De hazen en andere gedichten(1983)–Ed Leeflang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] 1945 Op wat legerauto's na lege wegen, waanzinnig veel vis in de meren, de grootste stilte ooit gemeten in Overijsels kop en ergens moesten nog frontlijnen lopen en landschappen zijn, steden en deelstaten die bleven zweren. Aan de Beulaker gingen we - vijf jongens, vier meisjes - met een bus eierpoeder en één pakje Craven-A kamperen. De boer melkte te vroeg, te laat en Hirosjima was nog niet gedaan. Niets zou de zwanebloemen, het riet of ons en de aanhalige wilgen nog naar het leven willen staan. Punters vervoerden strobalen of net zulke rustige mensen. Een meisje kon hier alleen Ineke heten; ze stak 's avonds eendeveren in haar haar en fluitekruid. In de hooizolder perste zich dan steeds meer nacht en ze bestond. Verder dat ontzag dat het hield en niet begaf. Hoe kon er na al die oorlog zoveel boter en brood zijn en bruid? De scholen begonnen. We schreven elkaar. Haar inkt was paars en haar spelfouten [pagina 20] [p. 20] waren groter dan haar borsten. Ik handelde ernaar. Ik dacht wat zeker een half leven kostte: dat geluk de onnozelen treft, de meisjes en de hansworsten. Vorige Volgende