De hazen en andere gedichten(1983)–Ed Leeflang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Moederkoek Haar hoge fiets droeg haar voorbij in zeegeruis, de vroedvrouw van het dorp. Zij trapte veel afweziger, zo leek het mij, dan anderen of wij. En achterwaarts gezag school in haar knot. Wassende maan en springvloed betrok zij in nors blijvende berichten over je geboortedag. Wij waren mensen, scheen het, zonder lot. Ik onderschatte alles: pijn, lichaam en machten en zij de tijd die nog viel Weg te wachten: ze verscheen laat. Ze geeft een emmer met de moederkoek en zegt dat ik die in de tuin begraven moet; ik sta in de scherpe ochtend, een jongen nog, met een emaillen emmer, waarin vlees en bloed. Dichtbij hoor ik het opslaan van de golven en denk aan kraaien en aan raven, spit diep en heb tenslotte dat klein graf gedolven. Wat zich voltrokken had, het vroeg naar de gedachten om het leven voor te blijven en naar een vaste blik die zekerheden uitvergroot. [pagina 17] [p. 17] Een kwart eeuw later - midden in je kamer sta ik - zeg je: wie mij verwekt, veroordeelt mij slechts ter dood. Vorige Volgende