| |
| |
| |
VIII.
Mijn vertrek naar Brussel, 1850 - Nationaal Tooneel van Antwerpen - Reis naar Beaumont - La chambre Napoléon - Verjaring van den Slag van Waterloo.
Na een verblijf van drie maanden te Rijsel, sprak mijne vrouw van niets anders dan naar het vaderland terug te keeren, vooral om ons dochtertje bij ons te kunnen nemen. Overtuigd dat zij het in de fransche stad niet gewoon kon worden, en vreezende dat zij op nieuw kon ziek worden, besloten wij Rijsel te verlaten en ons te Brussel te gaan vestigen. Nadat ik te Gent meester-tapissier en bestuurder van openbare verkoopingen was geweest, kon ik aldaar, in hoedanigheid van gast, niet werken.
Met nieuwen moed en volle hoop in de toekomst, vertrokken wij dus naar Belgiës hoofdstad, alwaar
| |
| |
ik mij bij eene oude kennis, heer Prosper Leroy, ging aanbieden. Ik verhaalde hem mijn wedervaren; hij aanhoorde mij met goedheid, aanvaardde mij onmiddellijk in zijn werkhuis en beloofde voor mij te doen al wat mogelijk was.
De rechtschapen meester hield zijn woord. Weldra overtuigd dat ik zijne belangen ter harte nam, werd ik, tien maanden nadien, zijn meestergast.
Twee jaren verliepen. In het begin van 1852, kreeg ik het gedacht voor eigen rekening te werken. Als ik dit besluit aan meester Leroy mededeelde, drukte hij mij zijn vurig spijt uit, maar keurde, van eenen anderen kant, dit besluit goed, zeggende dat ik inderdaad de man niet was om als gast te blijven werken.
Mijne vrouw kreeg harerzijds nog al werk. Ik begon met twee kleine kalanten, maar zonder geld, zonder het noodige van allen aard. en - het ergste van al - zonder krediet!.. Bij het aankomen van den winter, bood zich de gelegenheid aan, voor een paar maanden, bij eenen meubelmaker te Antwerpen te gaan garnieren. Op zekeren avond ontmoette ik in de Scheldestad de drie direkteurs van het nationaal tooneel in België, de heeren Driessens, Leytens en Tielemans, die ik niet kende, in gezelschap van vriend Nap. Destanberg. Door deze vernomen
| |
| |
hebbende wie ik was en wat ik reeds voor 't vlaamsch tooneel gedaan had, vroegen ze mij om, tijdens mijn verblijf in Antwerpen, ook deel te willen maken van den pas geboren troep. Na eenige overlegging, stemde ik toe, onder voorwaarde dat ik tot 5 ure 's avonds aan 't garnieren mocht blijven, om alsdan voor repetitiën en vertooningen te hunner beschikking te zijn. Ik genoot, even als al de andere artisten van 1ste klas, eene wedde van 110 frank per maand! De heeren artisten zijn hedendaags zoo goedkoop niet! - Bezitten zij daarvoor meer talent dan V. Driessens, Felix Vandesande, J. Dierckx, F. Van Doeselaer, Nap. Destanberg, enz.?.. Het antwoord wil ik schuldig blijven!
Ik verbleef te Antwerpen drie maanden; voor het eindigen van het tooneeljaar, was reeds mijn werk afgedaan en ik achtte mij gelukkig naar Brussel terug te mogen keeren.
Een tiental dagen na mijne terugkomst uit Antwerpen te Brussel, maakte ik kennis met de gebroeders Cels, fabriekanten in meubelpapier. Die heeren kwamen mij op zekeren morgend vragen of ik te Beaumont, in Henegouw, bij den ‘Duc de Caraman’ eenige meubelen wilde garnieren. Ik stemde met groot genoegen toe en schikte, gezamentlijk met mijne vrouw, alles tot mijn vertrek. Ik kwam met haar overeen dat zij gedurende mijne afwezig- | |
| |
heid voor eenige weken te Gent bij hare ouders zou verblijven en bij hare terugkomst ons dochtertje meêbrengen. - Zoo gezegd, zoo gedaan! - Wanneer ik nu 's avonds, om 10 1/2 ure, te Beaumont bij den hertog aankwam, was alles reeds stil op het kasteel. Een oude dienstknecht diende mij het avondmaal op, en zegde mij dat ik zou logeeren in ‘la chambre Napoléon.’ Wat zonderling samentreffen! De avond mijner aankomst was de 14 Juni 1852. Het gezegde van den ouden knecht: ‘la chambre Napoléon’ scheen mij latijn of grieksch te wezen!.. Wat wilde die man daarmeê zeggen?.. Vermoeid trad ik die kamer binnen, ontkleedde mij ras, blies het licht uit, omhelsde in den geest vrouw en kind en legde mij ter rust. Door het heldere maanschijn was het mij echter niet gemakkelijk in te slapen, toen eensklaps, na 12 ure 's nachts, mijne aandacht gevestigd wierd op een opschrift in gouden letteren op de schouw, boven een ingemaakten spiegel. Uit het bed springen, het licht aansteken, om met groote verwondering het volgende te lezen, was voor mij maar het werk van een oogenblik: ‘Napoléon Buonaparte, rejoignant son armée, a couché dans cette chambre le 14 Juin 1814, et c'est ici qu'il a arrêté ses dispositions et donné des ordres à ses généraux pour entrer en Belgique et attaquer les armées alliées quatre jours
| |
| |
avant la bataille de Waterloo.’
Mijne lezers zullen bemerken dat het juist dien zelfden dag 38 jaar was, dat Keizer Napoleon I, in dezelfde kamer, zelfde alkoof en zelfden bedstoel - al de overige meubelen waren veranderd, zoo als ik later vernam - geslapen had, waarin ik thans ook den nacht doorbracht!..
Alsdan verstond ik wat ‘la chambre Napoléon’ zeggen wilde. Den heelen nacht droomde ik van den grooten franschen keizer en van den slag van Waterloo!.. Het opschrift waarvan ik spreek staat nog te lezen in de aangeduide kamer van het kasteel der prinses de Caraman-de Chimay, kamer met balkoen op de groote markt te Beaumont uitgevende.
Na meer dan twee maanden verblijf op dit kasteel, kwam ik naar Brussel terug met een sommeken geld dat mij in de gelegenheid stelde redelijk groote werken te kunnen ondernemen.
Mijne vrouw en mijn dochtertje kwamen mij onmiddellijk vervoegen. Eene zonderlinge aangifte van werk stond mij als het ware af te wachten. Eene fransche dame uit de Bergstraat, aan wie eene andere mij aanbevolen had, bestelde mij een nieuwe sofa, twee zetels en zes stoelen in groenen fulp. Als de meubelen op den bepaalden tijd te huis kwamen, was alles wel en Mad. C..... zag er zeer
| |
| |
te vrede uit; maar toen het laatste, de 2 zetels, binnen het salon gebracht werden, wilde de dame zich in eenen derzelve neerzetten en vond - 't was in den tijd der overdrevene krinolien - dat de 2 zetels te smal waren, dat zij daarin op haar gemak niet was, en dat ik de zetels - eene waarde van fr. 160 - voor mijne rekening moest houden. Ik verbleekte zichtbaar, zei mij nadien mijn leerjongen, want zulk een onverwachte tegenslag was al te gevoelig voor een beginneling; doch ik hield me zoo goed mogelijk, en mij het spreekwoord: ‘stout gesproken is half gevochten’ herinnerende, sprak ik: O, dat is 't minste, Madame, ik zal die zetels voor eigene rekening houden en u in acht dagen twee breedere vervaardigen; wees maar gerust, Madame zal te vrede wezen. Wij brachten de geweigerde meubelen terug naar huis. Mijne vrouw, zulks vernemende, viel schier in onmacht en riep uit: God! de weigering van die eerste levering schijnt niets goeds te voorspellen. Met moeite stelde ik haar gerust, haar eenen goeden uitslag verzekerende. Ik overdekte zorgvuldig de twee fauteuils en verzocht vriendelijk mijne vrouw, er gedurende acht dagen niet meer over te spreken.
Tien dagen nadien deed de dame mij zeggen dat zij verwonderd was dat de voorwerpen nog niet te huis waren. Ik deed antwoorden dat het mijne
| |
| |
schuld niet was, maar wel die des meubelmakers die mij zoo lang had laten wachten; dat hij aan Madam mocht verzekeren dat ze 's anderdaags zouden geleverd worden. Op dien dag ontkleedde ik de twee onaangeraakte zetels en we droegen ze 's morgens vroeg - ik wist waarom - naar huis; voor de groote deur van het salon gekomen, plaatsten wij ze neder en ik ging op de tweede verdieping aan de deur der dame kloppen om haar te verwittigen. Na vijf minuten kwam zij ‘en négligé’ de deur der zaal open doen - ditmaal beefde ik als een blad - en de zetels aanschouwende, riep zij in verrukking uit: A la bonne heure, Monsieur, je constate avec plaisir que vous m'avez compris!.. Ze zette zich beurtelings in iederen zetel, en... bien, très bien!.. revenez le plus tôt possible avec vot' note, que je vous paie, car je suis très contente!!.. Ik liet het mij geen tweemaal zeggen, gaf, bij het afdalen van den trap, 'nen overgrooten Oef!.. en ging vergenoegd een halven liter faro drinken in den ‘Engel’, na vooraf mijnen leerjongen gelast te hebben het goede nieuws aan mijne gade te zeggen. Te huis gekomen, vond ik de goede vrouw van vreugde schier aan 't weenen!
Een uur later betaalde de dame glimlachende mijne rekening, zeggende: Je n'ai jamais été si bien assise que dans vos fauteuils, je vous recom-
| |
| |
manderai!.. - Ik dierf haar niet antwoorden: ‘'k Geloot het wel, Madame, gij hadt heden morgend uwe krinolien niet aan!..’ Moet gij niet bekennen, waarde lezer, dat dit voorval veel gelijkenis heeft met dat van zekeren kleêrmaker, aan wien men eenen jas deed veranderen, onder voorwendsel dat hij te nauw was, en welken meester snijder 24 uren later terug bracht, tot groote voldoening van den eigenaar, zonder er een hand aan gestoken te hebben? O, menschelijke grilligheden!..
Voor het eindigen van 1852, vervaardigde ik het eerst in Brussel een nieuw stelsel van ressort-bedden, ingevoerd en voor rekening van den heer Lemayeur-Detige, ‘Sommier Pasquier’ genaamd.
|
|