Schotsche ruiten
(1887)–Eliza Laurillard– Auteursrecht onbekend
[pagina 281]
| |
[pagina 283]
| |
De liefde in worsteling met den haat.herinnering uit het oorlogsjaar 1870.Ga naar voetnoot1) Na 't boos en bloedig treffen bij Beaumont
Werd van het veld een tal van zwaargewonden,
Zoo goed als 't kon, naar Brussel heengevoerd,
Waar allen saâm de hulp der liefde vonden.
Tweehonderd lijders waren toen bijéén.
Maar met die schaar, uit Frankrijk opgekomen,
Was één soldaat, - of 't bij vergissing waar', -
Uit Duitschlands heir van 't slagveld meêgenomen.
De Duitscher stierf. - Reeds droeg de baar de kist;
En toen men 't kleed van rouw er over spreidde,
Vertoonde zich het roode kruis, - 't symbool
Der liefde, dat zoovelen troost bereidde.
| |
[pagina 284]
| |
Maar - nu de drom, die op 't barakkenplein
Gereed stond 't lijk naar 't doodenveld te volgen,
Ontdekte, dat die doode een vijand was,
Klonk schimp en smaad, verbitterd en verbolgen.
't Gestreng bevel sloot wel de lippen saâm
En deed op 't lest de schaar zich voortbewegen,
Maar haat en wrok vlamde in de blikken voort;
De voet ging meê, doch 't harte vloekte er tegen.
Zoo komt de stoet op 't somber kerkhof aan;
De lijkbaar staat; het kleed wordt opgeheven,
De kist getild, en straks is in de groef
Den vreemdeling een plaats van rust gegeven.
De leeraar, - van den doode een volksgenoot, -
Wiens oogen zacht van zonnewarmte gloren,
Terwijl de sneeuw hem kruin en slapen dekt,
Doet nu bij 't graf, in 't Fransch, deez' toespraak hoeren:
Mijn vrienden! - vrienden wil 'k u heeten,
Want deernis voel ik met de smart
Zoowel van 't Fransche-, als 't Duitsche hart, -
Mijn vrienden, 'k denk, gij zult wel weten.
Dat we in mijn land het doodenveld
Gewoon zijn vrede-hof te noemen; -
Ook mag ik fier me er op beroemen,
Dat God mij heeft in dienst gesteld
Eens Konings, in wiens eed'le borst
Nooit haat of nijd of wraakzucht woonde,
Maar die zachtmoedig zich betoonde
En goed voor elk; een vredevorst.
Hoort dan van mij een woord van vrede,
| |
[pagina 285]
| |
Waat zulk een woord voegt in mijn mond;
't Past aan mijn roeping en 't past mede
Bij deze plek, op dezen grond.
Die hier zn laatsten slaap zal slapen,
Hij was soldaat, - soldaat, als gij;
Gij voerdet voor uw land het wapen,
En voor zijn vaderland streed hij.
Wat dunkt ulieden? Was dat zonde?
Verdient hij dáárom schimp en smaad?
Geeft dàt u recht tot hoon of haat? -
Een Fransche kogel bracht de wonde,
Waaraan hij stierf, hem toe. Dat schot
Doet zijne gade als weduw klagen,
Zijn kroost al vroeg het rouwkleed dragen, -
Nu is 't genoeg, zeg ik, - - zegt God!
Nu is 't genoeg met wrok en veete;
Het offer viel; de haat zij stil!
Daar staat een kruis; uw hart vergete
Niet Christus' geest en 's Vaders wil.
Ook 't roode kruis spreekt van erbarmen,
En 't zwarte kruis voegt dit er bij:
‘Eens zal de Dood ook u omarmen;
Zorgt, dat u vrede in 't harte zij!’
Maar weet, dat vrede niet zal wonen
In 't hart, dat wrok en wrake voedt;
Verzoening willen, liefde toonen,
Dat, dat geeft vrede, dat is goed.
O! laat het Kruis u liefde leeren,
En wilt den strijder niet onteeren,
Die naar zijn plicht zich heeft geweerd;
Mij dunkt, dat, wie hèm wil vereeren,
Daardoor zichzelven 't meest vereert. -
| |
[pagina 286]
| |
Wie uwer wil nu Christen wezen?
Wie uwer legt zijn haat nu af?
Wie is geen vijand meer van dezen?
Wie wil hem eeren in zijn graf? -
Een oogenblik van stilte. - Maar daarna
Trad uit de schaar een krijger, diep bewogen,
Met grauwen baard, thans door een traan besproeid,
Die stil ontwelde aan de anders dreigende oogen.
Hij nam de schop den graver uit de hand
En stortte een worp op 's dooden laatste woning;
Zoo deed een tweede ook; toen een derde; en meer;
En elk, op 't lest, deed meê aan de eerbetooning.
Des Heeren geest had zachtkens, maar met kracht,
Elk hart geroerd, daar, op dien doodenakker;
En - waar de geest des Heeren 't harte raakt,
Daar ruischt de vreê, daar wordt de liefde wakker.
Tot liefde had het zwijgend kruis gemaand,
Verzoenend meê zich 't zwijgend graf doen hooren;
De Liefde had geworsteld met den Haat, - - -
Goddank! de kamp was door den Haat verloren.
|
|