boven allen heeren meest,
In eender mogentheit eendrachtich;
5[regelnummer]
Deser drievuldichheit eendrachtichaant.
Moetij soe willecoem sijn na u inde,
Als ghij hier sijdt, werde gemijnde.
Den heiligen sacramente ter eeren,
Dat Hugo van Sinte Victoirs sach te Parijs,aant.
10[regelnummer]
Zullen wij u spelen, in den naem des Heeren,
Uut mijnne een zuverlijc bewijs
Vanden heilighen sacramente jolijs,
Dwelc Jan Bautoen vant inden moer,
Des tvolc van vruegden maecte beroer.
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+Jan Bautoen, een duegdelijc man,
Ter Nyeuwervaert met ij. vrouwen vant,
Dwelc hij taste zeer vruegdelijc an;aant.
Terstont wordet bloedende in sijn hant.
Bescaempt liedt hijt vallen op dlandt,aant.
20[regelnummer]
Ende tviel inde self stadt van selven,
Daert gelegen hadde voer tdelven.
Hoet de prochiaen bracht ter Nyeuwervaert,
Sullen wij u tonen zoot behoeft;
Oic wort u figuerlijck geopenbaert,
25[regelnummer]
Hoet meester Macharijs heeft geproeft,aant.
| |
[pagina 214]
| |
Een advocaet, zeer wondende bedroeft,aant.
Met den vijften steeck stekende diep,aant.
Soe datter te vijff steden dbloet aff liep.
Dese miracule woirt alom hier gehoert,
30[regelnummer]
Dwelc veel bedructe menschen aenriepen,aant.
Uut grooter devociën om haer confoert.
Ter Nyeuwervaert daer sij henen liepen.
Ghesondicheit dat sij daer schiepen,
Devotelijc doende haer offerande,
35[regelnummer]
Dwelc men al om wist bynnen den lande.
Alle die miraculen gemeeneaant.
Ga naar margenoot+Sullen u met woerden worden geraempt,aant.
Uut ghescheden figuerlijc allene
Van heer Wouter, van Kersbeke genaemt,
40[regelnummer]
Die ondere dongelovige bescaemptaant.
Int vier hadt moeten doen zijnen endt,
En had hem niet verlost dat sacrament.
Duvelrije sal comen in ons spel,
Hoe dat inden boec soe niet en staet,aant.
45[regelnummer]
Maer ghij mueght bevroeden wel,
Dat de duvels mesten in alle quaet.aant.
Om dueght te beletten es al haer daet,
In smenschen qualijcvaert zij oit verbliden,
Des zij dit sacrament benijden.
50[regelnummer]
Tes goet te bevroeden, vrienden getrouwe,
Dat hem de vianden inne bliesen,
Dat hij tsacrament proeven souwe,
Op dat hij sin ziele mocht verliesen.
Uut gevoelen dat wij verkiesenaant.
55[regelnummer]
Hier inne duvelije te settene,
Om alle swaerheit te belettene.
Voert om dat ghijt oic weten soudt,
Hoe tsacrament hier quam met state,
Ende op dat ghij dies niet vergeten soudt
60[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ten sacramente dijn caritate,
Soe zullent wij u spelen met blijden gelate,
Hoet Grave Jan met blijder gloriënaant.
Hier dede bringhen, zaligher memoriën.
| |
[pagina 215]
| |
Ter Nyeuwervaert waest verwatert medallen,
65[regelnummer]
Des men daer niet wel en const geraken,
Ende de kercke stont op haer vallen,
Die men niet wel en const gemaken.
Hier om en meer anderen sakenaant.
Verwerf hij aen her Jan van Loon, saliger gedachten,
70[regelnummer]
Dat sijt hier bijnnen Breda brachten.
Dit ende meer sullen wij u togen
Vanden heiligen sacrament vercoren,
U allen biddende hier voer oogen:
Wilt danckelijk nemen ons oirboren,
75[regelnummer]
Ter eeren onsen Heere al voren,
Mij genediger vrouwen goedertieren,aant.
Ende al haer ghetrouwe officiren.
Allen den goeden heeren vander stede,
Ende u allen van buijten, van bijnnen,
80[regelnummer]
God verleene hem zijnnen hoogen vrede,
Diet tsacrament vander Nyeuwervaert bemijnnen.
Ga naar margenoot+Ter liefden en eeren dat wijt begijnnen
Allen brueders en susters vanden sacramente.
Ons hoirt ende zwijght, werde excellente.
smeken fecit.
|