| |
| |
| |
XVIII.
De aloude Wijngaard te Mechelen - Iets over het aannemen van rollen - Ik staak mijn ambacht - Iets over behangersgarnierders - Baard, knevels en... huishuur - Aardige Vlamingen - Spoken en geesten.
Op het einde van 1881, trokken wij, leden der koninklijke maatschappij ‘De Wijngaard’ moedig naar den internationalen tooneelwedstrijd, door ‘De Dijlezonen’ van Mechelen uitgeschreven, met het voortreffelijk tooneelspel ‘Vondel’ door H. Van Peene, en het blijspel ‘Iedereen is geen Rubens’ naar het fransch, door H. Michiels.
De aloude Wijngaard hield, zoo als in alle andere prijskampen, zijn goede faam staande. Hij bekwam den 2n prijs voor het drama en den eenigen prijs van besten akteur - Joost Vondel - aan den heer J. Schaumans, alsook den 1n prijs in het blijspel.
| |
| |
Ik wil hier, in 't voorbijgaan, aan de jongere tooneelspelers een wijzen raad geven.
De ondervinding heeft mij geleerd dat, wanneer een tooneelist, liefhebber of bezoldigde akteur, tot den ouderdom gekomen is van 50 tot 55 jaar, en zelfs vroeger, het onvoorzichtig mag heeten nog nieuwe rollen aan te leeren, en bijzonderlijk met die nieuwe rollen naar prijskampen te trekken, zonder dezelve voorafgaandelijk één- of tweemaal gespeeld te hebben.
Sedert het jaar 1876 - ik had dan bijna de 60 jaar bereikt - heb ik ondervonden dat, alhoewel men eene nieuwe rol zeer ernstig bestudeert en goed van buiten kent, men niet meer zeker van zich zelven is! - Op gezegden ouderdom, alhoewel men zeer rolvast meent te zijn, maar het nieuw stuk slechts weinig of broksgewijze - zoo als het hedendaags in menige maatschappij het geval is - gerepeteerd heeft, is het vast en zeker dat, zoodra men voor het voetlicht verschijnt, het geheugen ontrouw wordt en men dus den gewonen bijval niet meer kan inoogsten.
De met recht befaamde fransche akteur, Frederik Lemaître, heeft zulks beschreven, en wijlen mijn oude kunstbroeder, de talentvolle Victor Driessens, deelde ook ten volle dit gedacht. Eens de 54 jaar bereikt, heeft Driessens, buiten die van zijn reper- | |
| |
torium, geene rollen meer aanvaard.
Dus, vrienden tooneelliefhebbers, gij die dikwijls voorde dagelijksche broodwinning allerhande muizennesten in het hoofd hebt, onthoudt wel mijne woorden: boven de 50 of 55 jaren, geene nieuwe rollen meer geleerd...
Gedurendc den loop van 1882, gevoelde ik herhaaldelijk in mijn vroeger gebroken been, telkens ik mij op de ladder moest houden, onverdragelijke pijnen, zoo dat het mij welhaast onmogelijk zou worden, behoorlijk mijnen stiel van behanger voort te zetten. Daarbij had ik, door het verlies der familie de Caraman de Chimay, geene kalanten genoeg meer om te kunnen bestaan. Ik was thans 64 jaar geworden, en de 50e verjaring nabij, dat ik mijn dubbel ambacht van behanger-garnierder, op verzoek mijns vaders, maar tegen mijne goesting, had beginnen te leeren.
Ben ik, ondanks mijne bekwaamheden, met mijn ambacht niet gelukt eenige fortuin te winnen, zoo als sommige anderen, 't is waarschijnlijk dat zulks mijn lot niet was.
De behangers- en garnierdersstiel dien ik 50 jaren uitgeoefend heb, is onwedersprekelijk een vak dat bijna eene kunst zou mogen genoemd worden. Het is ook een der oudste beroepen, daar het reeds bestond van in den beginne der XIIe eeuw.
| |
| |
Om als een goede werkman in onzen stiel te kunnen gerekend worden, is het noodig meer dan ééne hoedanigheid te bezitten, die men voor veel andere ambachten eigentlijk missen kan; bij voorbeeld eene goede opvoeding en een genoegzaam onderwijs in de twee talen, om zich overal op eene deftige manier te kunnen aanbieden. Daarbij altoos zuiver en net aangedaan, en geene slechte gewoonte hebben, zoo als het bij schoenmakers, kleêrmakers, hoedenmakers, enz. dikwijls het geval is, 't is te zeggen, dat men zich des Maandags met dezelfde liefde en naarstigheid op het gestelde uur op zijn werk moet bevinden, opdat de meester, even als de kalant, op een gestelden tijd het werk kunne zien eindigen.
Een goede behanger-garnierder moet daarbij allerhande kennissen bezitten, zoo als van ornementen, van teeken- en zelfs van bouwkunst, om, zoo als het dikwijls gebeurt, allerlei modellen aan anderen te geven die men dagelijks tot het werk van doen heeft, zoo als ijzer- en houtwerk en meer ander. Hij moet ook een goed oordeel hebben over samenwerking van kleuren, al de verschillige stoffen kennen, zoo als in- en uitlandsche tapijten, tenturen in zijde, wolle of fluweel, verguld leder, coutils, damast, brocatellen, katoenen, lijnwaad, laken enz. Dan ook een bijzonder talent voor het teeke- | |
| |
nen, snijden en vervaardigen van draperijen, lambrequins, enz. Dit alles met eenen smaakvollen geest van vroegere eeuwen als in den hedendaagschen stijl.
Sedert 1862, bij het stichten van ‘Le Cercle des maîtres-Tapissiers’ hebben wij, onder eenige oude meesters van Brussel, den wensch uitgedrukt voor het inrichten eener syndicale kamer om, voor de toekomst van het ambacht, goede leerlingen ie vormen en er later bekwame meesters van te maken. Mijne beste wenschen volgen, bij mijn afscheid van mijne collega's, het tot stand komen van een dergelijk instituut.
Met nieuwjaar 1883 begaf ik mij voor eenige weken bij mijne familie te Gent, door welke ik te allen tijde met opene armen ontvangen word. Mij in de stad der Artevelden bevindende, ontmoette ik zekeren dag op de wandeling eenen heer uit de omstreken van Charleroi, dien ik reeds lang kende. Onder een vriendelijken kout, sprekende over een en ander, zegde ik hem, dat ik na eene halve eeuw gewerkt te hebben, thans voornemens was eene stiller broodwinning te zoeken om, zoo veel mogelijk, eenige rust te genieten. Anderen, voegde ik erbij, zoo als mijn jongste broeder, hebben het geluk op hunne renten te leven; maar met mij is het heel anders. - Duivels! riep hij uit, ik
| |
| |
ken uw affaire!.. Gij hebt menigvuldige vrienden, kennissen en verdere betrekkingen in Brussel en voorsteden!.. Welnu, maak u agent voor den verkoop van steenkolen van Mariemont; ik gelast mij u een goed huis te bezorgen! - Ik dacht er een oogenblik op na, stemde toe, en ziedaar hoe het komt dat ik sindsdien handel drijf - ik durf het hier schrijven zonder vrees van tegengesproken te worden - in de beste steenkolen van België. Ondertusschen valt er wel iets aan te merken. De heer, die mij tot dien handel had aangespoord, sprak van vrienden, kennissen, goede betrekkingen, euz. Goed, best, uitmuntend! maar de ondervinding heeft mij geleerd dat niemand daarop staat mag maken!.. Verkeert in de beste betrekkingen met de drie gedeelten van Brussel en voorsteden; begint dan eenen handel, om 't even waarin, en ge zult zien dat uwe vrienden en kennissen - zelfs zij die nergens verplichting hebben - uwe deur zullen voorbijgaan, om bij eenen onbekende, bij eenen vreemdeling binnen te treden, in plaats van hunnen vriend of goede kennis eenen penning te laten verdienen. Waaruit komt dit voort?.. Van waar die onverschilligheid?.. Ik weet het niet, maar het is toch zoo. Op weinige uilzonderingen na, zijn mijne kalanten in kolen menschen die ik vroeger niet kende.
| |
| |
Ik had in de laatste jaren bij het stedelijk bestuur aangedrongen voor het ambt van prijzer of roeper in de verkoopingen van roerende goederen enz., in welk vak ik zeer ervaren ben, vooreerst door mijn ambacht, en ten tweede bij ondervinding als gewezen direkteur eener verkoopzaal te Gent, waarover ik vroeger gesproken heb. Welnu, ik stond op het punt eene dergelijke benoeming te bekomen, als, ten gevolge van een rechtsgeding, bij vonnis van het verbrekingshof, die privilegiën of voorrechten van vroegere tijden nietig verklaard werden.
Telkens ik mij te Gent - zoo als in 1883 - bevond, had ik de gewoonte een oud vaarken en moederken, de 80jarige echtgenooten Goderies, goede kennissen van vroegere jaren, een ‘goeden dag’ te gaan zeggen. De laatste maal schenen die ouderlingen, die stilletjes zonder kinderen op hunne rentjes leefden, er zeer bedroefd uit! Ik vroeg naar de oorzaak van die buitengewone neerslachtigheid, en ik vernam alsdan de volgende klucht, want het was er eene in den vollen zin des woords: Een kleêrmaker met name ‘Bertje Nerinckx’ eerlijk van gedrag, maar die de gewoonte had nog al dikwijls Vader Bacchus te vieren, was reeds meer dan acht dagen ten achter in het betalen van drie maanden huishuur aan de echtgenooten Goderies. Deze waren daartoe in grooten twist geraakt. ‘Ga
| |
| |
er heên, zei de vrouw tot haren man... Maar neen, ge durft niet, ge zijt een bloodaart, gij!.. Was ik een man, ge zoudt wat anders zien! - Ha, ik durf niet, antwoordde Goderies: omdat ge dat zegt zal ik Bertje de kleêrmaker eens goed over den hekel halen en betaalt hij niet dat hij dan... mijne vuisten vreeze! Dit zeggende nam Peêrke zijnen hoed, en... stoof zoo rap mogelijk ter deur uit! - Och, Lauwers, riep vrouw Goderies mij toe, laat mijn man toch niet alleen gaan, hij ware in staat den slechten betaler een ongeluk te doen!.. En ze dreef mij als het ware achter haren man de deur uit. Ik had geene moeite om het oud huismeestertje te vervoegen bij het huis van ‘Bertje’. - Ha, ge zijt daar, sprak hij, mij ontwarende; kom met mij binnen, vriend, ge zult gaan zien en hooren!.. Wij traden binnen, de kleêrmaker, een man van ongeveer 40 jaar, zat op zijne tafel naarstig aan 't werk en de volgende kleine samenspraak ving aan:
Huismeester, zijne snuifdoos uithalende.- Dag, buurman Nerinckx, ge zijt zoo naarstig aan 't werk?..
Kleêrmaker, onderbrekende. - Ha, zijt ge daar, huismeester, Podver... hier en ginder!..
Huismeester, verlegen. - Gebuur, ik kwam... ik kwam... u eenen snuif aanbieden...
Kleêrmaker, half kwaad. - 't Is wel, een snuif
| |
| |
verzet de zinnen, Podver... hier en daar!..
Huismeester, bemerkende dat de huraar in geene acht of tien dagen zijnen baard had laten scheren. - Zie dan, ‘Bertje’, uw baard schijnt me zoo lang; gaat ge de mode volgen, vriend, en uwen baard laten groeien?..
Kleêrmaker, geweldig met de gebalde vuist op de tafel slaande. - Ja, Podver... hier en ginder! Ik ga alles laten staan!.. Baard, knevels, en... huishuur!..
De huismeester, vreezende dat ‘Bertje’ nu voor goed kwaad geworden was, liep zoo spoedig de straatdeur uit dat ik, al lachende, hem nog moeilijk krijgen kon!.. Terwijl Vaarken Goderies het gebeurde, op zijne manier, aan zijne vrouw aan 't vertellen was, kwam de vrouw des kleermakers de huishuur betalen, zeggende: ‘Menheer en Madam Goderies, ge moet u daaraan niet gelegen laten; ge weet immers wel dat, als mijn man een ‘stuk op heeft’, hij een groote gentsche zwanzer is!..’
Wat mij betreft, nooit vergeet ik deze koddige antwoord: ‘Ja, ik laat alles staan: baard, knevels, en... huishuur!..’
Gedurende het tooneeljaar 1883-1884, trok onze dappere maatschappij ‘De Noordstar’ van Brussel, met een zestigtal leden, damen en heeren, voor
| |
| |
hare beurtoptreding, opgeruimd naar den internationalen prijskamp van Lier - over den wedstrijd van Maastricht, zullen wij hier liever niet spreken - met de twee meesterstukken van wijlen den onsterfelijken Van Peene, ‘Baas Kimpe’ drama, en ‘Wit en Zwart’ blijspel. Baas Kimpe werd, volgens de beoordeeling van bevoegde kenners, uitermate wel vertolkt en bekwam voor eene opgepropte zaal eenen buitengewonen bijval; doch behaalde slechts den 3n prijs!.. Wat ‘Wit en Zwart’ betreft, dit lief en moeilijk blijspel, dat bijna een zangspel mag genoemd worden, verwekte den grootsten geestdrift bij het publiek, voor de wijze waarop het ten tooneele gevoerd werd.
De Noordstar behaalde, met dit heerlijk blijspel en met het drama, niet min dan vier prijzen, namentlijk: 1e prijs in het blijspel; 3e prijs voor het drama; prijs van besten lief hebber aan Mr Lauwers, prijs van beste aktrice aan Mev. Parys. Er valt in acht te nemen dat deze vier prijzen door het ‘Jury’ met eenparige stemmen werden toegekend.
Den 4 Maart 1884, ontving ik den volgenden brief van wege de koninklijke maatschappij ‘De Wijngaard’:
‘Waarde Heer en Medelid, Bij de schitterende onderscheiding welke U Ed.
| |
| |
als tooneelliefhebber is te beurt gevallen in den tooneelwedstrijd, door de Tony's Vrienden’ te Lier uitgeschreven, is het ons eene aangename plicht U te dier gelegenheid onze vurigste gelukwenschingen aan te bieden.
‘Gelief dus dezelve te aanvaarden, met de verzekering onzer hoogachting en kunstbroederlijke gevoelens.
Namens den Wijngaard, |
De Geheimschrijver, |
De Voorzitter, |
(Get.) L. Daerden. |
(Get.) Eug. Stroobant. |
Dit zelfde tooneeljaar behaalde ‘De Noordstar’ van Brussel alweêr den 1e prijs, met algemeene stemmen, met het drama ‘Fridolien’ van den te vroeg gestorven J. Bruylands, in den prijskamp van Kortrijk.
In den loop der maand Juni 1885, bevond ik mij op nieuw voor eenige dagen te Gent. Er wierd in die stad ter gelegenheid der aanstaande inhuldiging van het standbeeld aan Lieven Bauwens, veel gesproken - inzonderheid onder oude wijven, kinderen en ongeleerde menschen - van een spook of geestverschijning.
Er bestond alsdan in de Nederscheldestraat een oud gesloten huis. Dit huis, thans afgebroken met andere gebouwen voor het voltrekken der schoone nieuwe straat die van de groote statie naar de
| |
| |
hoofdkerk leidt, stond juist achter het standbeeld van den onsterfelijken Gentenaar. Het huis waarover ik u, lezer, eenige oogenblikken onderhouden wil, kende ik van kindsgebeente zeer wel. Volgens ik dikwijls heb hooren vertellen, was het, over bijna eene eeuw, bewoond door eenen conventioneel, die ook de dood van Lodewijk XVI gestemd had, en te Gent eene dochter verloren had, wier lijk op zekeren nacht in 't geheim naar Frankrijk vervoerd werd. Het was eene nog al aangename woonst, langs achter uitgevende op de Schelde of den Reep, die thans gedeeltelijk overwelfd îs. Het bezat ook een paviljoen en een kleinen hof. Vóór en na de omwenteling van 1830, werd het lang bewoond door den groot-majoor Van Regelmoortel van het Hollandsch regiment hoezaren Nr 8, door de inwoners van Gent geacht en bemind als een kloek en braaf soldaat. Majoor Van Regelmoortel, geboortig van Sint-Nikolaas, werd na de revolutie kolonel van het 2e jagers te paard, en overleed te Gent, als generaal der ruiterij. Zijne grafstede heb ik nog onlangs bezocht op het gesloten kerkhof, waar ook onze vader rust, buiten de Antwerpsche poort.
Dit huis moest, ik herhaal het, met vele anderen afgebroken worden, en te dier gelegenheid vertelde men onder het volk de volgende zonderlinge
| |
| |
geschiedenis: De dochter van bovengemelden franschen uitwijkeling kwam alle nachten, na middernacht, de kamer waar zij gestorven was, bezoeken - het huis was alsdan reeds ongeveer dertig jaren onbewoond - en verlichtte de kamer die in eene doodskapel herschapen was, met wassen kaarsen, ging dan in den hof aan 't bloemen plukken en versierde daarmeê het paviljoen!..
Slechts een drietal jaren had de doode opgebouden te verschijnen. Tot teeken van waarheid dier verschijningen, zag men nog in de kamer der 1e verdieping, het geraamte of houtwerk van de ‘chambre ardente’ of doodskapel!
Zoo als veel andere vreemdelingen, trok ik, door nieuwsgierigheid aangedreven, zekeren dag, rond zes ure 's avonds, langs het paviljoen het tooverhuis binnen, toen ik eensklaps achter mij twee stemmen hoorde roepen: Mijnheer, Mijnheer!.. Mij omkeerende, zag ik eene vrouw en een oud manneken die mij vervaard toespraken, zeggende: gaat daar niet binnen, het spookt er!.. Tamelijk onbeleefd, ik beken het, snauwde ik hen toe: loopt naar den duivel!.. en ik trok de trappen op; maar het viel niet gemakkelijk om binnen te geraken, door de menigte... schildwachten - de kieschheid verbiedt mij het anders te zeggen - op den vloer, op de trappen, in alle hoeken en kanten...
| |
| |
Als ik nu met groote moeite en voorzorg in de mysterieuze kamer gekomen was, kon ik mij schier niet inhouden van lachen. Hoe konden de menschen toch zoo dom zijn, eene slaapkamer met ingemaakte alkoof aan de welke rechts een ‘cabinet de toilette’ en links een ‘gemak’ was, voor eene doodskapel te aanzien!.. Iets dat toch in honderde rijke huizen en kasteelen, te vinden is!..
Ja, hoe is het mogelijk dat er op het einde der 19e eeuw in de brandpunten van beschaving, als te Gent, Brussel, Antwerpen, Luik, tot zelfs in Londen en Parijs, nog bijgeloovige menschen te vinden zijn die aan spoken, geesten, tooverij enz. nog geloof hechten, en alle sprookjes daarover vertellen?
Den 29 Juni vertrokken een groot getal afgevaar digde leden der ‘Noordstar’ op nieuw naar Lier om de plechtige prijsuitreiking bij te wonen van den internationalen prijskamp, die tijdens het laatste wintersaisoen aldaar had plaats gehad. Te dier gelegenheid was er een groot banket ingericht, waaraan al de leden der ‘Tony's Vrienden’ en de afgevaardigde leden der overwinnende maatschappijen van Antwerpen, Brussel, Mechelen, Utrecht deel namen.
Drie onzer verdienstelijkste leden, namentlijk de heeren P. Defreyn, H. Symays en Edm. Lauwers,
| |
| |
werden het diploma als eereleden der ‘Tony's Vrienden’ aangeboden.
Des anderdaags deed de zegenpralende ‘Noordstar’ hare plechtige intrede te Brussel, bij fakkellicht, vergezeld van verschillige muziekkorpsen en bijna al de vlaamsche en ook fransche tooneelmaatschappijen der hoofdstad, onder eenen grooten toeloop van volk.
In 't lokaal ‘Het Hof van Brussel’ gekomen, werd ‘De Noordstar’ ontvangen en verwelkoomd door haren Eerevoorzitter, den heer burgemeester Buls.
De heer Defreyn, voorzitter, had de eer aan den Eerevoorzitter de twee bijzondere bekroonden, Mev. Parys en Edm. Lauwers, voor te stellen, die door den geachten man hartelijk werden geluk gewenscht.
Eene oude goede kennis, K. Devos, van Gent, was een dier belachelijke Vlamingen - zoo als er meer te vinden zijn - die, aangezien opvoeding en onderwijs bij hen veel te wenschen laten - geene tien woorden onberispelijk fransch kunnen spreken, en zich ook in 't vlaamsch niet willen uitdrukken, of, doen zij dit al eens, van de tien woorden die zij uitkramen, zijn er meer dan de helft bastaardwoorden.
Zoo kwam ik hem in de nieuwjaarmaand van
| |
| |
1885, op de Rogierplaats tegen. Zoodra ‘de vos’ mij zag, was het van: Tiens!.. tu est là, vous, Edmond?..
Ik. - Ha, Karel! wat geluk u hier te zien, hoe gaat het, vriend?
Hij. - Et toi, Edmond, comment se porte-vous donc?.. Est-ce que tu veux venir aller ce soir avec moi, à Gand?
Ik. - Neen, Karel, ik kan niet weg, ik blijf hier... Maar zeg mij eens, vriend, wat zijt gij hier te Brussel komen verrichten, in die korte dagen?
Hij, ter zijde. - Hij is daar al weêr meê zijn gemeen vlaamsch!.. (Luid). Moi, Edmond, je suis venu présenter un répétition (petitie of smeekschrift) à le minist de n'intérieur, pour mon fils le coporal de soldat qu'on a flanqué dans le bac pour avoir donné - comment dit-on ça?.. Enfin, veur 'nen sergent nen klets op zijn muile te geven!.. Pauvre garçon, il sera dagradé, si le minist ne prend pas bien la répétition!..
Ik. - Maar, Karel, 't was bij den minister van het inwendige niet dat gij u moest begeven, maar wel bij dien van oorlog! - Van wat anders, Karel, ik heb eene boodschap te Vilvoorde gedaan, 't is bij vier ure namiddag; 'k heb sedert dezen morgend om 10 ure nog niets gebruikt... Willen we te zamen ergens gaan dineeren?..
| |
| |
Hij, invallende. - Och, non, c'est moi bien diné, pensez un peu: Soupe, deux viandes et deux sortes de volumes (légumes). Oui, oui, bien diné, moi...
Ik. - 't Schijnt dat ge te Brussel goed den weg weet, he, Karel?..
Hij. - O, je veux bien croir ça, écoute-moi bien, vous: En revenant den berg van 't hof af, jusqu'en bas de la rue, je prend à droite, la Galderie Sinte beer (Galerie St Hubert). Je passé le ‘Kazemie’ (le Casino), et je vas la galderie tout droit dehors, jusque devant 'nen grooten bazar! Alorsse je tourne à gauche par la rue de l'écurie (rue de l'Ecuyer), je traverse le petit pissage (petit passage de la Monnaie) et je suis sur la place de la grand' Comédie où on joue de grand ouperas avec de grande couvertures (ouvertures) vous savez bien, toi, où je veut dire, car en face - comme qui dirait ‘recht over in 't vlaamsch - il n'y a un fabrique de n'argent. Je contenu mon chemin en laissant dans la rue, à gauche, l'église de Viezesterre (Finisterre) et j'arrive ici à la place dihors l'ancien porte de Colombe (Cologne).
Ik rekte die zonderlinge samenspraak niet langer. Ik wenschte den zotten franskiljon - bij den Heer mag hij rusten - eene goede reis en trok, al lachende de stad binnen, nog mompelende van de:
| |
| |
Galderie Sinte beer, de Kazemie, de rue de l'écurie, de kleine pissage, de grand comedie, de kerk der Viezesterre, de ancienne porte de Colombe!..
|
|