Uit 's levens ernst en kluchten
(1904)–Eliza Laurillard– Auteursrecht onbekend
[pagina 141]
| |
| |
[pagina 142]
| |
[pagina 143]
| |
[pagina 144]
| |
Bij de poort vraagt de wacht, hoe zijn naam is,
Met een vorschenden blik op 't portier;
En nu komt van den bok af het antwoord:
‘'t Is mijnheer de Markies van Saint Cyr.’
‘“Wat, mijnheer? - Er bestaan hier geen heeren.”’
‘Nu, dan enkel: Markies van Saint Cyr.’
‘“Een markies? Maar je diende te weten:
Er zijn ook geen markiezen meer hier.”’
‘Van Saint Cyr dan maar, zonder dien titel,
Als dit meer je bevredigen kan.’
‘“Van Saint Cyr? Wel, dat kan je begrijpen!
Niemand heet tegenwoordig meer Van.”’
‘Laat het weg dan, als Van u zoo hindert;
Is Saint Cyr, zonder meer, u dan goed?’
‘“In 't geheel niet! Een mooie historie!
Wij erkennen geen Santen-gebroed.”’
‘Nu dan Cyr, - niets er voor of er achter.’ -
‘“Wat? Dat woord is met Sire verwant,
En van Sire's, nu alles gelijk is,
Komt geen soort meer te pas in ons land.”’
‘Ja maar, meer kan 'k den naam niet verkorten.’
‘“Nu, dan keer je maar om en rijd voort,
Want een kerel, die zoo is geheeten,
Mag in geen geval vrij uit de poort.”’
|
|