zoo als zij het noemden, en beducht voor den kwaden indruk, dien hun voorbeeld maken kon, wierpen de Russen het onverzettelijke broederpaar in de gevangenis, en dreigden hen met den dood. Hun antwoord bleef hetzelfde, hoe hard zij ook behandeld werden en met welke bedreigingen men hen ook vrees zocht in te boezemen. Eindelijk werd het vonnis des doods over hen uitgesproken. Op den bepaalden dag zouden zij naar buiten gebragt en opgehangen worden, zoo zij niet nog bij tijds tot inkeer kwamen en den gevorderden eed zweeren. Doch de broeders bleven volharden. ‘Liever’ sprak de regter in beider naam, ‘liever willen wij sterven, dan meineedig worden.’
Bij dit antwoord sloeg eene krachtige hand op den schouder van den spreker. Het was de kozak, die bij de gevangenis de wacht hield en uit de volheid des harten uitriep: ‘Braaf zoo, kameraad!’
De Russische overheid dacht er anders over, en liet op den bepaalden dag de broeders buiten de stad brengen. Zij waren, zoo als gezegd is, veroordeeld om opgehangen te worden; maar nogmaals bood men hun genade aan, indien zij aan het verlangen der Russen gehoor wilden geven. ‘Neen,’ antwoordden zij, ‘liever gehangen! Wij zijn hier niet gekomen om te onderhandelen, maar om opgehangen te worden.’
Deze standvastigheid trof de Russen. Bewondering maakte plaats voor gestrengheid, en edelmoedig beloonden zij den moed en de trouw der broeders. Zij schonken hun niet slechts het leven, maar zonden hen ook vrij naar Zweden, tot het land en den Koning, dien zij tot in den dood getrouw gebleven waren. De Koning van Zweden verhief hen tot den adelstand, en tot in hoogen ouderdom sleten zij, algemeen geacht en geëerd, hun leven te Stokholm.