Uit 's levens ernst en kluchten
(1904)–Eliza Laurillard– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
[pagina 197]
| |
Maar, ziet! wat wil 't geval? - Brand komt er in haar woning.
Zij smijt, door schrik ontzind, pendules uit het raam;
Pakt dan een peluw op en draagt die van de trappen,
Maar - is tot spreken onbekwaam.
De schrik had haar verstomd. - ‘Wat ramp!’ zoo spraken velen,
En de echtgenoot der vrouw zeî dan ook ‘ja’ - maar dacht:
‘Intusschen heeft die brand, door haar de spraak te ontnemen,
Wel in mijn leven rust gebracht.’
Een jaar of wat daarna, 't was zonderling te noemen, -
Ontstond er weêr een brand, en, 't feit is meer beleefd:
Nu geeft de laatste schrik op eens 't vermogen weder,
Dat de eerste schrik ontnomen heeft.
| |
[pagina 198]
| |
De man was toen van huis; maar bij zijn wederkomen
Riep de echtvriendin hem toe: ‘O, man! wat ommekeer!
O, lieverd! wat een heil! Wat onverwachte zegen!
Ik kan weêr praten als weleer!’
Dat was een wond're zaak; en, die getuigen waren,
Die zeiden allen: 't was een plechtig oogenblik;
Maar de echtgenoot zeî niets, en heeft niets meer gesproken; -
Hij was, op zijn beurt, stom van schrik.
|
|