| |
| |
| |
XIX.
Maatschappij De Noordstar - Mijn 50jarig Jubelfeest - Eene laatste anekdoot - Dierbare dooden.
In algemeene maandvergadering van December 1885 waarop men mij verzocht had niet te komen - men zal begrijpen waarom - nam de heer K. De Jaeger het woord, om bij het bestuur den wensch uit te drukken dat door de maatschappij eene vertooning gegeven wierde ter eere van Edm. Lauwers, die op het punt stond iets te vieren wat men in de vlaamsche tooneelwereld nog niet ontmoet had: een 50jarig jubelfeest als tooneelliefhebber en schrijver.
Het voorstel des heeren De Jaeger werd, onder donderend handgeklap, met algemeene stemmen aangenomen. Onmiddellijk kwam eene kommissie tot stand, bestaande uit de heeren: K. De Jaeger,
| |
| |
P. Defreyn, P. Michiels, H. Symays, J. Poot, O. Minnens en A. Delo.
Daar men den jubilaris, beleefdheidshalve, verzocht had de zittingen van bovengenoemde kommissie bij te wonen, heb ik mijne persoonlijkheid als tooneelschrijver willen ter zijde zetten; anders had ik voorzeker, voor de vertooning, de voorkeur gegeven aan mijn bekroond historiek drama: Gent in 1477 of Maria van Burgondië.
Er werd dus, uit kieschheid voor den veteraan-tooneelschrijver, besloten het voortreffelijk vaderlandsch gewrocht ‘Montigny’ van wijlen mijn hooggeachten vriend, kolonel F. Van Geert, op te voeren; en, om eenen onzer jongste schrijvers aan te moedigen, er het lieve blijspel ‘Schrik van Soldaten’ door Kints, bij te voegen.
De vrienden en goede kennissen - leden der Noordstar - werkten onverpoosd tot het plaatsen van kaarten. Medegeholpen door kunstbroeders van andere tooneelkringen van Brussel en voorsteden, en enkelen uit andere vlaamsche gewesten, greep deze 50jarige jubelfeest plaats in het Alhambra-schouwburg, den 16 Maart 1886, voor eene met een uitgelezen publiek opgepropte zaal.
Beide stukken werden door de knappe Noordstar meesterlijk gespeeld. Na afloop van het tweede bedrijf, werd ik in de hoofdrol ‘Montigny’
| |
| |
luidruchtig op het tooneel geroepen, en terwijl ik het talrijk publiek aan het groeten was, stond mij op den achtergrond eene verrassing te wachten: al de bestuur- en spelende leden der Noordstar, vergezeld door afgevaardigde leen van andere tooneelkringen zoo als de aloude koninklijke maatschappij ‘De Wijngaard’, de verdienstelijke ‘Jonge Tooneelliefhebbers’ van Brussel; ‘Broedermin’ van Sint-Jans-Molenbeek; ‘Vereenigde Vlamingen’ van Schaarbeek, enz. die mij beurtelings en namens hunne maatschappij, kwamen gelukwenschen en mij kronen, bloemtuilen, enz. aanboden, onder de herhaalde toejuichingen der aanschouwers. Ook verscheidene schoone geschenken werden mij overhandigd, namentlijk eene kostelijke gouden speld met diamanten omzet, het eereteeken der maatschappij verbeeldende, in naam der Noordstar; een prachtigen ring door de leden des ‘Wijngaards’ aan welken ik reeds meer dan 30 jaar verkleefd ben; eenen lauwertak van wege drie fransche tooneelliefhebbers uit Luik, met het opschrift: A notre vieil ami Edmond. Liège 16 Mars 1886. De heer J. Poot, tweede tooneelmeester der Noordstar bood mij, namens de spelende leden, eene gouden met lauwerblaren versierde kroon, waarop al de namen der spelende leden te lezen staan.
Bij het overhandigen door den voorzitter aan den
| |
| |
jubilaris van het geschenk, hem door de leden der Noordstar aangeboden, sprak de heer P. Defreyn eene zeer gepaste redevoering uit, die de algemeene goedkeuring wegdroeg en meermalen door de toejuichingen der aanschouwers onderbroken werd.
Diep ontroerd door zoo veel betuigingen van eer en kunstbroederlijke genegenheid van wege mijne vrienden en kennissen, als ook door de uitgelezene aanschouwers, bedankte ik allen met eenige goede woorden van erkentenis, belovende nog steeds, zoo veel het in mijne macht zou wezen, werkzaam te blijven, overal waar mijne belanglooze medewerking eenig nut of onderstand zou kunnen bijbrengen.
Dat de uitslag van deze voor mij onvergetelijke feest ieders verwachting overtroffen heeft, zal wel niemand verwonderen, wanneer ik hier bijvoeg dat zij, alle kosten afgerekend, nog eene somme van ruim negen honderd frank opbracht.
Eere den leden van het bestuur en het feestcomiteit!.. Dank den spelenden en anderen leden der Noordstar in het algemeen, voor hunne krachtdadige, broederlijke genegenheid!
Dat andere zang- en tooneelkringen, waarin ik vroeger werkzaam was, en nog ben, het mij eindelijk niet ten kwade duiden: overal heb ik in vriendelijke betrekkingen weten te blijven; altoos elken
| |
| |
kunstbroeder, zonder onderscheid, geacht en bemind. Maar... ik moet het met eene vlaamsche rondborstigheid toch bekennen: De Wijngaard en de Noordstar zijn de twee gezelschappen in welke ik, van den beginne af, de meeste vriendschap en genegenheid ontmoette. Tusschen de 260 leden die de Noordstar in haren schoot telt, heerscht er eene verknochtheid en eendracht welke men zelden ontmoet. Even als de Wijngaard bezitten zij een populairen voorzitter, Mr Defreyn, een werkzamen sekretaris, Mr Symays, een bekwamen tooneelmeester, Mr De Jaeger; in één woord: een voorbeeldig bestuur.
Ik zou over dit jubelfeest nog veel kunnen vertellen; maar ik wil mij bepalen met hier nog gedeeltelijk een viertal vlaamsche dagbladartikelen mede te deelen.
Uit l'Etoile belge van 13 Maart 1886.
.................
.................
.................
.................
‘Le jubilaire Lauwers n'est pas seulement un acteur d'un mérite réel, qui n'a jamais refusé le concours désintéressé de son talent aux oeuvres philantropiques, c'est aussi un auteur dramatique dont les pièces figurent encore au répertoire de nos sociétés
| |
| |
dramatiques flamandes.
‘Plusieurs de ces sociétés doivent à Lauwers les lauriers qu'ils ont cueillis aux concours, car il organisait et dirigeait les représentations avec une activité que ne s'est jamais ralentie.’
Uit Flandria van 14 Maart 1886.
‘Edmond Lauwers Jubelvertooning van 50jarig tooneelspeler en vlaamsch strijder wordt Dinsdag aanstaande door de zoo wakkere maatschappij ‘De Noordstar’ gegeven. Elk liefhebber van 't vlaamsch tooneel kent den verdienstelijken held van 't ontworpen feest. 't Is een onzer oude kloeke kampers uit het eerste tijdvak der vlaamsche tooneelbeweging, die eene uitgelezen schaar kunstenaars deed ontstaan. Eene halve eeuw reeds geeft hij zijn talent der vaderlandsche kunst ten beste, en nog steeds vindt men hem, oud van jaren, jong van hart, op de planken terug. In menigen kampstrijd mocht Edm. Lauwers menigen lauwer plukken. En 't geen hij vooral mocht genieten en geniet, is eenieders vriendschap. Want Lauwers is één dier ouden, van wien men zeggen mag: oud en vroolijk, gul en rond; vol mildheid en goedheid.
‘Vergeten wij het niet: Edm. Lauwers is ook een zeer verdienstelijke tooneelschrijver; zijne stukken dragen het kenmerk van gemoedelijken, treffenden eenvoud.’
| |
| |
Uit De Zweep van 14 Maart 1886.
.................
.................
‘In alle omstandigheden was Edm. Lauwers altijd bereid, kosteloos zijne medehulp te verleenen, om ons vlaamsch tooneel hier in stand te houden. Door iedereen bemind en geacht en door alle tooneelisten hoog gewaardeerd, mag hij meer dan iemand aanspraak maken, op ons aller genegenheid en dankbaarheid.
Zijne lieve blijspelen en menig goed opgevat drama, beleefden talrijke opvoeringen. Mr Lauwers is in onze beweging een schoon figuur, een man die tot voorbeeld der jongere strijders dienen kan.
Iedereen zal dus aanstaanden Dinsdag in den Alhambra zijn, om den grijzen kamper, om den vriend Lauwers de welverdiende lauweren te overhandigen.
Hij zal ze waarachtig wel verdiend hebben.’
Uit La Nation van 16 Maart 1886.
‘La société “De Noordstar” célébrera, aujourd'hui, Mardi, par une brillante représentation, à l'Alhambra, le cinquantenaire d'un de nos meilleurs artistes-amateurs flamand, Mr Lauwers, qui malgré ses 68 ans, est encore en pleine activité.
L'année dernière, il remportait pour la 22e fois un prix d'excellence au concours international de
| |
| |
Lierre, et ce dans le rôle d'un gamin de dix-huit ans.
L'heureux jubilaire est lui-même un auteur dramatique de mérite et un artisan intelligent et laborieux, généralement estimé.’
Daags na deze schoone jubelvertooning, kwam mij eene zeer goede en oude kennis tegen, die mij geluk wenschte, maar er bijvoegde: Dit is alles goed en wel, vriend Lauwers; echter moet ik u zeggen dat een akteur, hoe groot zijn talent ook weze, toch onder veel deftige lieden niet hoog gerekend wordt. - Dat is wellicht uw gedacht, onderbrak ik hem, doch niet het oordeel van iedereen! Luister liever.- En ik las hem het volgende artikel, twee dagen te voren in een fransch dagblad verschenen:
‘Tandis que bien des gens aux préjugés d'un autre siècle agitent encore leurs foudres de carton au seul mot de “théâtre” les prélats d'Angleterre donnent des conférences sur la scène d'une salle de spectacle en faveur de l'art dramatique!
L'évêque de Manchestre, le dr Fraser est, l'autre jour, monté sur les planches du Queen's theater pour faire l'éloge des grands acteurs.
Quiconque a vu jouer le Roi Lear, Hamlet ou Othelto, a dit l'évêque, a dû éprouver un sentiment qui élevait, fortifiait et même spiritualisait les esprits.
| |
| |
Il y a des gens, a-t-il ajouté, qui pensent que tout irait mieux si l'on supprimait entièrement les théâtres; on a essayé du temps des puritains, mais il s'ensuivit une violente réaction, et le théâtre devint une école de dissolution.’
‘Le prélat s'est flatté de connaître personnellement plusieurs acteurs, et il a vivement protesté contre la société, qui le prend parfois de si haut avec les artistes dramatiques...’
Na de lezing, stak ik het dagblad terug in mijne tesch en bezag mijnen wellevenden... slimmerik vlak in de oogen. Daar stond hij met den mond vol tanden, rood van schaamte, en ging heên. De les was hard geweest, maar verdiend.
Toen ik te huis kwam, vond ik er den verdienstelijken beeldhouwer L. Robyn, die mij kwam vragen om mijn borstbeeld te mogen vervaardigen. - Wat zegt ge daar, Robyn! riep ik uit... Denkt ge dat ik goesting heb mij... - Hou op, viel hij in, ik denk van dit alles niemendal! Ik kom u verzoeken uw borstbeeld in plaaster te mogen gieten, als gedenkenis aan uw 50jarig jubelfeest, omdat ik weet dat Edm. Lauwers, te Brussel en elders, zeer voordeelig gekend staat. Ge weet dat ik reeds mijnen naam heb gehecht aan de afbeeldsels van generaal Capiaumont, Conscience, burgemeester Anspach, minister Beernaert, enz. Laat mij den
| |
| |
naam van mijnen vriend Lauwers, een oprechten volksman, erbij voegen.
Na lang aarzelen, heb ik eindelijk toegestemd. Ik druk mijnen vriend Robyn hier nog eens, in eigen naam en in naam mijner kinderen, mijn hartelijken dank uit.
Op eenen Zondag der maand September j.l. zat ik met den heer P.M..... der ‘Noordstar’ in eene herberg een lekker potteken Faro te drinken. Sprekende over bovengemeld borstbeeldje, beweerde Mr P.M..... dat het niet zeer gelijkend was. De lezer zal gereedelijk met mij bekennen dat het mij niet toekwam dit oordeel te betwisten. Eensklaps ging de deur open, en een derde persoon, dien ik alsdan niet kende, komt ook aan onze tafel plaats nemen. Mr P.M..... en ik zetteden ons gesprek over een en ander voort, en de laatst aangekomene nam weldra - zoo als het meermaals gebeurt - aan onze samenspraak deel. Mij onverwachts het woord toesturende, zegde hij: 't Is zeker nevens Mr Edm. Lauwers dat ik gezeten ben? Op mijn bevestigend antwoord, ging hij voort: ik twijfelde er geenszins aan, want daar ik u gisteren op de schouw heb zien staan, heb ik u hier dadelijk herkend! - Verschoon me, Mijnheer, antwoordde ik hem glimlachend, ge zijt voorzeker mis, want ik heb de gewoonte niet mij ergens op de schouw te
| |
| |
plaatsen! - Zoo niet gij, heer Lauwers, dan toch uw borstbeeld; ja, u gisteren avond in 't lokaal van 't Willems-fonds, in 't wit en in 't brons gezien hebbende, zoo heb ik u. hier binnenkomende, onmiddellijk herkend!.. Wie nu verbluft opkeek, was de criticus, die daar zoo even beweerd had dat mijn borstbeeld niet gelijkend was. Wilt ge nu ook weten wie de persoon was die mij op... de schouw had zien staan?.. De nog jonge maar reeds befaamde dichter ‘Harpoen’.
Een redelijk groot getal exemplaren van bovengemeld borstbeeldje werden meesterlijk gebronzeerd door onzen geachten vriend Hauwaert, een oprecht artist in dit vak.
Met dit beknopt verslag over mijn 50jarig jubelfeest, eindigt ook ‘Mijn Gedenkboek’, waaraan ik jaren lang gewerkt heb, en dat ik van veel langeren adem had kunnen maken, want ik bezit, in aanteekening, nog menig getuigschrift, ontmoeting en gebeurtenis uit mijn veelbewogen leven. Maar ik denk dat de nieuwsgierigheid van den lezer reeds genoeg zal voldaan zijn en ik de pen mag neêrleggen, met de hoop dat er uit mijnen arbeid ook eenig goed moge spruiten.
Mijne fierheid gaat zelfs een weinig verder: als ik hier te Brussel, nu en dan het geluk zal hebben den nieuwen vlaamschen kunsttempel, met zooveel
| |
| |
smaak als kennis door den talentvollen bouwmeester Jan Baes vervaardigd, te bezoeken, zal ik met innige voldoening tot mij-zelven mogen zeggen: Ziedaar het gebouw waarvoor ik, gedurende meer dan eene halve eeuw, met het woord en met de pen, benevens veel anderen, heb gestreden. Ook mijn steen ligt in dat grootsch gebouw!
Mijne afgestorvene vrienden: H. Van Peene, P.F. Van Kerckhove, Eug. Zetternam, K. Ondereet, F. Roelants, Nap. Destanberg, Jan Kats, zoon, J. Roeland, kolonel F. Van Geert, J. Bruylands, G. Coryn, V. Driessens, W. Palmers, H. Michiels, enz. die allen op de bres zijn gevallen, hebben helaas! die voldoening niet kunnen smaken!
Den waarden en diepbetreurden vriend, D. Delcroix heb ik dáár, bij de opening, voor de laatste maal de hand gedrukt.
Dierbare medestrijders, rust allen in vrede in den vlaamschen geboortegrond, dien gij met ons zoo vurig bemind en zoo dapper verdedigd hebt!
EINDE.
|
|