huis, waaruit de Rus dien luchtsprong maakte, behoorde aan een' Armenisch koopman, die kort te voren eene schoone jonge vrouw gehuwd had. De gewonde arbeider deed eene aanklagt tegen den gevallen officier, en vorderde van dezen schàvergoeding; maar de officier verwees den eischer naar den koopman, die hem het venster had uitgeworpen, en deze beschuldigde van zijnen kant den Rus van met slechte oogmerken zijn huis te zijn binnengeslopen. Ofschoon de verklaringen in het nadeel van den officier waren, bleef de uitspraak niet te min moeijelijk; want de arbeider was, ja, door den Rus gewond geworden; maar deze had zijn' luchtreis zeer onvrijwillig gedaan. De koopman had hem ten venster uitgeworpen, doch hield staande, dat hij daartoe gegronde reden had gehad. Wie had dus schuld aan de toegebragte verwonding? De regtbank hieuw den knoop op de volgende wijze door:
‘Wij enz. enz. hebben eenparig geoordeeld: “Aangezien de Ukaze van Z.M. paul I. van het jaar 1799 bepaalt, dat een iegelijk het regt heeft om een onnut meubel, dat hij in zijne woning vindt, ten venster uit te werpen, mits hij bevorens driemalen over straat uitroepe: van onderen! en dat hij bij verzuim van dit te roepen eene hoete van 25 roebels, mitsgaders eene schadevergoeding, zal hebben te betalen aan dengenen, dien hij gekwetst heeft;”
Aangezien nu graaf B. (de officier) door den koopman christophos, als een onnut meubel in zijn huis is gevonden, hetwelk deze met voeg en met regt uit het venster had kunnen werpen, mits driemalen tot waarschuwing geroepen hebbende;
Aangezien, eindelijk, de koopman christophos in het geheel niet geroepen, en dus strijdig met de Keizerlijke Ukaze gehan deld heeft;
Zoo veroordeelen wij den genoemden christophos tot eene