Uit 's levens ernst en kluchten(1904)–Eliza Laurillard– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Een scherpzinnige. ‘Ik weet,’ zeî Jan tot Piet, ‘een raadsel: Je vader heeft een zoon, die niet Jou broeder is. Hoe kan dat wezen?’ ‘Dat 's vreemd; dat geef ik op,’ zeî Piet. ‘Wel, dat ben jij.’ - ‘Hoe zoo? Ben ik dat?’ ‘Welzeker, jij.’ En toen ging Jan 't Verklaren. ‘Gunst nog, ja!’ zeî Pieter, Maar vatte er toch niet alles van; Want later woû hij 't navertellen En zeî, met veel gewicht, tot Toon: ‘Ik weet een raadsel, vriend! - je vader, Versta me goed, - die heeft een zoon, Die niet jou broêr is.’ - ‘Dat zal ik zijn,’ Zeî Toon in 't eigen oogenblik; ‘Wat? Jij?’ zei Pieter: ‘'t mocht wat, ventje! Woû jij dat zijn? Neen, dat ben ik.’ Vorige Volgende