Mnemosyne
(ca. 1840-1850)–Abraham Johannes Lastdrager– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
ning van Ierland te hebben uitgeroepen. De beschuldigde kon het feit niet ontkennen, maar voerde tot zijne verschooning aan, dat hij wat te veel whiskey had gebruikt. De ambtenaar vroeg hem daarop naar zijn beroep, en vernam dat hij een soort van tandmeester was, die reeds te Cork eene niet onaanzienlijke praktijk had gehad en thans in het kerspel St. Giles (de armste wijk van Londen) eenige klanten bezat. ‘Nu’ sprak de beambte, ‘dan zal het u niet moeijelijk vallen om de geldboete van vijf schillings (f3. - Holl.) te voldoen, waartoe ik u wegens dronkenschap veroordeelen moet.’ Patrik keerde zwijgend al zijne zakken om en riep toen: ‘Bij Sint patrick, mijn schutspatroon, het is lang geleden, zedert vijf schillings en ik onder één dak hebben gehuisd.’ Ten gevolge van deze verklaring verminderde de ambtenaar de boete op één schilling; doch, ook deze niet kunnende betalen, bleef er voor patrick niets over, dan naar de gevangenis te kuijeren. Weinige minuten later kwam echter een cipiersknecht berigten dat hij, bij den gevangene gegaan zijnde, dezen met een geheel bebloeden mond had gevonden, en dat o'rourke, op zijne vraag naar de oorzaak daarvan hem twee tanden getoond had, zeggende: ‘Hier, vriend, neem deze beide volmaakt gave en fraaije oogtanden, die ik mij heb uitgetrokken, en ga er mede naar den eersten tandmeester den besten; hij zal u gaarne twee en een halven schilling voor het stuk betalen. Dit maakt meer uit dan ik voor mijne vrijstelling noodig heb; maar wat er overschiet, hebt gij voor uwe moeite.’ De policiebeambte, wien zulk een geval nooit was voorgekomen, werd er door getroffen. Hij betaalde zelf de geldboete voor den armen patrick, en ontsloeg dezen met het volle geldbedrag zijner pijnlijke operatie. |
|