| |
| |
| |
Twintigste hoofdstuk
De slag aan de Blinde Geul en het groote offensief tegen de Middelgronden, zijn in de geschiedenisboekjes, die de kinderen op de Nederlandsche scholen gebruiken, nog niet te vinden.
Ze zijn te weinig bloederig om, bij den ouderwetschen schoolmeester, het enthousiasme dat de slagen van Waterloo of Heiligerlee hem inboezemen, te kunnen wekken, zij zijn ook niet, zooals de laatste slag bij de Vlieter, omgeven met het lichtende aureool eener definitieve overwinning.
Hoogstens leven zij in het geheugen van technisch personeel en aannemers nog voort als twee van de meest dramatische periodes in de overigens zoo voorspoedige en bijna zonder spannende momenten verloopende, geschiedenis van den dijkbouw. Zelfs in het officieele driemaandelijksche verslag neemt, tusschen de levering en aanvoer van steen, de benoeming van een tijdelijken sluisknecht en een wetsartikel over de vrijstelling van grondbelasting, hun beschrijving nauwelijks de ruimte in van drie, beknopt gedrukte bladzijden.
Nauwelijks drie bladzijden voor een strijd op leven en dood, niet minder heroïsch dan, in den wereldoorlog, de laatste veldslag waarin de infanterie tegen het prikkeldraad der vijandelijke loopgraven vooruit werd geworpen, eer dat, volgens de latere techniek van trommelvuur en snelvuur, stellingen en moreel van den tegenstander door de zware artillerie afdoende ondermijnd zijn.
De Blinde Geul was de laatste opening in den afsluitdijk die gedicht moest worden zonder dat te voren een zwaar verdedigde beteugelingsdam, van voldoen- | |
| |
de breedte om daarop een sluitingsdam te bouwen, aangebracht was.
Oorlog tegen de zee onder deze omstandigheden, beteekent strijd tegen een ontzaggelijk roofdier dat nog ternauwernood door de pijl van den jager in de huid geschampt is. En even woedend als dat gewonde roofdier verdedigt de zee zich, in een reeks van stormen, tegen zijn belagers.
Met felle klauwen grijpt ze zich aan den grond vast en scheurt in den sidderenden bodem kratervormige wonden van tien tot twintig Meter diepte waar de keileemdam in wegzakt.
Met open muil storten de golfgevaarten zich op den dam, rijten hem in stukken, slaan, met de katachtige beweging van hun lenige lichaam, telkens opnieuw de kruin van den dam weg, zooals een maaier het gras afsnijdt met één enkelen zwaai van zijn blinkende sikkel.
De arbeiders op de bakken, de sleepkranen en de baggermolens maken overuren. Theun en Auke hebben het gevoel of hun armen in de spaken van een als maar voortwentelend wiel zijn veranderd.
Tusschen het draaien en sturen door staan ze, beurt om beurt, aan de pompen, want de bak is, zooals gewoonlijk, weer met het noodig aantal losse klinknagels het dok uitgekomen. - Tien achteraan en drie aan stuurboordskant, heeft Auke gevloekt toen hij het merkte. - Die schoft denken alleen aan z'n reparaties en of wij hier verzuipen laat hem Siberisch. Ik wou dat 'k 'm 'n keer hier hadde, zoo's nou, dat 'r tusschen voren en achter alleen maar zee staat!
Brolsma heeft zich ergens in een keet, een veldbed laten zetten en werpt zich, tegen dat de dag aan- | |
| |
breekt, daarop, zonder dat hij nog moed of lust heeft zijn zwaarbeslijkte laarzen uit te trekken.
Op het dek van een sleepkraan, als de felle stralen der nachtelijke zoeklichen en reflektors gedoofd worden, neemt Warmond zijn post over.
De wind zet weer op.
De getijstroom met een verval van bijna één Meter stort zich, loeiende als een waterval door het gat heen. In haar witschuimenden driehoek sleurt ze de keileem mee die den nacht tevoren, met inspanning van alle krachten, door de grijpers gelost werd.
De slag wordt gewonnen, maar de vijand heeft op zijn aanvaller het machtige voordeel van den tijd veroverd.
Onder den waterspiegel werken, onzichtbaar, zijn geheime bondgenooten. Paalwurm heeft de zinkstukken op de beteugelingsdammen der Middelgronden aangevreten. Roest en rotting tastten de kabels aan die de 40 c.M. dikke wiepen onderling verbinden. De sabotage is verricht, de stelling ondermijnd, reeds naderen in de verte de woeste hulptroepen van den winter.
Juichend stormt haar lichte kavalerie reeds voorwaarts om, na het vernielen der eerste borstwering, de verschrikte linie van den stortsteen voor zich uit te jagen.
En reeds worden de dagen korter, de etmalen met onwerkzaam weer volgen elkander op in steeds sneller tempo, de eerste, nog kleine stormen, behalen in de voorpostgevechten tegen den keileemdam een voorloopige overwinning.
De laatste reserve's worden opgekommandeerd, - maarschalk de Blocq van Kuffeler brengt de zware artillerie in stelling: 11 baggermolens, 6 grondzuigers, 7 perszuigers, 2 transporteurs, 8 kranen, 3 steentrans- | |
| |
porteurs; generaal Lely Jr. voert de infanterie aan, - met 37 onderlossers, 60 elevatorbakken, 35 zolderbakken en 60 sleepbooten zet het groote offensief tegen de zee in.
Een werkkoorts pakt de menschen.
- Uit den weg! roepen de kruiende arbeiders den hoofdirekteur toe, die op hun plank stapt, - eerst moet het gat dicht!
De nacht is een fonkelende illuminatie van millioenkaarsige lichten.
's Morgens om drie, na een rust van nauwelijks zes uur hervatten de zandspuiten hun arbeid.
Boven alle maxima uit wordt een weekrekord bereikt van 330.000 M3. zand en 92.000 M3. keileem. Tevergeefs stort de zee zich met een snelheid van 4.25 M. per sekonde en een verval van meer dan een Meter door het gat heen. Tevergeefs stort zij zich met inspanning van al haar krachten op 4 December nog éénmaal over den dijk heen. Wanneer, op 24 December, de werkzaamheden aan de Middelgronden stopgezet worden en de sleepboot Auke en Theun voor Kerstmis naar Urk brengt, is de dijk door de Middelgronden zoover voltooid, dat zij ook de zware winterstormen niet meer hoeft te vreezen.
- Toen we hier pas waren, ik met Piet en Arie, hebben we verdomme 3 weken in 'n kippehok moeten wonen omdat er nergens op 't eiland een kamer was te krijgen. Later, in de keet, hebben we in geen 14 dagen warm eten gezien en omdat we geen geld hadden voor 'n bed, sliepen we boven op zolder in 't zeegras. Porren was niet noodig omdat je al tegen vieren van de kou uit je nest moest!
Jakob staat naast Theun bij het roer van de 61. Alle bakken en grijpers zijn, op een teeken van den direk- | |
| |
teur-uitvoerder stil gelegd en nog slechts een zeer smalle maar snelle vloedstroom stort zich door de laatste opening van de Vlieter.
Het is 28 Mei 1932, even na den middag, de zon, als de reflektor bij een tooneelvoorstelling, straalt op de honderden vlaggen van booten en jachten, zelfs de zee is in paradekostuum met den blauw uitwaaierenden schuimwit omzoomden braniekraag van den vloedstroom.
Op het breede dek der gepavoiseerde oude veerboot Stavoren, staan, als in de gereserveerde loge van een reusachtig openlucht theater, de autoriteiten: - de minister van waterstaat, eenige hoofdambtenaren van zijn departement, de voorzitter, onder-voorzitters en leden van den Zuiderzeeraad, het korps ingenieurs van de werken, hoofdambtenaren van Rijksen Provincialen waterstaat en van het loodswezen, de leden van den Raad van Bestuur der M.U.Z., de uitvoerders en hun dames.
Colijn houdt een toespraak.
Met een enkelen tekst uit Johannes 4 herdenkt hij Lely, wijdt een woord van hulde aan de twee afgetreden direkteuren, herinnert bescheiden aan zijn eigen rol als voorzitter van den Zuiderzeeraad en besluit zijn rede kort en droog, zonder den dank aan God dien men verwacht had, zonder een woord over de arbeiders die den dijk gebouwd hebben, met een stereotiepe frase, alsof hij ergens een dorpsburgemeester installeerde, of een kommissaris van politie met diens 25-jarig ambtsjubileum geluk wenschte.
De wind brengt tot de 61 slechts een zwakke echo van het applaus op de Stavoren over.
Auke houdt op met pompen en komt naar het roer toe: - 'k Heb d'r genoeg van, moppert ie, - we hebben de reis uit, laat de kast nou maar zinken!
| |
| |
Hij stopt een pruim achter z'n kiezen uit de tabakszak die Jakob hem voorhoudt. Dan slaat hij de vlag aan die, op het oogenblik van de afsluiting geheschen moet worden en lacht: - Zal ik em nou maar meteen halfstok hijschen zooals op Urk en Enkhuizen? Met de visscherij hebben ze 't werk af en as 't 'n maantje verder is worde wij ook op de dood gezet hier!
Niemand geeft antwoord.
Theun denkt aan het voorstel dat De Rook uit De Lemmer hem gedaan heeft, een organisatie opbouwen onder de jongens die in '18 hun broodwinning nog niet op de Zuiderzee vonden en buiten den steun vallen. Komt daar nu de tijd voor?
Op den rand van den bak zit Jakob met voor zich gestrekte beenen en laat zijn rechter klomp aan de grijsgestopte paars wollen sok, op en neer wippen: - Ze maggen wel voortmaken, anders spoelt straks de heele rotzooi nog achter de dijk weg, net als bij de sluizen! Geen van de drie jongens weet dat op dit oogenblik ir. De Blocq van Kuffeler, de direkteur-uitvoerder, over hen zelf spreekt:
- Met een goede organisatie en het beste materiaal kan echter nog geen werk tot stand komen, daarvoor zijn tenslotte de arbeiders noodig. Met stoere volharding, verlaten in zee en vaak onder moeilijke en gevaarlijke omstandigheden, hebben zij hier gewerkt en elk het hunne bijgedragen om het succes van heden te bereiken.
Jakob zou er anders misschien wel een enkele herinnering aan toegevoegd kunnen hebben. De dagen b.v. op de Oude Zeug, door schotsen en ijsbergen van eiland en vasten wal gescheiden, de tochten met de ijsvlet, stormweer waarop de oude wrakke stoomboot die de arbeiders naar hun werk bracht voor de overloopende stortzeeën terug moest keeren in de haven...
| |
| |
Nog altijd golft de vloedstroom met het donderend geluid van een waterval door het gat heen, maar de ontknooping van het drama nadert.
Zijne Excellentie de minister van waterstaat houdt zijn toespraak:
- En thans breekt dus, na een doelbewuste voorbereiding van jaren voor de Zuiderzee en hare omgeving een geheel nieuwe periode aan. Met vertrouwen zien wij de toekomst tegemoet en mogen verwachten, dat ook de gewijzigde toestand tot voordeel van geheel ons land zal strekken. Ik ontveins mij niet, dat daaromtrent bij sommigen twijfel is gerezen, maar waar de regeering naar vermogen tracht leed te verzachten, mogen wij vertrouwen, dat de sombere voorgevoelens niet zullen worden bewaarheid en dat ook latere geslachten de gebeurtenis van heden zullen beschrijven als te zijn geworden een zegen voor ons vaderland.
De minister kucht en neemt een diepen teug uit het voor hem neergezette glaasje met water.
Fier heft hij het hoofd weer:
- Ik zou dus nu - eindigende - gaarne aan den heer Telders, voorzitter van den Raad van Bestuur van de Mij. tot Uitvoering van Zuiderzeewerken willen verzoeken de volledige afsluiting der Zuiderzee tot stand te brengen.
De oudste zoon van ingenieur Lely klimt op de brug van de Stavoren en geeft een teeken.
Bijna onmiddellijk woelt de machtige keileemgrijper zich in de kleilading der '61, - twee, driemaal achter elkaar spuwt zij haar buit uit boven het bruischende modderwater van den vloedstroom.
Midden in de witte woeling van het water steken grijze moddervlekken van den groeienden dam hun kop op. Auke staat klaar aan de vlaggelijn. De stoom- | |
| |
fluiten en sirenes van baggermolens en sleepbooten zetten hun oorverdoovend orkest in, dat de zwakke tonen van het Wilhelmus overstemt op de Stavoren. Ir. Telders verzoekt den minister een dronk in te stellen ‘ter bezegeling van den vurigen wensch dat dit rijk gezegend werk de eeuwen door tot zegen moge strekken voor ons vaderland’. De glazen klinken. Op 28 Mei 1932, twee minuten over één is de afsluiting der Zuiderzee voltooid geworden!
|
|