| |
| |
| |
III.
Dood mijns Vaders - Intrede der Franschen in België - Doortocht der Hollandsche krijgsgevangenen - Een slecht nummer in de loting - Ik word in den Mammelokker gestoken.
Den 13 November 1832, dag op welken ik, na een lang en aandringend verzoek des stervenden, van schoenmaker, den behangers-stiel begonnen had, verloren wij 's avonds, op klokslag van middernacht, na eene langdurige en smartelijke ziekte, veroorzaakt door het springen van het buskruit - waarvan ik vroeger sprak - onzen dierbaren vader... Met hem verloren wij, mijne broeders en ik, misschien eene gelukkige toekomst; onze voorbeeldige moeder bleef weduwe met drie zonen, van welke de oudste, Eugeen, slechts 18 jaren bereikte!.. Harde en wreede beproevingen voor eene teedere en deugdzame moeder die, door het afsterven haars
| |
| |
gemaals, zich om zoo te zeggen zonder fortuin en bijna zonder bestaan bevond, en niets betrachtte dan het geluk en welzijn harer kinderen.
Onze betreurde vader was slechts 24 uren begraven, toen wij op eens uit onze diepe droefheid gewekt wierden door het muziek eens regiments hoezaren en den doortocht des franschen legers, zich naar het beleg van Antwerpen begevende. Des avonds van dien zelfden dag, kreeg onze moederweduwe den last vier fransche voetgangers te logeeren!.. Alhoewel ik alsdan - 'k was 15 jaren oud - slechts eenige dozijnen woorden van de fransche taal machtig was, leerde ik aan deze manschappen, die na het avondmaal te huis bleven, eenige voor hen hoogst noodzakelijke vlaamsche woorden, om hen in de omstreken van Antwerpen, zoo veel mogelijk, door de menschen van den platten lande te doen verstaan, zoo als: boter, brood, bier, melk, kaas, tabak, water, zeep, enz.; in één woord, ik leerde die mannen bijna zoo veel als ik zelf wist. Moeder, die alles afgeluisterd had, moest in hare droefheid, ondanks zich zelve, er nu en dan eens mede glimlachen - want zij wist dat ik vroeger ter school van meester Rigauts, de gelegenheid niet had iets van deze vreemde taal te leeren. Ik begon niettemin van dan af aan, te begrijpen dat wij, Vlamingen, in ons land, zonder onze rijke taal te verachten -
| |
| |
zoo als er veel zijn - ook noodig hebben het fransch te leeren, om behoorlijk door de wereld te geraken, wel te verstaan voor diegene die de kans hebben om er met moed èn vlijt èn werken door te komen.
Des anderdaags, 18 November, vertrokken onze vier mannen met hun regiment naar Antwerpen; ik deed hen uitgeleide tot aan Sint-Amandsberg, droeg - zoo als vele burgers het deden - uit teeken van beleefdheid, het geweer van een... mijner ‘leerlingen’. Dáár namen wij afscheid van elkanderen, en... ik heb ze nooit meer wedergezien...
Bij deze gelegenheid wil ik eens mededeelen wat groote ‘antipathie ’ of afkeer, de fransche natie sedert bijna eene eeuw tegen de Pruisen heeft. Onder weg, hoorde ik fransche kanoniers aan elkander vragen - het grootste gedeelte van het fransche volk kent niets dan zijn land - ‘Mais dites donc, un tel, les Hollandais que nous allons combattre, qu'est-ce que c'est pour une nation?.. en een andere die vast en zeker een der verstandigste was, antwoordde den ondervrager: ‘Les Hollandais, mon cher, c'est... c'est une espèce de Prussiens!!..’ Eenige oogenblikken later, zongen diezelfde mannen een lied waarvan het referein aldus luidde:
Oui, Prussiens, garde à vous!..
| |
| |
Het kasteel van Antwerpen en deszelfs omliggende kleine versterkingen, zoo als het fort St. Laurent, enz., werd onder het opperbevel van den dapperen Generaal Chassé, gedurende zes weken door de Hollanders heldhaftig verdedigd, en in de maand Januari 1833, onder eervolle conditiën, het fransche leger overgegeven. De hollandsche krijgs gevangenen werden van uit Antwerpen, langs Terneuzen, Maldeghem en Maria-Kerke - min dan een uur van Gent - naar Saint-Omer, Frankrijk, gevoerd; de moedige officieren hadden verlof bekomen hunne degens te mogen behouden, de soldaten alleen waren ontwapend. Generaal Chassé had zijne wapenbroeders niet willen verlaten en vergezelde zijn overwonnen dapper leger in een open rijtutg; aan zijne linker zijde zat zijn ‘aide de camp’. Ik zie nog steeds dat deftig en vastberaden figuur vóór mijne oogen, voor wien wij allen, toegeloopene menigte uit Gent, eerbiedig den hoed afnamen.
Franschen en Hollanders trokken ons voorbij in zeer vriendelijke verstandhouding en vele rijke lieden waren hen uit de stad ook te gemoet gekomen en deelden den krijgsgevangenen geld, wijn, sterke dranken, tabak, enz. uit, welk alles met dankbaarheid ontvangen werd.
Op het einde van Februari, trok mijn oudste
| |
| |
broeder, Eugeen, in de loting Nr 1429; doch daar men veel soldaten noodig had en het bovengemeld nummer nog twijfelachtig was, moest hij ingevolge de wet, vier achtereenvolgende jaren met vier familie-vaders, als ‘soutien de veuve’ voor den militieraad verschijnen.
Hoe onvoorzichtig het soms zijn kan kwijtbrieven of kwitantiën te verwarren of te verliezen, wil ik hier, in 't voorbijgaan, eens bewijzen: twee jaar na de dood mijns vaders, kwam er eens eene dame, insgelijks weduwe, tot onze moeder om eene rekening van 240 hollandsche gulden, over levering van aan ons geleverde brabandsche wolle, te ontvangen. Moeder was verwonderd, maar verschrikte niet omdat zij wel wist de gevraagde som niet schuldig te zijn. De dame drong aan en verklaarde dat zij, na het overlijden haars mans, had moeten staat van goed opmaken en op de boeken gevonden had dat gemelde som niet voldaan was.
Moeder en mijn oudste broeder verzekerden het tegendeel, zeggende dat zij de factuur bezaten waarop het behoorlijk acquit door den man der dame was geteekend, en de dame vertrok, dreigende zich tot het gerecht te wenden. Er werden in ons huis van 's morgends tot 's avonds al de papieren doorzocht, maar te vergeefs, er was geen kwijtbrief te vinden!..
| |
| |
Na eene lange briefwisseling werd moeder voor het ‘tribunal de commerce’ gedagvaard! Nadat wij nu nauwkeurig - zoo dachten wij ten minsten - al de papieren onderzocht hadden en geene kwitantie te vinden was, ging moeder onvermijdelijk tot betaling veroordeeld worden, wanneer eensklaps op zekeren dag, toen moeder zich voor het tribunal bevond, mijn oudste broeder de voldane factuur tusschen eenige oude papieren zonder waarde ontdekte!.. Met twee sprongen en eenen wip, snelde hij tot bij den Voorzitter, die gereed was moeder tot betaling te veroordeelen, zeggende: Ziedaar, heer Voorzitter! hier is de kwitantie!!..
Besluit: verliest nooit kwijtbrieven!..
Bij het vallen van eenen schoonen September avond, was ik met eenige mijner speelgenooten op den ‘Kouter’ vergaderd, wanneer een schrijnwerkers-leerling met twee ronde tafelplankjes bij ons kwam, zeggende: hé, jongens, ziet eens, dit ware goed om te bolspelen, hé?.. Onmiddellijk had ik een der plankjes in de hand en deed het van den eenen naar den anderen kant der groote plaats rollen; maar eensklaps vloog mijn houten plankje, zonder dat ik het zelve wist, geweldig tegen de beenen van den plaats-luitenant Boon, bijgenaamd ‘Boontje’ uit hoofde van zijne kleine gestalte. Het mannetje maakte in de stad meer lawijt dan of hij
| |
| |
de generaal-bevelhebber der provintie zou geweest zijn; hij was barsch en onbeleefd met iedereen, en daardoor werd hij in het algemeen, in Gent, veracht. ‘Boontje’ was een dier gemeene door de revolutie geworden officieren, gelijk er te dien tijde nog al eenige waren. De man was, vóór 1830, kladschildersgast te Brussel. Had ik nu ‘Boontje’ bezeerd, dat weet ik niet, maar 't is zeker en vast dat 't mannetje in eene ‘katten colère’ schoot, en zich het recht aanmatigde eenen burgersjongen door eenen agent van politie bij den kraag te doen vatten en hem, als schelm en dief, voorbij ons huis trekkende, mij naar den ‘Mammelokker’ - 't stadsgevang - deed leiden!.. Ziedaar op welke wijze ik, alhoewel, lijk Keizer Karel, Gentenaar geboren ‘Vrijen burger’ der stad werd, zoo als men dit aldaar noemt.
Moeder, die zich niet op de teenen liet trappen wanneer het hare kinderen gold - inzonderheid als zij geen kwaad verricht hadden - was onmiddellijk bij Mr Willems, commissaris van politie, geloopen en mij een uur nadien met hem komen verlossen. Luitenant ‘Boontje’ kreeg nadien van den plaats-kommandant eene duchtige les, die hij voorzeker in lange niet zal vergeten hebben.
Eenige jaren later, vernamen wij dat die luitenant door de militaire overheid in ongenade naar Nieupoort verplaatst was, alwaar hij ook een paar
| |
| |
jaren nadien overleed.
Allerhande en meest droevige gebeurtenissen zijn onophoudend de eene na de andere voorgevallen, die ik waarlijk der moeite niet waard vinde hier aan te stippen. Alleenlijk moet ik melden dat ik mij zeer wel herinner het plunderen der groote gazetdrukkerij des heeren Stevens, drukker-uitgever en eigenaar van het dagblad ‘Le Messager de Gand’ op de Predikheeren-lei. De heer Stevens, een hevige Orangist - hollandschgezinde - werd daags nadien, onder geleide van gewapende macht en twee stukken kanon, naar het kasteel of citadel gebracht.
Ook de groote werkstaking der fabriekwerkers van 1834 en de onlusten daardoor veroorzaakt; het ging er zoodanig erg dat een eskadron kurassiers, verscheidene malen door 't fabriekvolk aangevallen, de Vrijdagmarkt moesten ontvluchten en dat men, onder de oogen der troepen, den Vrijheidsboom verbrandde!..
Ik was dus, sedert den sterfdag mijns betreurden vaders, zoo als ik vroeger verhaalde, ondanks mijzelven, van schoenmaker, behanger geworden, maar ik had den stervende mijn woord verpand, ik wilde hetzelve gestand doen. Doch, wat ik al aanwendde, wat moed ik aan den dag legde, wat pogingen ik deed, ik werkte, ja, maar had geene de
| |
| |
minste goesting om dit mij opgedrongen ambacht te leeren; ik verlangde gelijk een vischje naar het water om maar zoo gauw mogelijk 't jaar 1836 te zien aankomen met de hoop, door de loting, in het leger dienst te kunnen nemen. Zoodanig was ik alsdan op de soldaterij verzot dat ik des winters, toen het steenendik vroos, uren lang vrijwillig door die bijtende koû in den sneeuw ging loopen om mij, zoo dacht ik, eens soldaat zijnde, aan het slecht en zuur weder te gewennen; ja, ik wilde, kost wat kost, de wapens dragen!.......... ................. ....... Het langgewenschte tijdstip was eindelijk aangebroken, en de loting ook. Ik ging ten stadhuize en ik trok Nr 849!.. Daar 430 het laagste en 1565 het hoogste nummer was, had ik er mij juist midden ingetrokken!.. Ik was soldaat en hoogst te vrede, maar... moeder was het niet, integendeel; de goede vrouw deed mij door doktors en heelmeesters onderzoeken, maar te vergeefs; deze verklaarden te gelijk dat ik hoegenaamd niets te reklameeren had.
Zonder dat ik er iets van wist, bezorgde de arme weduwe een substituant of nummerwisselaar voor de som van 550 franks, om haren tweeden zoon ook bij haar te mogen behouden. Misnoegd over de opoffering die zij zich voor mij moest getroos, en,
| |
| |
en omdat ik overtuigd was dat zij in den toestand waarin zij verkeerde, zulke groote somme gelds niet uit haren handel trekken kon, en van den anderen kant wenschende soldaat te worden - zoo als het mijne roeping scheen te zijn - dierf ik, in mijne onervarenheid en kinderlijke ongevoeligheid, de vermetelheid zoo verre drijven de goede moeder te bedreigen, zeggende: ‘Wanneer gij die 550 franks besteedt om mij vrij van dienst te maken, zal ik mij vrijwillig engageeren!!..’ Waarop de deugdzame moeder mij kalm en weerdig antwoordde: ‘Doe, mijn zoon, wat God u 't best in 't harte geeft, hoort ge 't, kind?.. Wat mij betreft, ik zal, als moeder, mijne plichten tot het einde toe volbrengen. - Ik kan deze woorden niet neêrschrijven zonder tranen in 't gemoed te hebben.. O, wat zijn de kinderen toch dikwijls ongevoelige, ondankbare... wezens!.. Het is onwedersprekelijk de heldere, de zekere waarheid, dat het slechts is wanneer men de jaren van rijp verstand bereikt heeft, en wanneer men zelf vader of moeder geworden is, dat men kan begrijpen hoe wreed en ondankbaar men soms vroeger jegens zijne dierbare ouders gehandeld heeft.
|
|