| |
| |
| |
XI.
Uitvinding tot broodwinning - Schijfschieting te Calevoet - Ik werkte met Wiertz en Charle Albert - Een fransche Cavalier.
Gedurende eenen langen winternacht der maand Januari 1862, had ik, zoo als het mij meermalen gebeurt, van werk en allerhande uitvindingen en verbeteringen in ons behangers-ambacht, als het ware liggen te droomen, toen ik eensklaps tusschen 3 en 4 ure, stil het bed uitkwam en mij te schrijven en te teekenen neêrzette. Om 6 ure ontwaakte mijne vrouw en mij aldus bezig ziende, vroeg ze zeer verwonderd: ‘Papa’ wat doet ge daar zoo vroeg?.. Wat ik doe, ‘kameraadje’ - dit waren gewoonlijk de namen die wij elkander vriendelijk gaven - welnu, Nathalie, ik heb eene uitvinding gedaan. - Eene uitvinding!.. Ja, en terwijl zij zich
| |
| |
aankleedde, verzocht ik haar mijne uitvinding in teekening van nabij te komen bezichtigen. Mijne goede wederhelft bewonderde de gedachten van mijn werk en riep verrukkend uit: Best, Edmond, opperbest, vriend, dat het God believe dat gij daarin eens wel mocht gelukken en er geld meê winnen. Ik nam mijne verdere maatregelen, stelde mij met moed en vlijt aan 't werk en eenige maanden later, lazen wij in een fransch weekblad der stad Mechelen, het volgende artikel:
‘On voit exposée en cette ville, au jardin botanique, une ‘tente portative ou mobile’ pour jardins inventée par Mr Lauwers, tapissier-garnisseur, à Bruxelles.
‘Cette tente qui a fait l'admiration de tous les connaisseurs à l'exposition du temple des Augustins est d'une utilité et d'un agrément incontestable; elle se recommande sous tous les rapports pour un château, une campagne, un grand ou petit jardin; on peut en outre s'en servir pour les voyages aux bains de mer, pour la chasse, pour la pêche, pour excursions de sociétés, pour surveiller la récolte ou les travaux des champs, etc. etc.’
Welnu, waarde lezer of lezeres, zoudt ge niet denken dat veel anderen, na zulken grooten bijval, en na de goedkeuringen die ik hierover van alle kanten ontving, dat veel anderen, zeg ik, dikwijls
| |
| |
daarmeê fortuin zouden gemaakt hebben, of zoo niet, er mede eene groote somme geld gewonnen hebben?.. Ja, niet waar? Welnu, met mij was het geheel anders gesteld! Na meer dan twee jaren, buiten anderen dagelijkschen arbeid, mij er mede bezig gehouden te hebben, heb ik, ondanks alle mogelijke pogingen om hetzelve te doen gelukken, er eene schoone somme geld mede verloren!
Het heeft ook hetzelfde spel geweest met een bijzonder werkhuis dat ik had geopend voor het in 't nieuw wasschen van alle slach van vloertapijten. De oude tapijten door een nieuw systeem van wasschen kwamen uit mijne handen zoo goed als nieuw uit de fabriek; allen die ze kwamen nazien bewonderden dat nieuwwasschen en spraken ervan met den grootsten lof, en nochtans ik wist niet waarbij het kwam, deze nieuwe onderneming bracht mij weeral niet meer geluk of winst bij dan al het overige dat ik reeds sedert jaren vroeger beproefd had. Ik had goed met trommel en trompet te loopen, met duizende omzendbrieven rond te zenden, alles bleef vruchteloos. Bloedverwanten, vrienden en goede kennissen die mij sedert lange jaren kennen, kunnen het getuigen dat ik nooit de minste kans in mijne talrijke ondernemingen genoten heb. Voor veel anderen zal het onbegrijpelijk schijnen en nochtans het is wezenlijke, zuivere waarheid.
| |
| |
Eenige dagen voor 't nieuwjaar 1863, had ik ten huize van den heer baron Misson, in het salon van het 1ste verdiep, twee kostelijke garnituren venstergordijnen met draperijen vervaardigd; laat in den avond waren zij gehangen. Op het einde van het werk waren de baron en baronnes in stilzwijgenheid alles komen nazien, zonder ons eenige opmerkingen te maken, en in tegenwoordigheid van eenen moedwilligen gast - zoo als er veel zijn, omdat hij wat later dan na gewoonte moest arbeiden - drukten baron en baronnes mij de grootste voldoening over mijn afgedane werk uit, zeggende dat zij nog nooit met meerder smaak zulke schoone draperijen gezien hadden. Zoodanig waren zij er over te vreden dat, toen ik reeds beneden aan de straatdeur gekomen was, mij de dienstknecht nogmaals kwam bovenroepen en zij mij andermaal hunne gelukwenschingen herhaalden en beloofden mij zoo veel mogelijk aan te bevelen. De moedwillige gast kreeg 5 frank van den heer en 2 frank van de dame, - hij had het waarlijk niet verdiend; hij verliet het huis zonder enkel het gewoon ‘merci’ te zeggen!..
Ik had nu al menigmaal, met mijne wapenbroeders der burgerwacht, des Zondags eene schijfschieting bijgewoond en nooit een enkel prijsje kunnen winnen; het kwam er altijd op één of twee punten
| |
| |
op aan. Eindelijk in de maand Mei 1863, trokken wij als dappere... krijgslieden met ‘La société d'exercice de la 4me légion’ naar Calevoet, ter schijfschieting, gevolgd door een banket, gegeven op de kosten der maatschappij. Ik droeg den 2den prijs weg met 50 punten. De kameraden juichten mij hevig toe, ik stond verwonderd over zulke kans, ik had eene zilveren suikertang gewonnen!.. Na wel geëten en gedronken te hebben, trokken wij zingend naar Brussel terug, onder het uitvoeren van het bekende referein der burgerwacht:
A toi, Belgique, noble amie,
A toi, mon coeur, mon bras, ma vie,
T'aimer, te servir tour à tour,
Ah! c'est le chant d'amour
Des fils de la patrie, enz.
Huiswaarts gekomen zijnde, ontving mijne vrouw me met open armen, ze bewonderde mijne behendigheid en ook... de suikertang. Des anderdaags hoorde ik haar aan eene vriendin vertellen dat heur man voorzeker eenen der beste schutters van Brussel moest geworden zijn! Burgerwachten van hedendaags die mij leest, denkt ge niet dat, zoo wij met onze oude blaaspijpen, tegen uwe schoone, nieuwe en goede geweren moesten kampen, gij eens hartelijk zoudt moeten lachen?
Tijdens de Septemberfeesten van het voorgaande
| |
| |
jaar, was ik als Commissaire-adjoint van ‘le tir national’ benoemd geweest. Ik ontving hierover van wege het ministerie van binnenlandsche zaken den volgenden brief van bedanking:
‘Bruxelles le 23 Mai 1863.
Monsieur le Sergent,
Le tir national du mois de Septembre dernier, à la belle organisation duquel vous avez pris part comme Commissaire-adjoint, n'a rien laissé à désirer sous le rapport du service qui a été fait avec une entente parfaite.
Je me fais donc un plaisir de venir vous remercier du eoncours empressé que vous avez prêté en cette circonstance à la commission directrice du tir.
‘Agréez, Monsieur le Sergent, etc.
Le Ministre de l'Intérieur,
(Signé) Alp. Vandenpeereboom.’
In den loop des zomers 1863, werd ik door den vermaarden decoratie-schilder Charle Albert gelast met de versiering der rijke en prachtige tentoonstelling, buiten de oude Naamsche poort. Die buitengewone schoone expositie werd ingericht door de edelste damen der hoofdstad, ten voordeele van de arme weeskinderen - meisjes - van Brussel. Ik werkte daar ook onder leiding van den onsterfelijken kunstschilder Ant. Wiertz. Bij deze gelegenheid herinner ik mij nog eenige goede woorden door
| |
| |
dien beroemden kunstschilder tot mij gesproken, ziende dat ik een weinig ongeduldig was: ‘Ne vous impatientez pas, mon cher, parce que je fais faire plus de frais que nous n'avions pensé, et que je vous fait recommencer plusieurs fois votre besogne pour trouver l'effet que je désire obtenir de mon tableau! Il n'y a que les mauvais travailleurs qui murmurent quand on leur fait recommencer; le bon, le véritable ouvrier ne s'impatiente pas, il cherche, il cherche toujours et encore jusqu'à ce qu'il ait trouvé le résultat voulu. Comme j'ai été plusieurs fois déjà à même de vous apprécier, j'espère, mon cher, que nous finirons à nous entendre en continuant avec courage.’
Waf kon ik op zulke kalme waarheden antwoorden?.. Niets. Ik volhardde met moed, en daags nadien was de wijze, geleerde, groote schilder hoogst te vreden.
Na de expositie waarvan ik hier boven sprak, geeindigd was, ging ik met eenen gast, onder leiding van den bouwkundige F. Pauwels, het kasteel van den heer Dumont, te Ligny, behangen en garnieren. Op eenen Zondag achternoen, gebeurde daar niet verre van 't kasteel, eene plezante klucht in eenen ‘abreuvoir’ bestemd voor paarden te laten baden of zwemmen. Een fransche blagueur - zoo als er veel te vinden zijn - had aan tafel, bij
| |
| |
den hovenier alwaar wij gezamentlijk het middagmaal namen, met den koetsier eene wedding gedaan dat hij, om 't even met welk paard, in 't water zou gaan zonder zich nat te maken. Simoen de koetsier nam de wedding aan, terwijl hij ons in 't vlaamsch toefluisterde: ge zult niet weinig gaan lachen. De fransche babbelaar, die van 's morgends vroeg uitgegaan was en een druppel te veel gedronken had, stond nu met ons ongeduldig op het voorhof naar het paard te wachten, en riep op het zien van het beest: ‘Ha, ha! c'est ça le cheval vicieux dont vous me parlez! vous allez voir, Messieurs, comment je sais maîtriser le cheval le plus difficile!..’ Hij beklom inderdaad het paard zoo behendig als een goed ruiter, leidde het ros in 't diepste van het water, maar... dáár gekomen zette het zich volgens loflijke gewoonte op zijn... achterste neder, zoo dat onze Franschman - die een licht zomerkostuum droeg - tot aan den hals in het water dompelde!.. Hij tierde en schreeuwde als een bezetene, terwijl wij schokten van lachen. Toen de koetsier het paard zachtjes uit het water deed komen, lieten wij den stoefer uit ‘chez nous’ zijpelend op het hof staan en trokken, immer lachende, naar de kermis van Fleurus. Wanneer wij 's avonds terug kwamen, hingen de kleederen van onze franschen ‘cavalier’ nog aan de schouw te drogen. Den
| |
| |
dag nadien moest hij daarenboven de wedding betalen. ‘Jamais - en Belgique bien entendu - je ne monterai plus un cheval, car tous les chevaux ont des défauts ici; chez nous, ça ne se rencontre pas!!!..’
Zoo trachtte hij zich zelven te troosten.
|
|