Haerlemmermeerboeck

Een kleyn Lof-gedigt,

Op de MEER.

SOu dit zyn een groot verscheel,
Een lust-hof als een prieel!
Het welk te voren Water was,
Daar na bezet met Boom en Gras?
En vol vrugten abondant,
In ’t midden van ons Vaderlant?
Een groot Trezoor met Spys bezet,
Daar menig mensch van heeft te bet?
Van alles wat u hartjen lust,
U dorst en honger wert geblust:
Mag ’t beter wezen na een wensch,
Als dekzel, en voetzel tot den mensch?
En hier namaals in Godts Ryk,
Uit genaden Eeuwiglyk?

[p. 32]

117.

Hier by zal ik nog agter aan stellen de calculatie van deze voorsz. Dykazye, wat ider Morgen Lands, myns oordeels, ontrent zal kosten. Voor dezen heb ik ’t zelve nog eens gestelt, waar van ik zommige werken te ligt had over geloopen, verhoopende nu op alles te letten, zo vele als ’t doenlyk is na de gave die my den Almogenden Godt gegeven heeft.

118.

In den eersten zullen daar moeten wezen ontrent 160 kloeke agtkante Water-Molens, waar van elk ontrent zal kosten 5600 guldens, bedraegt te zamen 896000.