Uit 's levens ernst en kluchten(1904)–Eliza Laurillard– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Mijnheer de houder. Mijnheer De Houder is een wijze; Hij zegt maar niet op alles ja, Maar gaat, bij elk verzoek of voorstel, Den staat der zaak nauwkeurig na. Zoo geeft hij dus ook nooit zijn hulpe, Als wijsheid weigering gebiedt; Verkeerd te geven, doet men kwaad meê; Dus, dan geeft hij veel liever niet. [pagina 146] [p. 146] Men vraagt hem om een kleine gave, Ten bate van 't mishandeld dier. ‘Wel, neen!’ zoo luidt zijn ernstig antwoord, ‘Voor dieren? Neen ik! - Hoor eens hier: Door menschen wordt zoo veel geleden, Zooveel ellend, zooveel gemis, Dat, - neem dit oordeel mij niet kwalijk! - Die zorg voor dieren ziek'lijk is.’ - [pagina 147] [p. 147] Steun wordt gezocht en geld gezameld Voor 't liefdewerk van 't Roode Kruis. ‘Neen!’ zegt hij, ‘kom me dit niet vragen, Want daar ben 'k zeker niet van t'huis; Ik zeg: men moet geen oorlog voeren, Maar neemt gij nu gekwetsten op, Dan geeft ge een premie aan het slachtwerk; Dat is de onzinnigheid ten top.’ - Een warm en ijv'rig vriend der Zending Vraagt hem een gaaf voor 't Heidendom. ‘Mijnheer!’ is 't antwoord, vastberaden, ‘Kom met dit aanzoek nooit weerom; Er zijn in eigen land en natie Nog zooveel heid'nen! - 't heeft geen pas, Zooveel te doen voor verre volken, Alsof het hier niet noodig was.’ - Hem wordt de nood eens mans beschreven, Onlangs ontslagen uit de cel. [pagina 148] [p. 148] ‘Verlangt gij, dat ik dááraan doen zal?’ Zoo spreekt hij, - ‘neen! ik dank je wel, Een eerlijk mensch heeft vaak behoeften, Waar niemand ooit met ernst op let; Maar boeven helpt men; - fraaie liefde, Die zoo een loon op 't misdrijf zet!’ [pagina 149] [p. 149] ‘Mijnheer! indien 'k eens honderd gulden Van u ter leen ontvangen mocht,’.... ‘Neen, man! die iets van mij wil leenen, Die heeft een slecht adres gezocht; In dit geval kan 'k ook niet geven, Maar anders, ziet ge? in 't algemeen, Geef ik nog liever vijftig gulden, Dan dat ik vijf en twintig leen.’ - ‘Mijnheer!’... ‘Och, hemel! weêr een noodkreet 't Wordt voor mijne oogen geel en groen, Van al die nooden, al die vragen, - - Ik kan toch niet aan alles doen!’ Vorige Volgende