Gedichten(1856)–Karel Lodewijk Ledeganck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Het Graf. Het graf is diep en donker, En hachlyk is zyn rand; Het dekt met zwarte zoomen Een onbekende land. Het lied der nachtegalen Stroomt in zyn' schoot niet los; De traen der vriendschap droppelt Alleen op 's heuvels mos. Verlaten weeûwen wringen Vergeefs de handen rond; En 't kermen van de weezen Dringt niet tot in den grond. [pagina 90] [p. 90] Hier woont aen geene zyde De rust, die 't hert verheugt; Slechts door de donkre poorte Komt men tot de eeuwge vreugd. Het arme hert hierneder, Van lyden afgetobd, Erlangt maer eerst den vrede, Wanneer het niet meer klopt. 1840. Vorige Volgende