De hazen en andere gedichten(1983)–Ed Leeflang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Oudheidkunde Mijn zoon zoekt scherven in de aarde. pijpekoppen, munten, flessehalzen: doden beminnen wordt zijn vak. Liefde en scherpzinnigheid wil hij wel vinden in de grond. Wij lopen de bouwputten langs en ik zeg, zondags en goedgemutst: ik heb alleen mijn landje geest om in te graven. Soms vind ik ook wel eens een hele tegel. En denk later: als ik het kon regelen, er lopen er toch rond in wie ik mijn sporen zou willen uitwissen van mijn woorden, mijn vingertoppen, mijn mond. Met mijn dagboeken houd ik op, dat sterfelijke neem ik voortaan maar mee als een regenjas. Het risico hem ergens te laten liggen blijkt niet het kwaad waar ik het bangst voor was. Maar het achterlaten in hen van fragmenten bestaan dat niet wilde bestaan; stof dat niet wil verwaaien, gedachten die hardnekkig zijn en onbedwingbaar als gras. Vorige Volgende