| |
| |
| |
X.
Concerten, prijskampen - Ezels en peerdekoppen - De Verbroedering - Een vlaamsch beterhammeken - Iets ter verdediging van tooneel- en zangkundige liefhebbers.
Wanneer nu, op 29 Juli 1860, de zoo plechtige prijsuitreiking in de Halle, te Brugge, plaats had, las men eenige dagen nadien in een dagblad der stad, onder andere, het volgende:
‘Wanneer de heer Goeverneur der provincie, de stedelijke raad, enz. gezeten waren, nam de heer Ecrevisse, voorzitter van het ‘Jury’ het woord, gaf verslag over den prijskamp, en hij afwisseling van muziek en koorzang, werden vervolgens de prijzen den overwinnaren toegereikt. Hier had een hartroerend tusschengeval plaats: de heer Edm. Lauwers is gedeeltelijk leerling van den hoogst verdienstelijken tooneelspeler en schrijver K. On- | |
| |
dereet. De leerling had hier den meester overwonnen! en in plaats van afgunst te ontsteken, zoo als het, helaas, maar al te dikwijls gaat, werd hier in het midden van dit plechtig feest den meester door den leerling hulde gebracht, en den leerling door den meester den broederkus toegebracht!.. Zie hier, op weinige woorden na, hoe de heer Lauwers, zich bij die gelegenheid uitdrukte: ‘Mijne Heeren, ‘zeker is het voor mij eene uitstekende eer, heden in het kunstrijk Brugge, met de twee eerste prijzen van besten liefhebber, bekroond te worden; indien mij op dit oogenblik zulk eene groote onderscheiding te beurt valt, ben ik die gedeeltelijk verschuldigd aan den op de bres der tooneelkunst vergrijsden man, die hier vóór mij staat, want inderdaad, Mijne Heeren, het is de heer Ondereet die mij de eerste stappen op het tooneel geleerd heeft... Dus, meester, uw leerling blijft u niet ondankbaar, integendeel, hij bewaart u eene eeuwige erkentenis!..’ Zulke gevoelens van eerbied voor kunst en vooruitgang zijn de stevigste waarborgen van de zegerijke toekomst der vlaamsche zaak! Heil hen die zulke gevoelens in het hart dragen: zij zijn Vlamingen van den echten stempel!..’
Den 22 Augusti. zelfde jaar, vernamen wij nogmaals door de dagbladen, als uitslag in den
| |
| |
tooncelstrijd, acht dagen te voren te Antwerpen geëindigd, dat de prijzen als volgt waren toegekend:
1ste prijs, besten tooneelist, Mr Edm. Lauwers, van Brussel.
2de prijs, idem, Mr K. Ondereet, van Gent.
3de prijs, idem, Mr B. De Vriendt, van Gent.
October 1860, als volgt:
In den prijskamp van uiterlijke welsprekenheid, te Mechelen gegeven, heeft ‘De Morgendstar’ van Brussel, den prijs behaald voor het schoonste vaandel en het grootste getal aanwezige leden. Edm. Lauwers, lid der zelfde maatschappij, heeft den 1ste prijs in het deftige en den 1ste prijs in het boertige vak behaald.
Wij lazen in den ‘Observateur’ van 15 November 1860, het volgende artikel: ‘Mr Lauwers, de Bruxelles, qui avait remporté dans le courant de cette année, savoir: à Bruges, le 1r prix d'excellence et le 1r prix de la diction - drames - A Anvers, le 1r prix du meilleur amateur - vaudevilles - A Malines. le 1r prix de la déclamation - genre sérieux - et le 1r idem du genre comique, vient d'être couronné de nouveau, à Menin, en remportant, à l'unanimité des voix, le 1r prix de déclamation, genre sérieux. - Soit, six premiers prix en moins d'une année!.. C'est là, certes, de beaux triomphes qui font honneur à cet excellent artiste-amateur.’
| |
| |
Op eenen Zondag van October 1861, schreef ik eens twee brieven te gelijk - eenen vlaamschen en eenen franschen. De vlaamsche voor vriend Fastré, vermaarde hollandsche pianist-toonkundige, te Antwerpen, en de fransche brief voor eenen mijner kalanten. Mevr. de Cr...., te Dampremy-Charleroi.
Daar men mij reeds voor een en ander was komen stooren, had ik per vergissing den franschen brief in den vlaamschen omslag en den vlaamschen in den franschen omslag gestoken en alzoo de beide brieven met den post verzonden!
Twee dagen nadien ontving ik van Fastré een antwoord dat aldus aanving:
‘Beste, maar beroerde vriend, zeg me wordt je gek?’ enz. En acht dagen later vernam ik dat er te Dampremy, uit oorzaak van mijnen vlaamschen brief, eene soort van congres had plaats gehad. Al de overheden der gemeente: burgemeester, schepenen, sekretaris, de brigadier der gendarmen; dan de pastor, de onderpastor, de koster, de orgelist, de stoelkenszetter, tot zelfs de... champetter waren bij bovengenoemde dame in beraadslaging bijeengeroepen, en niemand, neen niemand was er in staat geweest den vlaamschen brief te lezen!.. Ecce Homo!.. niet waar, lezer? inzonderheid bij de Walen...
En sommigen durven ons, Vlamingen, voor...
| |
| |
ezels en... paardenkoppen uitmaken!!..
Den 3 April 1861, stichtten vijf kunstvrienden, namentlijk: J. Moret, K. Schepers, J. Vanstraelen, J. Kats en Edm. Lauwers, de maatschappij ‘De Verbroedering.’ Lauwers werd er voorzitter gekozen; reeds in hetzelfde jaar verkregen wij benevens ‘De Wijngaard’ eene toelage om eene September-vertooning in het Alhambra te geven. Een jaar later trok deze nieuwe kring naar den prijskamp van IJperen en werd bekroond met den 1sten prijs voor het drama, een eermetaal geschonken door den Graaf van Vlaanderen.
Drie jaren nadien, door meer dan ééne omstandigheid, had ‘De Verbroedering’ opgehouden te bestaan!!.. Vier der stichters zijn sinds dien overleden; de eenige overblijvende is de schrijver dezer gedenkschriften.
‘Kortrijk 14 Januari 1861.’
‘.......... ................. ...... Het behoort thans onze vurige erkentenis uit te drukken aan de heeren Lauwers, Schepers en Vanstraelen over hunne belanglooze medewerking in het concert, Zaterdag jl. verleend te hebben, door onzen ‘Cercle philantropique’ ingericht ten voordeele der armen dezer stad. In naam van onzen kring, in naam der noodlijdende
| |
| |
menschen, dank, en nogmaals dank, aan die edelmoedige en verstandige kunstenaars.’
‘Beaumont le 18 Avril 1861.
Monsieur Lauwers, garnisseur à Bruxelles.
...............
........ Pour votre gouverne il faut garnir trois fauteuils et douze chaises en toile américain grenat capitonné et recouvrir avec la perse que nous avons, les canapés et les fauteuils du salon rouge.
J'attends le plus tôt possible votre arrivée.
Je suis heureux d'avoir retrouvé votre adresse, car j'ai été bien satisfait de votre précédent travail.
Agréez, mon cher Monsieur Lauwers, etc.
(Get.) Duc de Caraman.’
Hier herinner ik mij met genoegen ‘d'historie’ van een vlaamsch boterhammeken. In den loop van 1861, verleende onze kunstbroeder, Ghiede Van Mol, zijne medewerking aan ‘De Verbroedering’ van Brussel, voor een uitstapje naar Kortrijk.
Van in den vroegen morgend uit de hoofdstad vertrokken, kwamen wij vroolijk en welgemoed om 10 ure te Gent aan.
Toen de spoortrein zich op nieuw op weg begeven had, bekroop de eetlust onze goede magen. Ha! sprak Ghiede, ik ben niet ontevrede dal mijne vrouw mij een klein boterhammeken heeft meê
| |
| |
gegeven, en hij trok netjes en zuiver uit een schoon papier eenen boterham met vleesch gevuld, van zoo ongeveer 40 cm.ters lang op 10 dik!.. Nooit hadden wij zoo'n boterhammeke gezien. We waren met 24 mannen, Ghiede viel aan 't snijden en deelde zijn... boterhammeken uit. Wanneer wij nog, buik sta bij, aan 't knabbelen waren en in de stad der Gulden Sporen toekwamen, gaven wij allen den overschot aan eene arme vrouw met 3 kinderen.
Toen wij des anderdaags gereed waren te vertrekken, ontmoetten wij nog eens dezelfde arme sul van daags te voren en zagen met verwondering dat de kinderen nog... aan 't peuzelen waren!..
Besluit: Als ge u op zekeren dag met bovengemelden vriend op reis begeeft, zet u onmiddellijk nevens en aan de zijde van G. Van Mol... zijne zorgvuldige wederhelft geeft heuren man altijd een klein boterhammeken meê!..
Op het einde van het jaar 1861, scheen mijn toestand waarlijk te verbeteren en vooruit te willen gaan, ja, alles scheen mij nu, tot geluk van gade en kroost, toe te lachen. Wij bewoonden een redelijk schoon en gerieflijk huis, in de Blindestraat, 7, thans rue de l'Arsenal. Wij hadden nog al veel en goede kalanten, ik bezigde, zomer en winter, vijf, zes, soms tot acht gasten en mijne vrouw stond gekend als eene bekwame kleêrmaakster die door- | |
| |
gaans ook met twee en drie meisjes werkte; mijne dochter die thans leerlinge van het Conservatoire was deed merkelijken vooruitgang - dit zelfde jaar behaalde zij eenen 2de prijs - zoodanig dat wijlen de beroemde Fétis, mij eens zeide: ‘Indien uwe dochter voortgaat zal zij eene uitmuntende muziekante worden.’ We waren, God dank, gezond en van eenieder geacht en bemind. Wij hadden geene hoegenaamde ambitie, maar wij leefden in vrede, ik persoonlijk was vergenoegd en blij, omdat ik een aanzienlijke meester geworden was; daarbij: kiezer voor de Kamers, de provincie en de stad, sergent - en had ik gewild, luitenant der burgerwacht - voorzitter der maatschappij ‘De Verbroedering’ als ook met 4 der bijzonderste meesters der stad Brussel, medestichter van ‘Le Cercle des Maîtres-tapissiers’ in één woord, ik achtte mij gelukkig, ik zag eene heilvolle toekomst voor gade en kroost te gemoet!.. Jammer maar dat alles - voor mij bijzonderlijk die schijnt wezentlijk onder eene slechte ster geboren te zijn - niet kan noch mag blijven duren, zoo als ik verder aan mijne waarde lezers zal kunnen vertellen; want wat ik al, sedert de veertig laatste jaren mijns levens, heb aangewend om eerlijk het dagelijksche brood te winnen, is onbeschrijflijk!.. Wat ik al bij dage en bij nachte heb overwogen èn gepeinsd,
| |
| |
gedicht, gezucht, gewerkt, geslaafd, geschreven èn gewreven èn geloopen, hoe ik aan alle deuren in steden en dorpen heb gebeld en geklopt!.. Niets, neen, niets is mij gelukt!.. Meer dan twintig malen heb ik moeder fortuin, de moedwillige! mij zien toelachen en telkens kwam het onmeêdoogende fatalisme eenen stok in het wiel steken!.. En genoot ik soms - 't geen mij zelden is voorgevallen - één of twee jaar gezondheid, voorspoed en geluk, dan kwamen vier, acht of tien achtereenvolgende slechte jaren in dewelke wij door geldverlies, ziekten en allerlei onheilen zeer diep en onverdiend getroffen werden!!..
Nochtans ik was, noch als werkman - 'k bewijs het verder met behoorlijke, onwedersprekelijke stukken - noch in geleerdheid en verstand, noch in andere bekwaamheden, niet minder begaafd, integendeel, dan mijne twee broeders. De oudste, Eugeen, is den 7 September 1870, in eenen goeden staat van fortuin gestorven, en de jongste, Adolf, leeft sedert 7 of 8 jaar met zijne echtgenoote als rentenier...
Sommige menschen met weinig vernuft begaafd, anderen nog met het oud en onrechtvaardig vooroordeel tegen de tooneelspelers bezield, kunnen ons wellicht eens toeroepen: ‘Haddet gij nooit vlaamsche noch fransche comedie gespeeld, haddet
| |
| |
gij ook nooit in geene concerten gezongen, gij hadt veel beter gedaan.’ Ik zou zulke onnoozelen kunnen antwoorden: ‘'t Is waar, Méâ culpa - ik belijde mijne schuld - ik heb met veel anderen het tooneel betreden en in menig concert mijne medewerking kosteloos verleend, zonder ooit mijne stoffelijke belangen verwaarloosd te hebben, maar meestendeels ben ik als akteur en zanger opgetreden, tot verzachting van gebreklijdende menschen; ten voordeele van arme weduwen en weezen, voor slachtoffers van brand, overstroomingen of andere rampen. In menige huisgezinnen heb ik met andere kunstbroeders een stukje brood bezorgd, den honger gestild, menigen traan gedroogd, en daardoor ook misschien eenige medemenschen van honger en dorst bevrijd.... Hierover kan menigen brief van bedanking ons toegestuurd, getuigen. Dat degenen die ons misprijzen zouden, dit alles overwegen, ze zullen eindigen met ons te bewonderen, wij, die uit liefde tot de kunst, voor het goede en het schoone, ter verlichting, beschaving en vooruitgang van het volk, de planken 50 jaar betraden!.. Wij speelden de comedie, ja, wij zongen in concerten, ja, wij werkten met het woord en de pen voor onze miskende schoone en rijke taal, als ook voor het verkrijgen onzer heilige vlaamsche rechten, terwijl sommige anderen misschien meermalen hun
| |
| |
huishouden, hunnen handel, hunne nijverheid, en wat meer is, vrouwen en kinderen, met biljaardkaart of menige andere spelen, te kort deden met sommen geld te verliezen en onnoodig te verkwisten.
Eene dame bij wie ik aan het werken was, berispte mij op eens, zeggende: Foei, Lauwers! wat ik laatst vernomen heb: gij speelt de comedie?.. Ik antwoordde: ja, Madam, en ik doe maar zoo als de edelste, de doorluchtigste, de rijkste en de hoogst geplaatste personaadjen van Frankrijk en België doen, die ten hunnen huize, tot zelfs in paleizen van keizers en koningen ‘la comédie de salon’ spelen. Dit zeggende bood ik haar beleefdelijk een gedrukt programma aan, van drie achtereenvolgende vertooningen, gegeven den 16, 17 en 18 Mei 1862, in de groote Salon der Gobelins, in het hotel des prinsen van Chimay de Caraman, te Brussel. Het théâtre heb ik zelf, op bevel van Prins Eugeen de Caraman, en tot groote voldoening dezer prinselijke familie, vervaardigd. De vertooningen waren samengesteld als volgt: 1o Un duel sans témoins; 2o Les erreurs de Jean; 3o Les deux timides en V'la le Général, allen comedies en blijspelen. Onder de akteurs en aktricen bevonden er zich prinsen en prinsessen, graven en gravinnen, markiezen, baronnen, enz. Ik bezit nog 2 pro- | |
| |
grammen ter inzage van eenieder.
De menschen zijn onwedersprekelijk zóó geschapen: ieder schepsel, ieder sterveling moet noodzakelijker wijze zijne uitspanning, zijn vermaak in ledige uren vinden, en het tooneelspelen is voorzeker de treffelijkste, de edelste, de beschaafdste en de zedelijkste school onder veel andere vermaken. Het is onbetwistbaar: de nederigste, de gemeenste werkman die soms vroeger de gewoonte had zich in drinkhuizen te gaan vergeten, wordt een ordentelijk mensch van het oogenblik af dat hij zich bij eene of andere tooneel- of koorzangmaatschappij verbonden heeft. Ik herhaal het: zang- tooneel- en letterkundige kringen zijn, bij armen en rijken, zoo vele scholen van beschaving, verlichting en vooruitgang.
|
|