Bloemen en knoppen
(1878)–Eliza Laurillard– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
Bij 't winnen viel hij
Al stervend neêr,
Maar won bij 't vallen
Onsterf'lijke eer.
Voor waarheid streed hij,
Voor recht en licht,
Den blik vol hope
Naar God gericht.
Hij brak de keet'nen
Der dwinglandij,
Hij maakte juichend
De waarheid vrij.
Haar ridder was hij,
Met hart en hand;
Hij was haar priester, -
Haar offerand.
| |
II.Gustaaf Adolf! gij zijt waardig,
dat het nageslacht u eer',
En de man zijn naaste zegge:
‘Dáár zonk deze strijder neêr!’
| |
[pagina 32]
| |
Maar geen beter cijns van eerbied
is u ooit gebracht geweest,
Dan door 't scheppen van de stichting,
die uw' naam heeft en uw' geest;
Stichting, die, van twisting verre,
liefst behoudt, versterkt, verbindt,
In 't verruimen van beklemden
plicht en taak en vreugde vindt;
Die daarbij niet vraagt naar leuzen, -
voor den volger van Calvijn
Niet iets anders dan voor Zwingli's
of voor Luther's vriend wil zijn;
Niet het nieuwe eenzijdig liefheeft,
ook niet enkel 't oude prijst,
Maar wier hart heeft plaats voor allen
en aan allen gunst bewijst;
Die dan ook heel de aarde rondgaat,
en, door grens noch taal gestuit,
Al de kind'ren der Hervorming
samen in haar armen sluit, -
Dit bewijzend, dat de Liefde
alle scheidingsmuren breekt,
En van alle wereldstreken
iedre taal verstaat en spreekt. -
| |
[pagina 33]
| |
Schoone stichting! Heilrijk voertuig,
Zweden's Koning! van uw' geest! -
Wat? Die geest is harte- en polsslag
van den Christus zelv' geweest.
Wie den Zwedensteen omwinden
met een lauwer, u ter eer,
Leggen daardoor óók hun hulde
bij den voet des Kruises neêr.
| |
III.Broeders! schraagt dat Bond der liefde,
door des Heeren geest gewijd!
Zet er saâm de schoud'ren onder! -
't Licht heeft nóg een zwaren strijd.
Meen'ge broeder houdt, ja, 't vaandel
der Hervorming nog omhoog,
Maar met zuchten in het harte,
maar met tranen in het oog.
Meen'ge plek heeft, ja, het licht nog,
maar omhuld van walm en damp;
Geeft wat voor die minbedeelden!
Geeft wat olie uit uw lamp!
Toont, dat van dien Gustaaf Adolf,
neen! van Jezus, iets u dringt,
| |
[pagina 34]
| |
Hebt het licht lief en de liefde,
maakt, dat wie nu zucht, eens zingt!
Zalft de wonden, steunt de krachten,
schoort de werken, hoedt het Woord!
Duldt niet, dat de Waarheid wegzinkt,
en de Vrijheid wordt vermoord!
| |
IV.'t Is Gustaaf Adolf weder,
Dien mijn verbeelding ziet,
En 'k hoor hem 't woord herhalen:
Neen, broeders! duldt dat niet!
En nevens hem treedt Luther,
Die trouw de hand hem biedt,
En die, als hij, ons toeroept:
Neen, broeders! duldt dat niet!
'k Zie Willem van Oranje,
Die op dat tweetal ziet,
En aan hun woord zich aansluit:
Neen, broeders! duldt dat niet!
| |
[pagina 35]
| |
V.Luther, Gustaaf Adolf, Willem!
Driemanschap van groote kracht,
Dat, geloovend, lievend, hopend,
Wond'ren heeft tot stand gebracht.
Ziet! daar staan ze als heldenbeelden,
Met een blik, die opwaarts gaat,
Donderwolken aan de voeten,
Zonnestralen om 't gelaat!
En, daarachter en daarboven
Zie ik 't reine Christusbeeld,
Dat, met uitgebreide handen,
Dezen drie zijn zegen deelt, -,
Maar dat dan tot òns het woord richt,
't Ernstig en doordringend woord:
Duldt niet, dat de Waarheid wegzinkt,
en de Vrijheid wordt vermoord!
Wèl hem, die mijn volgers navolgt,
hunne en mijne roepstem hoort!
‘Ja! wèl hem!’ zeggen thans nog eens die drie te zamen;
En Jezus Christus spreekt zijn luid en plechtig: ‘Amen!’
|
|