| |
| |
| |
XVII.
Aankomst en voorval in 't Kamp van Beverloo. - Mijn 44jarig Jubelfeest.
Eenige dagen na het eindigen van mijn werk te Montigny-Tilleuil, bevond ik mij nog in de omstreken van Charleroi, en maakte daar bij toeval kennis met eenen ondernemer van openbare werken. De man was huisschilder van stiel, maar kende hoegenaamd niets van behangen of garnieren van meubelen. Hij vroeg mij, voor zijne rekening, hem naar het kamp van Beverloo te vergezellen, om het paviljoen van onzen koning, dat aldaar midden het park staat, geheel en al te vernieuwen, en terzelfder tijd het toezicht over 't ander werkvolk, schilders, timmerlieden, enz. te willen houden. Ik stemde toe, en drie dagen nadien kwamen wij, de ondernemer en ik, om 9 ure 's avonds, te Bourg-Léopold
| |
| |
- kamp van Beverloo - aan. Het eerste dat we daar vernamen was, dat onze werklieden hun werk hadden gestaakt. De tweede slechte verrassing was, dat de gastheer bij wien wij afgestapt waren, ons te 11 ure kwam zeggen ons niet te kunnen herbergen, zoodat wij te middernacht nog verplicht waren, in den regen, het kamp door, naar nachtverblijf te zoeken!.. Om één ure ontmoetten wij een halfdronken serjant, die ons grimlachende zegde: - Wel, waarom gij verlegen zijt! komt met mij, 'k zal u logement bezorgen zooveel ge wilt. En inderdaad, hij deed wat hij zei, maar... er was een groote maar bij!.. Wij bevonden ons in een schoone gemeubelde herberg, wij dronken elk eene goede ‘slaapmuts’ en vroegen dan om te bed te gaan. De dame des huizes leidde ons in eene tweede zaal, zeggende: ‘Ziet, Mijnheeren, gij hebt slechts te kiezen!.. Tableau!.. Het was dáár niet dat we zijn moesten; wij zochten eene kamer om te rusten, en men toonde ons eene slaapplaats van zekere... jufvrouwen!!.. Wij protesteerden hoog en hevig; maar werden even bitsig geantwoord. Het krakeel duurde zoo wat tot 2 ure van den nacht, daar men weigerde ons te laten vertrekken. De serjant, de oorzaak van alles, hield zich streng onzijdig. Op eens werd er hevig met den kolf van 't geweer op de deur gestampt. Eene... pensionnaire deed open
| |
| |
en... eene nachtronde van twaalf mannen, onder kommando van eenen serjant, stoof binnen. De onderofficier die ons in deze ‘galère’ had gebracht, werd de eerste bij den kraag gevat, omdat hij geen nachtverlof had; en wij, vreemdelingen die geene woonst hadden, werden insgelijks in 't midden der wacht geplaatst en... en avant, arch!.. op weg naar de hoofdwacht bij den kapitein.
Wij verklaarden den overste waarom wij in het kamp gekomen waren, en hoe de sergent ons misleid had. Daar hij ons niet kende en het te laat was om voor den kommandant te verschijnen, deed hij ons den nacht in de hoofdwacht doorbrengen. Wat den dronken onder-offiicier betreft, die vloog de muit in. Mijn rampgezel was alras aan het kaartspel met de soldaten der wacht; maar ik, die hoegenaamd geene spelen ken, had geen anderen troost - blauw van honger en scheel van dorst - dan mij, nevens eenige soldaten, op de britsch, ter ruste te leggen... Van tijd tot tijd schoot ik eens wakker, na van kampen, slagvelden, kanonnen, vechten, kerven, branden, moorden, enz. gedroomd te hebben.
Om 5 ure 's morgens, werd ik eensklaps uit mijnen slaap gewekt door een geweldig kanonschot. Dit kanon op eenen kleinen afstand der hoofdwacht en het paviljoen des konings, laat zich driemaal
| |
| |
daags hooren: 's morgends om 5 ure, des middags, en om 7 ure 's avonds. Wij werden onmiddellijk tusschen vier mannen van 't kamp en eenen korporaal naar den kommandant van 't kamp gebracht, die, na de verklaring van den ondernemer gehoord te hebben, ons op vrije voeten stelde. Dan zochten wij een behoorlijk hotel, place Léopold. Twee uren later nam ik mijne maatregelen om den arbeid te beginnen.
Het paviljoen Leopold II - sommigen zeggen ‘het paleis’, de koning noemt het ‘ma baraque de Beverloo! - is een zeer groot Châlet rustique, zeer kundig en smaakvol door de soldaten der ‘génie’ in hout en strooi opgemaakt. Het heeft slechts ééne verdieping of rez-de-chaussée, zoo wat 50 tot 60 meters lang en 26 breed. Langs den rechten vleugel de slaapkamers van Z.M. en de officieren van zijnen staf. Op den linker vleugel, de kamers der koningin en hare hofdamen. In het midden eene groote dans- concert- scherm- of banketzaal voor honderd personen - niet meer in dit laatste geval, want er is slechts een ‘service’ voor honderd personen. Op het einde der zaal twee redelijke kamers voor office, dienstboden enz.
Geheel het binnenste van dit ‘paleis’ is burgerlijk, zelfs zeer eenvoudig gemeubeld.
Van aan de statie van Bourg-Léopold, tot aan
| |
| |
't gemelde paviljoen ligt een ijzeren weg tot het gebruik des konings en zijn gevolg.
Na een zestal weken was mijn werk in 't kamp voltrokken.
Ik was sedert 1853, 't is te zeggen reeds 26 jaren de behanger-garnierder der prinselijke familie de Caraman de Chimay, en ik zou het misschien nog lang gebleven zijn, indien niet in 1879, ten gevolge der politieke twisten, de volgende veranderingen in de twee familiën hadden plaats gehad: Prins Joseph de Chimay, vader, gaf zijn ontslag als burgemeester der stad Chimay, trad in het privaat leven en ging zich voor goed te Londen vestigen, alwaar hij in 1886 overleden is.
De oudste zoon, Prins de Caraman, werd als Gouverneur van Bergen afgesteld, en de jongste, mijn beste kalant, gaf insgelijks zijn ontslag als burgemeester van Beaumont. en trok naar Frankrijk bij de familie zijner vrouw. Dit was nogmaals voor mij een harde slag, een onherstelbaar verlies. Wat tegenspoed heb ik toch overal en in alles ontmoet!
Drie maanden na mijne terugkomst uit het kamp van Beverloo, werd ik gelast met het stoffeeren van meubelen, vensters- en bedgordijnen, ten kasteele van Mr B..., te Marchienne-au-Pont. Terug in Brussel gekomen, ontving ik op eenen avond den
| |
| |
volgenden brief:
‘Monsieur,
Ne vous ayant pas vu avant votre départ, je tiens à vous dire combien j'ai été satisfait de vos travaux d'ameublement. Vous travaillez vraiment avec un goût, je dirais presque avec un art parfait. Vous pouvez, le cas échéant, envoyer chez nous aux renseignements, je n'en donnerai jamais que d'excellents.
Recevez, Monsieur, etc.
(Signé) Mme A.B.D.’
Eene maand later werd ik aan eenen heer, te Leuven, aanbevolen, maar die wilde, niettegenstaande de aanbeveling van eenen vriend, mij geen werk toevertrouwen, zonder eene verklaring van eenen kalant bij wien ik onlangs een schoon werk had afgemaakt.
Ik gaf het adres op van bovengenoemden heer B. Men schreef om inlichtingen en daags nadien ontving men het volgende:
‘Monsieur,
Vous pouvez employer Mr Lauwers en toute confiance, certain de voir exécuter vos travaux d'une maniere parfaite.’
Van den beginne tot het einde van 1879, had ik gewerkt aan een groot historisch tooneelgewrocht dat, volgens het oordeel van menig bevoegd too- | |
| |
neel- en letterkundig man, geroepen was om tijdens het 50jarig jubelfeest onzer onafhankelijkheid grooten ophef te maken.
Dit tooneelstuk werd voor den driejaarlijkschen prijskamp ingezonden; maar had de eer, met een zeventigtal andere tooneelwerken, waaronder veel van onze beste tooneelschrijvers, door het ‘Jury’ onwaardig verklaard te worden, den prijs weg te dragen! Hierover niets verder.
Bij mijne opgenoemde tooneelwerken, zal ik waarschijnlijk nog een zestal onuitgegeven stukken, in handschrift, achterlaten.
Ik was, zoo als ik vroeger zegde, sinds eenigen tijd tooneelmeester der ‘Vereenigde Vlamingen’ van Schaarbeek. Eenige leden, overtuigd van mijne diensten aan hunne maatschappij, en wetende dat ik mij, nagenoeg 44 jaar, druk met vlaamsche tooneel- en letterkunde bezig hield, vatteden het gedacht op eenige leden der verschillige maatschappijen, zoo als De Wijngaard, De Morgendstar, De Noordstar van Brussel; De Vrije Kunst van Laken; De Broedermin van Molenbeek; De Jonge Tooneelliefhebbers van Schaarbeek, enz. bijeen te roepen, om eene vertooning te mijner eer, bij mijne 44e verjaring als tooneelspeler en schrijver, in te richten. Dit ontwerp werd met algemeene stemmen aangenomen, en de vertooning
| |
| |
bestaande uit: De Jenever, door F. Vandesande, had plaats op 22 Maart 1880. De leden der bovengenoemde tooneelkringen, die hunne medewerking aan die prachtige vertooning leenden, waren de volgende: P. Defreyn, F. Vanderzeypen, A. Delo, K. Posch, L. Michiels, J. Goossens, A. De Clercq, Van Elewyck, J. Arntz, A. Van Loo, K. Van Loo, T Roels, F. Van Alphen, enz.
Onder de menigvuldige bewijzen van vriendschap en erkentenis die ons van alle kanten toekwamen, kan men de volgende lezen:
‘Hasselt den 21 Maart 1880.
Waarde Heeren,
.................
.................
.................
‘Gelooft wel, waarde heeren, dat overal waar het geldt een moedigen kamper als de heer Edm. Lauwers te vieren, de maatschappij “De Ware Vrienden” van Hasselt, het zich tot eene eer en tevens eene plicht rekent zich altijd eene van de eersten op de bres te bevinden.
En nu een krachtigen heilwensch en eene warme broederhand aan den fleren strijder voor
| |
| |
moedertaal en vrijheid, aan den held van het feest.
Aanvaardt, enz.
Namens de K.M. “De Ware Vrienden”:
De Sekretaris,
(Get.) W. Klock.
De Voorzitter,
(Get.) Delhuvenne.
De volgenden brief werd door den voorzitter, Mr Edm. Meses, op het tooneel afgelezen:
Ieperen den 20 Maart 1880.
Mijnheer de Voorzitter,
Het is met een gevoel van blijde ontroering dat de maatschappij “De Viaamsche Ster” vernomen heeft dat een harer eereleden, Mr Edm. Lauwers, zijne 44e verjaring als tooneelliefhebber en schrijver viert.
Een bewijs willende geven dat zij de moedige strijders voor Kunst en Moedertaal naar waarde weet te schatten, heeft zij in buitengewone vergadering besloten den Jubilaris een herinneringseermetaal op te dragen als erkentenis voor al het goede, dat hij op het gebied der verzedelijking en der menschbeschaving gesticht heeft.
Wees dus zoo goed, Heer Voorzitter, den heer Lauwers dit eermetaal te overhandigen, en hem in naam der “Vlaamsche Ster” die fier is hem onder
| |
| |
hare eereleden te tellen, hare gelukwenschingen toe te sturen.
Aanvaard, enz.
De Voorzitter,
(Get.) Ducornez.’
Gedurende acht dagen, spraken een groot getal vlaamsche dag- en weekbladen met den grootsten lof over dit schoon jubelfeest en over de puike vertooning door de vereenigde liefhebbers van Brussel en voorsteden gegeven.
|
|