| |
Benjamin Franklin.
Onder de merkwaardigste personen, die ooit uit den burgerstand tot hoogen roem en hooge waardigheden zijn opgeklommen, behoort voorzeker de man, wiens naam aan het hoofd van dit stukje staat, en uit wiens leven wij hier eenige bijzonderheden willen mededeelen. Als letterkundige, scherpzinnig schrijver, uitvinder, natuuronderzoeker en staatsman, alles ten welzijn van zijn vaderland en van de menschheid, heeft hij de bewondering en hoogachting verworven van allen, die ware verdiensten weten te huldigen.
Zijn vader, in 1682 uit Engeland naar Noord-Amerika verhuisd, was een zeepzieder en kaarsenmaker, en bestemde benjamin, het jongste van zijne zeventien kinderen, tot dezelfde beroepen, alzoo zijne middelen niet toelieten om dezen zoon, zoo als eerst het plan was, tot den kansel op te leiden. Nadat benjamin het gewone onderwijs genoten en ook wat latijn geleerd had, moest hij aan het pitten knippen, vormen vullen, in den winkel oppassen, en boodschappen doen.
Steeds leergraag en levendig van aard zijnde, vond hij in deze werktuigelijke bezigheden geen behagen, en wenschte ter zee te varen. Met dit oogmerk oefende hij zich ijverig in het zwemmen en het besturen eener boot, waarin hij menig togtje deed met zijne speelmakkers, die hem al spoedig, als den bekwaamsten
| |
| |
het voer overlieten. ‘Reeds vroeg,’ zoo verhaalt hij in de door hem zelv' geschrevene levensschets, ‘had ik lust in het aanleggen van werken van algemeen nut. Een molensloot, in de nabijheid van een moeras, diende ons bij hoog water tot vischplaats, maar door ons gestadig heen en weêr loopen werd de kant zoo drassig, dat ik aan mijne makkers voorstelde om een werf of hoofd aan te leggen en daartoe een hoop steenen, die bestemd was tot het bouwen van een huis in de nabijheid, te gebruiken. Zoo gezegd, zoo gedaan. Naauwelijks was het werkvolk des avonds vertrokken of wij togen aan den arbeid, en zwoegden vlijtig als de mieren. Onze kade was spoedig gereed, en de metselaars zagen den volgenden morgen de steenen tot hunne verbazing verdwenen. Dit bedrijf haalde mij, even als de overigen, eene ernstige bestraffing op den hals, in weerwil dat ik het nut van ons werk ter goeder trouw verdedigde. Men leerde mij bij die gelegenheid: dat niets nuttig kan heeten, wat niet strikt eerlijk is.’
Tot het inprenten van zulke grondbeginselen strekten ook veelal de tafelgesprekken zijns vaders. Nooit daarentegen werd er over de keus, of het meerder of minder smakelijke van eenige spijs gesproken, zoodat franklin al vroeg gewend werd daarop weinig acht te geven, en in later tijd moeite zou gehad hebben, om te zeggen, waaruit de, weinige uren te voren, door hem genuttigde maaltijd had bestaan; hetgeen hem op zijne vele reizen goed te pas is gekomen.
Tot zijn twaalfde jaar bleef benjamin bij het vak van zijn' vader. Omstreeks dien tijd maakte deze den knaap, ten einde hem van zijne zucht voor de zeevaart af te leiden, met verschillende ambachten bekend, waardoor in hem de lust ontstond en bijbleef om bekwame werklieden hunne gereedschappen te zien hantéren, en hij kennis genoeg verkreeg om zelf als het noodig was de werktuigen voor zijne natuurkundige proeven te vervaardigen. Gedurende
| |
| |
eenigen tijd werd hij nu leerling bij eenen zwaardveger en messenmaker te Boston; maar daar hij een groot liefhebber van lezen was, besloot zijn vader hem bij eenen zijner oudere zoons het boekdrukken te laten leeren. Dit viel juist in franklins smaak. Reeds had hij alles gelezen wat hem was voorgekomen in zijns vaders boekverzameling, die echter geheel uit godgeleerde werken bestond en dus aan zijn' wetenschappelijken geest niet het noodige voedsel schonk. Thans kon hij zijn hart ophalen aan reisverhalen, en nadat hij zijne weetgierigheid voldaan had, verkocht hij dikwerf een voor zijn zakgeld aangekocht werk weder, om zich een ander te kunnen aanschaffen.
Spoedig was hij zeer bedreven in het letterzetten, waarbij hij tevens de gelegenheid had om, al werkende, opstellen van verschillenden aard te lezen. Ook kreeg hij door kennis met boekverkoopersknechts menig boekdeel, voor korten tijd, soms slechts voor éénen nacht, ter leen, en een Heer te Boston, die de leergierigheid van den knaap had opgemerkt, stond hem het gebruik van zijne niet onaanzienlijke boekerij toe. Men kan denken, hoe gelukkig benjamin zich onder dit alles gevoelde. Het lezen van verzen wekte om dezen tijd eene sterke neiging voor de dichtkunst bij hem op. Hij vervaardigde dan ook eenige stukjes; onder andere twee ballades, waarvan de eene, die het verhaal van eene pas voorgevallen schipbreuk behelsde, door zijnen broeder uitgegeven en in grooten getale verkocht werd. Zijne ijdelheid werd door zulk eenen opgang niet weinig gestreeld; maar de verstandige vader, die begreep dat zulks ligtelijk tot benjamins groote schade zou kunnen uitloopen, spotte met zijne rijmelarij, en overtuigde hem, dat verzen maken eene slechte broodwinning was. Zoo ontkwam hij aan het gevaar van misschien een onbeduidend of middelmatig dichter te worden, vestigde de aandacht weder op ernstiger studiën, en werd een der nuttigste sieraden der
| |
| |
maatschappij; ofschoon het niet te ontkennen is, dat hij, bij die wending van zijnen geest, naar zijne lettervruchten te oordeelen, zich voortaan te uitsluitend tot het stoffelijk voordeelige bepaalde.
De vriendschap met eenen jongeling, even leergierig als hij, gaf aanleiding tot eene briefwisseling, die den vader gelegenheid gaf, om hem het gebrekkige van zijn' stijl te doen opmerken. Benjamin, die dit zelf inzag, besloot, nadat hij hel weekblad de Spectator in handen gekregen had, dien schrijftrant na te volgen, en van dien tijd af oefende hij zich in de kunst van stellen.
Zoo was hij zestien jaren oud geworden, toen hem een werk in handen kwam, waarin het gebruik van dierlijk voedsel afgeraden werd. benjamin bepaalde zich nu tot dat uit het plantenrijk, maar dit laadde hem de bespotting zijner dischgenooten op den hals; (zijn broeder namelijk nam het middagmaal met zijne werklieden in een kosthuis, en verrekende dit bij de betaling van het loon). Daarom kwam hij met dezen overeen, dat hij de helft van het eetgeld in spetie ontvangen en dan voor zich zelven zou zorgen. Met veel overleg bepaalde hij zich nu tot aardappelen of rijst, die hij zelf gereed maakte, of tot een stuk brood, en bespaarde alzoo de helft der bedongene penningen, die alweder tot den aankoop van boeken strekte. Hij verzekert, dat de eenvoudigheid van zijne spijzen veel heeft bijgedragen tot de helderheid zijner denkbeelden en de vlugheid van zijn begrip. Het was ook om dezen tijd dat hij, naar aanleiding van zeker boekwerk, de Socratische wijze van spreken bij twistredenen aannam, en hij maakte zich die volkomen eigen; doch liet ze later weder varen; alleen de zedige uitdrukkingen: Ik verbeeld mij; ik veronderstel: het schijnt mij toe, enz., behoudende, en steeds een beslissenden toon vermijdende. En dat heeft, naar zijne verklaring, hem veeltijds in staat gesteld om anderen tot zijn gevoelen over te halen.
| |
| |
In het jaar 1720 of 1721 ving zijn broeder de uitgaaf van een dagblad aan, zijnde het tweede in Noord-Amerika, waartoe verscheidene letterkundigen hunne bijdragen leverden. Ook onze benjamin zond, zonder iemands medeweten, opstellen daarvoor in, en had dan het genoegen, het schrijven des onbekenden te hooren beoordeelen en wel meermalen met lof. Intusschen behandelde zijn broeder hem zoo hard, dat hij, om het even hoe, van zijne verbindtenis als leerling bij dezen ontslagen begeerde te worden. Derhalve begaf zich de nu zeventienjarige franklin, zonder iemands voorkennis, naar New-York; een ligtvaardige stap, dien hij zuur genoeg boette; want ontbloot van aanbevelingen en geld, en daar ter plaatse geheel onbekend zijnde, kon hij te New-York geen arbeid vinden, en zou dus spoedig aan nijpend gebrek ten prooi geworden zijn, zoo hij niet den raad ontvangen en gevolgd had om zich naar Philadelphia te begeven, alwaar hij gelukkig een onkundigen drukker aantrof, bij wien hij niet alleen aan het werk kwam, maar zich al spoedig onmisbaar maakte. Een vrij aangenaam leven in den omgang met leergierige jonge lieden kwam hierbij, en dit maakte dat hij niet meer verlangde naar Boston terug te keeren, waar niemand zijn tegenwoordig verblijf wist, uitgenomen een vriend van zijne vroegste jeugd.
De gouverneur van het gewest, die bij toeval zijn' goeden stijl leerde kennen, was daar zeer mede ingenomen, en moedigde hem aan, om zelf eene drukkerij op te zetten. Tot zulk eene onderneming behoorde echter geld, en onze benjamin bezat nog maar een zeer geringe overwinst van zijne dagloonen. Hij vertrok dus met een' brief van den gouverneur, den Heer keith, naar huis, ten einde van zijnen vader het noodige te verkrijgen. Met vreugde werd hij hier na een afwezen van zeven maanden ontvangen: want zijne betere kleeding, een zakuurwerk en vijf pond
| |
| |
sterling (f60) strekten ten bewijze van zijne vlijt, zuinigheid, en goed gedrag. Ook pronkte hij wel wat veel met zijn schat, en beging daardoor eene fout, die zelfs toenmaals de verzoening met zijn' broeder, den boekdrukker, tegenhield. Ook in het doel zijner reis slaagde hij niet, want de vader achtte hem nog te jong, om zoo veel geld te beheeren, als tot de gezegde onderneming noodig was. Daarentegen keerde hij met goede vaderlijke lessen naar Philadelphia terug. Op dezen togt werd hij op tweederlei wijzen rijker in ondervinding. Ten eerste kreeg hij door aan iemand geld te leenen, dat hij voor een ander had ontvangen, de overtuiging, dat hij inderdaad nog niet geschikt was, om zelf belangrijke zaken te besturen, en ten andere liet hij zijn besluit weder varen om nooit meer dierlijk voedsel te gebruiken. Men had namelijk aan boord, gedurende eene stilte, eenige kabeljaauwen gevangen. Dit achtte benjamin eene soort van moord; want, dacht hij, ‘een visch doet niemand kwaad, en hij kan zelfs geen kwaad doen; het dooden er van is dus niet te regtvaardigen, en het visschen ongeoorloofd.’ Doch toen de mootjes uit de pan kwamen en zulk een' lekkeren geur verspreidden, beving hem de lust, om er ook van te proeven, en nu begon hij dus te redeneren: ‘Toen de kabeljaauw geopend werd, zijn er kleine visschen in zijne ingewanden gevonden; hij had dus andere visschen gegeten, en bij gevolg is er ook geen reden om hem niet te eten.’ Zonder gemoedsbezwaar at en smulde hij nu met de overigen mede.
De gouverneur van Philadelphia, in zijn plan om eene goede drukkerij aldaar te vestigen te leur gesteld, haalde nu franklin over om naar Engeland te gaan, ten einde van daar het noodige te halen; waartoe hij hem aanbeveling- en credietbrieven zou verschaffen. Ongelukkig was deze Heer een van die menschen, welke veel beloven, maar weinig doen. Franklin ging, in jeugdig
| |
| |
goed vertrouwen, scheep, maar zag zich op het einde der reis bitter bedrogen; want in het pak brieven, door den gouverneur medegegeven, was er voor benjamin geen enkele te vinden. Daar stond hij nu in de groote wereldstad, zonder aanbeveling, zonder bekenden, en met eene slechts zeer matig voorziene beurs! en men kan niet ontkennen, dat hij zich bij deze gelegenheid niet geheel vrij toonde van die waaghalzerij, waaraan de Noord-Amerikanen nog altijd mank gaan; doch tevens blijkt uit zijn voorbeeld, hoe goed het is, eenige zaak of werk wel te verstaan; want dit hielp hem weder uit den nood. Hij vond arbeid, en zoo wel beviel het hem te Londen, dat hij bijna vergat in Amerika een meisje te hebben achtergelaten, waaraan hij trouwbelofte had gegeven.
Bezig met het zetten van een werk over de natuurlijke godsdienst, schreef hij een stukje tegen sommige daarin voorkomende stellingen, van welk opstel mede eenige exemplaren werden gedrukt. Het drukken van dit vlugschrift rekende hij later ook onder zijne mispassen, ofschoon het hem de achting zijns meesters won en met kundige mannen in betrekking bragt.
Intusschen had hij een' vriend, die met hem uit Amerika gekomen was en diens meisje ten zijnen laste gekregen, wat zijne verdiensten verslond; maar van dezen last ontslagen zijnde, begon hij weder te sparen, en verkreeg werk en hooger loon op eene grootere drukkerij. Na op deze wijze twee en een half jaar te Londen doorgebragt te hebben, begon hij weder naar Philadelphia te verlangen. De genoegelijke uren, daar gesleten, kwamen hem weder voor den geest, en daarbij voegde zich de gelegenheid om in dienst te treden bij den heer denuam, een' koopman aldaar, dien hij hoogachtte en die hem in de gelegenheid stelde om te reizen. Franklin meende nu het boekdrukkersvak voor altijd te hebben vaarwel gezegd, en stelde zich veel geluks van
| |
| |
zijne nieuwe betrekking voor, doch reeds vijf maanden daarna stierf zijn patroon, die hem slechts een klein legaat naliet; zoo dat hij op zijn 22ste jaar weder, zonder eenig uitzigt, aan zich zelven was overgelaten. Na vergeefsche pogingen om hij den handel geplaatst te worden, keerde hij ten laatste met weêrzin tot zijn voormalig handwerk bij den boekdrukker krymel terug, die nog altijd even onkundig in zijn vak was gebleven. Er was werk genoeg; doch de knechts waren onbekwaam, en franklin moest alles zelf regelen. Hij begon dus met de werklieden te onderwijzen, goot zelf de ontbrekende letters en versieringen, maakte inkt, en bragt den winkel in orde, zoodat hij spoedig onmisbaar voor zijn' patroon werd. Naar mate echter de overige knechts bekwamer werden, toonde krymel zich minder te vreden, sprak van loonvermindering, en scheen het er op toe te leggen, om met hem in twist te geraken. Dit gebeurde en franklin verliet de drukkerij, zoo 't scheen tot zijne schade, daar hij bij geen' anderen drukker arbeid kon vinden. Evenwel liep deze schijnbare tegenspoed tot zijn voordeel uit. Een der knechts namelijk van genoemden krymel, die groote achting voor franklin had opgevat, stelde hem voor, om voor gezamenlijke rekening eene drukkerij op te rigten; waartoe zijn vader de gelden zou voorschieten. Dit geschiedde ook, alzoo die vader benjamin genegen was, wegens den gunstigen invloed, dien deze op het gedrag zijns zoons had uitgeoefend. In weerwil der slechte behandeling van krymel ondervonden, hielp franklin dezen toch, terwijl de benoodigdheden voor de nieuwe drukkerij uit Engeland gewacht werden, aan een voordeelig werk, dat krymel anders niet zou hebben kunnen aannemen. Het goede wordt beloond; want, ofschoon franklin hier, door
krymel, wiens geldmiddelen in treurigen toestand waren, nog eenigen tijd staande te houden, tegen zijn eigen belang scheen te handelen,
| |
| |
had hij er dit voordeel van, dat hij met verschillende leden van het bestuur te Burlington in betrekking kwam, die hem weder met andere belangrijke personen in kennis bragten.
Intusschen was zijne drukkerij naauwelijks in orde, of er kwam een buitenman, aan welken hij de eerste vijf schellingen in zijne eigene zaak verdiende, ‘en’ zegt hij, ‘geen geld kwam ooit beter te pas of gaf mij meer genoegen.’ Hij had dit aan een' goeden bekende te danken, en de herinnering aan zijn toenmalig geluk, maakte ook hem, in later tijd, steeds gezind om jonge lieden voort te helpen.
Dat het franklin niet aan ijver ontbrak, heeft men reeds kunnen opmerken. Natuurlijk werkte hij voor zich zelven met niet minder vlijt, dan voor anderen. Van den vroegen morgen tot elf uren in den nacht en soms nog later arbeidende, deed hij veel af, en trok daarenboven de aandacht zijner medeburgers tot zich, wier hoogachting en vertrouwen hem ongezocht ten deel viel. Eens werd er in eene club (societeit) over zijne drukkerij gesproken en haar ondergang voorspeld, omdat er reeds twee in de stad bestonden; doch een schrander man zeide: ‘De werkzaamheid van dezen franklin gaat alles te boven wat ik ooit heb gezien, en dus moet hij slagen.’ Dit maakte zulk een' gunstigen indruk, dat hij er dadelijk de goede gevolgen van ondervond.
Eene ontijdige openhartigheid bragt hem in dien tijd groote schade en verdriet aan. Een der werklieden van den meergenoemden krymel arbeid bij hem zoekende, welken hij op dat oogenblik niet voor den man had, deelde hij dezen mede, dat hij eerlang een nieuwsblad zou uitgeven, alzoo het eenige, 't welk destijds te Philadelphia uitkwam, niets beteekenend en toch winstgevend was; weshalve hij weldra werk genoeg zou hebben. De werkman maakte dit plan aan krymel be- | |
| |
kend, die daarop dadelijk eene dergelijke onderneming aanving, en dus franklin, tot zijne grievende spijt, voor dat oogenblik belette om de zijne te volvoeren. Hij leerde hieruit, hoe het altijd zaak is, eene gepaste stilzwijgendheid in acht te nemen. Krymel intusschen, voor zulk eene taak niet berekend, leed er schade bij, en deed daarom zijn nieuwsblad aan franklin over, in wiens handen het zeer winstgevend werd. Nu oogstte hij de vruchten in voor de vroeger aangewende moeite om zijne gedachten schriftelijk te ontwikkelen en ordelijk te rangschikken. Door de helderheid zijner denkbeelden en de oorspronkelijkheid van zijn stijl zoowel, als uit hoofde van de meerdere netheid en naauwkeurigheid van zijn werk, werd zelfs de regering uitgelokt om hem, door openbare stukken bij hem te laten drukken, te bevoordeelen.
Bij dezen voorspoed en aanmoedigende vooruitzigten, kwamen echter aan de andere zijde dringende geldzorgen. De vader van zijn Compagnon, die zich aansprakelijk had gesteld voor de betaling van de gereedschappen der drukkerij, had er slechts de helft van voldaan, en bleef verder in gebreke; waarom de leveranciers de voldoening in regten begonnen te eischen, en er dus reden was om te vreezen voor een' gedwongen' verkoop van pers en gereedschappen, met andere woorden: voor den geheelen ondergang der zaak. Dit was een benaauwende tijd! De toekomst scheen de vrucht van zoo vele zorgen, zoo veel nadenkens en zoo veel zwoegens te zullen vernietigen. Doch twee vrienden van franklin toonden in dezen nood de opregtheid hunner genegenheid door, zonder van elkander te weten, hem het noodige geld aan te bieden tot voortzetting der geheele zaak voor eigen rekening; niet willende dat hij langer het loon zijner noeste vlijt zou deelen met een' onbekwamen, aan den drank verslaafden
| |
| |
deelgenoot, die niet eens aan zijne verpligtingen voldeed. Franklin rekende zich niet te min te zeer aan den vader van zijnen Compagnon verpligt, om op eene scheiding te staan, zoo lang er hoop bleef dat deze nog aan zijne verbindtenissen zou voldoen; alleen bij gebreke daarvan meende hij vrijheid te hebben, om van de aanbiedingen zijner vrienden gebruik te maken. Het laatste gebeurde, en franklin werd op deze wijze, omtrent het jaar 1729, geheel meester van de drukkerij.
Een wel gesteld stuk, betrekkelijk een toen aanhangig geschil over het voor en tegen de uitgave van nieuw papieren geld, werd hem, door de meerderheid der regering, als eene dienst aan den lande gedaan aangerekend, en hij daarvoor beloond met het drukken van onderscheidene staatstukken. Dit rekende hij almede onder de gelukkige gevolgen zijner jeugdige stijloefening; maar eere deed het tevens aan eene regering, die toonde niet te gelooven dat zij de wijsheid alleen bezat.
Franklin opende nu ook eenen boekwinkel, en weinig voor zich zelv' behoevende, kon hij steeds naauwgezet in zijne betalingen zijn; waardoor ook zijn krediet meer en meer toenam, en hij genoeg in aanzien geraakte om, zoo hij dit gewild had, door een voordeelig huwelijk zijne tijdelijke belangen te bevorderen. Intusschen was hij steeds bevriend gebleven met de ouders zijner vroegere geliefde, die gedurende zijn verblijf te Londen, op begeerte van hare moeder, een zeer ongelukkig huwelijk had aangegaan, maar weldra door haren man verlaten was geworden, en nu in treurige eenzaamheid hare dagen doorbragt. Franklin, hierdoor getroffen, beklaagde haar, en terwijl hij haar zocht te troosten, ontwaakte bij hem de oude genegenheid weder. Die genegenheid zou hij echter in zijn hart hebben moeten smoren, zoo het niet gebleken ware, dat het met den
| |
| |
afwezigen aangegane huwelijk onwettig was, omdat deze in Engeland nog eene vrouw in leven had, toen hij zich te Philadelphia op nieuw in den echt verbond. Franklin trad derhalve met haar in het huwelijk den 11 September 1730 en had nimmer reden tot berouw. Hij vond in zijne gade steeds eene goede, getrouwe, hulpvaardige echtgenoote, die veel toebragt tot den bloei van zijne zaken. Zij zagen hunne liefde met voorspoed bekroond.
Reeds eenige jaren vroeger was hij lid geworden van een gezelschap, dat zich onledig hield met staatkundige onderwerpen; doch daar men ondervond hoe lastig het is, als men boeken, die men raadplegen wil, niet bij de hand heeft, werd er besloten dat elk lid zijne boeken in de vergaderzaal zou brengen om ze ten algemeenen gebruike te geven. Daar dit echter nog niet aan het oogmerk beantwoordde, rigtte franklin, bij inteekening, eene openbare leesbibliotheek op, de eerste in de Vereenigde Staten. Deze vond grooten bijval, werd door vele andere in Amerika gevolgd, en bragt dus veel bij tot de algemeene verspreiding van nutte kundigheden in die gewesten.
Ten jare 1732 ving franklin de uitgave van een almanak aan, die verscheidene jaren stand hield en merkwaardige grondregelen en voorschriften tot aanprijzing van vlijt en zuinigheid behelsde. In den laatsten jaargang van dezen almanak vond men al die verspreide voorschriften bijeen verzameld in een stuk getiteld: de weg tot rijkdom, 't welk in onderscheidene talen is overgebragt, en op een groot vel papier gedrukt, in vele huizen te Philadelphia aan den muur werd opgehangen.
In 1736 droeg men franklin den post van secretaris der algemeene Staatsvergadering van Pensylvanïe op; en dezen bleef hij bekleeden, tot dat bij tot vertegenwoordiger van Philadel- | |
| |
phia werd verkozen. Een jaar later postmeester geworden zijnde, kreeg hij daardoor meerdere gelegenheid zoo wel tot het verspreiden van zijne courant, als tot het bekomen van tijdingen en berigten, waarin zijn voorganger in het postmeestersambt, als medeuitgever van een nieuwsblad, hem vroeger had tegengewerkt. Franklin zou nu hetzelfde omtrent anderen hebben kunnen doen, doch was daartoe te regtschapen. Hij maakte zich veeleer verdienstelijk door het zamenstellen van een verbeterd reglement voor de nachtwachts, het tot stand brengen eener brandwacht en van eene brandwaarborg-maatschappij; en, in 1754, bij gelegenheid van eenen vijandelijken inval der in Canada gevestigde Franschen en van de met dezen verbondene Indianen, door het oprigten van een gewapend vrijcorps, tot bescherming der provincie, welke geheel van verdedigingsmiddelen ontbloot was. Te Philadelphia, dat alleen 1200 man voor dat corps opleverde, koos men hem tot kolonel van het stedelijk regiment; doch zich voor de waarneming van zulk een bevelhebberschap onbekwaam achtende, bedankte hij voor dien eerepost.
Gedurende eenige volgende jaren hield hij zich bezig met proeven in de electriciteit, en deed verschillende ontdekkingen; waaronder de in 1749 gedane, onwaardeerbare uitvinding der bliksemafleiders hem nog beroemder maakte, dan hij reeds was. Niet alleen veroorzaakte hij eene geheele omkeering in dezen tak der natuurkunde, maar hij werd teregt voor een weldoener van het geheele menschdom gehouden. Zijn naam klonk nu door gansch Europa, terwijl hij, als lid der Staten van Pensylvanië, met niet minder ijver de regten en belangen van zijn geboorteland voorstond. De geschillen, in die vergadering zelve en die tusschen haar en den gouverneur, gaven hem overvloedig gelegenheid om zich gunstig te onderscheiden. Zijn invloed
| |
| |
was zeer groot, al was het dan ook niet door eigenlijke welsprekendheid. Hij sprak zelfs weinig, en nooit hield hij eene uitgewerkte redevoering; zijne woorden bepaalden zich dikwijls tot eene enkele spreuk, of tot een eigenaardig verhaal, waarvan de toepassing op het onderwerp, dat overwogen werd, duidelijk uitkwam; zijne voordragt was klaar, eenvoudig en bescheiden, even als zijn schrijfstijl. Door zijn scherp en gezond oordeel was hij in staat om de welsprekendste en spitsvondigste tegenstanders tot zwijgen te brengen, zijne vrienden in hun gevoelen te bevestigen en onpartijdigen tot zijne meening over te halen. Door eene enkele aanmerking ontzenuwde hij de kracht van menige sierlijke en lange redevoering, of besliste hij een gewigtig vraagpunt. Met deze bevordering van de regten des volks vergenoegde hij zich niet; hij wenschte die ook door het volk zelf gewaardeerd te zien, en daartoe moest niet alleen zijne openbare boekerij strekken, maar ook sloeg hij de handen aan de verbetering van het volksonderwijs, dat destijds in eenen beklagenswaardigen toestand verkeerde. Daarenboven ontwierp hij het plan tot eene hoogeschool te Philadelphia, wel aanvankelijk ingerigt voor een zich nog ontwikkelend volk, maar tevens vatbaar voor toekomstige uitbreiding. Zij kwam in het jaar 1750 tot stand, en hij was een van hare ijverigste bestuurders; iets later voegde hij er eene liefdadige school, voor zestig jongens en dertig meisjes, bij.
Als postmeester had hij zich inmiddels zoo gunstig onderscheiden, dat men hem in 1753 benoemde tot postmeester-generaal voor al de Britsch-Amerikaansche volkplantingen, waardoor de inkomsten aanmerkelijk werden vermeerderd. In het volgende jaar bood hij in eene vergadering van afgevaardigden van zes volkplantingen, te Albany, een ontwerp van vereeniging aan, tot gemeenschappelijke verdediging tegen de invallen der Indianen
| |
| |
en Franschen. Dit plan behaagde echter geenszins aan de Britsche Ministers in Europa, als gevende een' te grooten invloed, door de wapenen, aan de Amerikaansche bevolking, en het strookte evenmin met de zienswijze van de Staten-vergadering der volkplantingen, omdat er eene te uitgebreide magt in werd toegekend aan den Engelschen gouverneur-generaal. Hieruit blijkt, dat franklins ontwerp het midden hield tusschen de uiteenloopende belangen van Engeland en Amerika.
Intusschen was er eene vijandelijke botsing tusschen de Britsche en Fransche troepen op de grenzen van Canada ontstaan, waarbij de Engelschen eene gevoelige nederlaag ondergingen. Een algemeene schrik verspreidde zich over de volkplantingen, en men achtte de toebereidselen tot eene algemeene wapening noodig. Doch in Pensylvanië hielden de kwakers elk stelsel van gewapende verdediging tegen. Franklin ontwierp nu het plan tot eene vrijwillige deelneming aan de verdediging des lands door eene militie, waartoe echter niemand verpligt zou zijn. Dit vond bijval; want de kwakers, wier grondstellingen hun het voeren van wapenen verbieden, hadden er niet tegen dat anderen voor hen streden. Het dreigende gevaar bragt vele vrijwilligers bijeen, en franklin werd weder tot kolonel gekozen. In deze hem geheel vreemde loopbaan onderscheidde hij zich op nieuw; hij bragt weldra zijn regiment op een geregelden voet, spoedde zich daarmede naar een bedreigd punt, bouwde aldaar eene sterkte, en bevestigde alzoo eene vroeger opene landstreek.
De krijgshaftige geest, die zich door deze omstandigheden in het Amerikaansche volk openbaarde, wekte bekommering bij de Britsche regering, welke vreesde, dat de Amerikanen hunne krachten zouden leeren kennen, hetgeen haar, bij de reeds heerschende misnoegdheid, niet aangenaam kon zijn. De pas gevormde krijgs- | |
| |
magt werd dus ontbonden, en door Engelsche soldaten vervangen. De volkplantingen besloten nu om een verzoekschrift, waarin hare grieven en wenschen ontwikkeld waren, aan den Koning aan te bieden, met de overbrenging waarvan franklin alweder door het algemeen vertrouwen zijner medeburgers belast werd. Hij vertrok dus, van wege de Staten van Pensylvanië, in 1757 naar Londen, slaagde er in om met het Ministerie eene minnelijke schikking te treffen, en verwijlde aldaar nog een' geruimen tijd als vaste vertegenwoordiger van zijne provincie.
In deze betrekking en gedurende dit verblijf in Engelands hoofdstad maakte hij persoonlijk kennis met verschillende geleerden, wier hoogachting hij reeds door zijne werken had gewonnen. De Koninklijke societeit van Londen, die eerst van zijne ontdekkingen in hare werken geene melding had willen maken, achtte zich nu vereerd met hem onder hare leden te tellen, gelijk ook het geval was met verscheidene andere geleerde genootschappen in Europa. Zelfs schonken de hoogescholen van St. Andries en Edinburg in Schotland, en die van Oxford in Engeland, hem den graad van Doctor in de regten.
Schoon geleerde bezigheden en de omgang met geleerden hem veel lijd kostten, verloor hij daarom de staatsbelangen, zelfs die van Groot-Brittannië, niet uit het oog; getuige een vlugschrift, waarin de noodzakelijkheid betoogd werd om de Franschen Canada te ontnemen, en dat in 1762 het zenden eener expeditie ten gevolge had; welke onderneming door den afstand van Canada en Louisiana aan Groot-Brittannië bekroond werd. Ook de natuurkundige wetenschappen werden door franklin niet verzuimd; ja, de resultaten zijner nasporingen in dit vak zijn te talrijk en te uiteenloopend om hier te worden vermeld. Genoeg dat zij zijnen welverdienden roem meer en meer uit- | |
| |
breidden. In 1762 naar Philadelphia teruggekeerd, ontving hij, nevens de dankbetuigingen der Staten van Pensylvanië, eene schadeloosstelling in geld voor zijne bewezene diensten, en nam nu weder zitting in de vergadering dier volkplanting, waartoe hij telken jare werd ingekozen. Nieuwe geschillen bragten hem andermaal naar Londen; vanwaar hij, in 1766 en 1767, uitstappen deed naar Holland, Duitschland en Frankrijk; in al welke landen hij door de geleerden op de eervolste wijze werd ontvangen. Minder streelend voor zijn hart was de uitslag zijner pogingen, om het Britsche ministerie tot zachtere maatregelen jegens de Amerikanen te stemmen. De oorlog, in 1775 tusschen Engeland en die volkplantingen uitgebarsten zijnde, keerde hij naar zijn vaderland terug, nam zitting in het algemeene congres van Pensylvanië, en stemde, toen alle hoop op eene minnelijke schikking verdwenen was, voor de onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die door zijnen invloed niet weinig bevorderd werd.
In 1776 tot mede-onderhandelaar bij het Fransche Hof benoemd zijnde, sloot hij met hetzelve, ten behoeve van zijn vaderland, een verdedigend en aanvallend verbond. Ook schrijft men hem een gewigtig aandeel toe aan de destijds door de Vereenigde Staten in Holland en Frankrijk geslotene geldleening, die zoo veel toebragt om den oorlog voor de Amerikanen gelukkig te doen eindigen. Zoowel de voorloopige schikking, als het eind-traktaat, waarbij de vrede en de onafhankelijkheid van den Noord-Amerikaanschen vrijstaat tot stand kwamen, werden in 1782 en 1783 te Parijs geteekend, alwaar franklin ook nog verbonden van vriendschap en handel met Zweden en Pruissen tot stand bragt. Het groote oogmerk zijner zending naar Frankrijk, de erkentenis van de onafhankelijkheid zijns vaderlands, bereikt hebbende en
| |
| |
de ongemakken des ouderdoms beginnende te gevoelen, verlangde hij vurig om huiswaarts te keeren, dat ook in 1785 geschiedde. De tijd van rust was daarom nog geenszins voor hem gekomen; want naauwelijks had hij den voet weder op Amerikaanschen bodem gezet, of de stad Philadelphia droeg hem het lidmaatschap van den uitvoerenden Raad dier stad en kort daarna het voorzitterschap van dat ligchaam op, terwijl de Staat van Pensylvanië hem benoemde tot afgevaardigde bij het congres tot herziening der staatsregeling van het verbond. Voorts werd hij nog voorzitter van drie genootschappen, als van een, dat zich met staatkundige onderwerpen bezig hield; het tweede, opgerigt tot verbetering der gevangenissen, en het derde tot afschaffing van de slavernij. Daar echter zijne gezondheid sedert 1781 steeds verzwakt was, nam hij in 1788 afscheid van het tooneel der staatkunde. Nu openbaarde zich het graveel, dat hem tot het einde zijns levens bleef martelen. Evenwel sleet hij bij tusschenpozen nog menig aangenaam uur, waarin hij anderen vermaakte en leerde; want zijne zielsvermogens bleven tot zijne jongste oogenblikken ongekrenkt. De laatste acte, waaronder zijn naam wordt gelezen, was van den 12den Februarij 1789, en door hem, als voorzitter van het genootschap tot afschaffing der slavernij, aan het huis der Afgevaardigden van de Vereenigde Staten gerigt.
Ofschoon door koortsen en eene bezetting op de borst uitgeput, onderscheidden echter, in dien benaauwenden toestand, zijne gesprekken zich steeds door belangstelling in de algemeene zaken zoowel, als in de bijzondere aangelegenheden zijner bezoekers; en ook de bereidvaardigheid tot weldoen, die geheel zijn leven gekenmerkt had, bleef hem tot den einde toe bij. Zoo kalm was zijn gemoed, dat hij bij wijlen nog behagen schepte in kwinkslagen en het verhalen van onderhoudende anecdoten.
| |
| |
Hij stierf den 17 April 1790, en zijn grafschrift, eenige jaren vroeger door hem zelven gesteld, luidt:
Het ligchaam
van BENJAMIN FRANKLIN,
Boekdrukker,
ligt hier,
(als de band ran een oud boek, waaruit de inhoud is genomen, en dat van titel en verguldsel is beroofd)
tot roedsel der wormen;
maar het werk zelf zal niet verloren gaan.
Want het zal, (zoo als hij gelooft) andermaal
in het licht komen,
in eene nieuwe
en
schoonere uitgaaf
verbeterd en vermeerderd
door
DEN AUTEUR.
|
|