De hazen en andere gedichten(1983)–Ed Leeflang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] 1975 Bij bodemloos gehoest werd je hoogmoedig en vroeg: hoe gaat het met me? Ik moest: papa, het gaat niet goed. Je knikte moe en fluisterde: er valt niets meer te doen, ze zoeken het maar uit. Ik zei: je hebt me de ruimte gegeven en, hoe dan ook, tot wat ik ben opgevoed. Je keek me - en zo was je niet - onverbiddelijk aan. En met die hese stem: niks, alles heb je zelf gedaan, geef me mijn gebit. Uit een wit, niervormig bakje vol slijm moet het gevist; een stukje dood wil je terug. Je glimlacht grimmig als het weer zit. Je ligt, mij zwijgend aanziend, verder op je rug. Ik vind je nooit meer bang en nooit meer klein. Ik denk: zo sterk moet hij blijven, laat hij toch zo vernietigd worden. Vlug. Vorige Volgende