| |
| |
| |
II
‘Triomf’.
Reeds 35 jaar duurt de beweging en nog is er geen sprake van stilstand. De stoet wordt zelfs voortdurend grooter, als een sneeuwbal die door de sneeuw rolt. Zij beweegt zich als een stroom lava door de traagheid van haar eigen massa. Of liever nog, als een gletscher zich beweegt, die echter aan den voet voortdurend afsmelt. Eerst heeft men de huizen achterwaarts geplaatst, omdat men bang was voor het gevaar van een lawine. Nu is er zelfs reeds een hotel gebouwd met riant uitzicht op de dreigende massa, die enkel nog vreemdelingen in het bergland schrik aanjaagt. Men is gewend geraakt aan het verschijnsel en men heeft een rustieke brug gelegd over de bergbeek, die zoo toornig schuimend het smeltwater afvoert. En vandaar controleert men of niet, onder den invloed van de een of andere föhn, de bergbeek te onstuimig aanzwelt, zoodat de lager gelegen landen gevaar zouden loopen voor overstrooming. Sinds lang vreest men niet meer voor de groote gebonden massa. Men weet, dat de voeten moe worden, die 35 jaar lang ordelijk in het gelid hebben getreden. Slechts het smeltwater kan nog verrassingen baren en het is naar dat smeltwater dat wij thans onze blikken wenden.
Want het observatorium voorspelt ons dat, voor het eerst na lange jaren, de föhn weder snel toeneemt aan kracht en hitte.
De kleine leider met den Napoleonslok heeft zich reeds lang geleden losgemaakt van de groote bewe- | |
| |
ging. In zijn ooren klonk het hooge zuivere geluid van Gorter en de hartstochtelijk bewogen stem van de pétroleuse. Hij zag, hoe de massa in gesloten gelederen den heuvel opmarcheerde en zich gelukkig voelde, wanneer zij van de hellingen neerzag op de oude, verlaten moerassen. Hij wist, dat achter dezen heuvel breede sappige weilanden lagen, maar niet de hooge steile toppen van het socialisme, die slechts bereikt kunnen worden, wanneer men, zooals Mozes, zijn volgelingen door de woestijn durft te voeren.
Hij zag reeds de lage tuindorpen met hun nette straatjes, die daar verrijzen zouden, net zoo lang tot de geheele vlakte er mee gevuld was, en waaromheen altijd opdrommende massa's niets dan een dorre zandwoestijn zouden vinden. Hij zag, omdat hij door de hooge critische geesten van ‘De Nieuwe Tijd’ ver boven het gedrang uitgebeurd was, de bekrompen beperktheid dezer oase, die door de breede stroom van het kapitalisme begrensd is. Hij kende van zijn vader, die cipier in Den Bosch was, het eigenaardig geluid waarmede een celdeur wordt dichtgesloten en hij zag de wereld vol dergelijke deuren, die ijlings dichtgingen voor de ellende van Kattenburg en de Pijp en het Oosten. Hij hoorde het tumult, waarmee de wanhopig opdringende paupers, de zeelieden en de sjouwers, en de losse arbeiders, die geen vak geleerd hadden, tegen de gesloten poorten drongen en hij zag, naast de politie en soldaten, voor deze poorten op wacht staan dezelfde leiders, die bezig waren de chaotische natuurlijke opdrang van het proletariaat tot een wettelijke, ordelijke en vooral bedaarde beweging te hervormen. In dien tijd was de lucht vol
| |
| |
waarschuwende stemmen die van alle kanten terzijde der horde klonken. De groote oude man had zich, na het verraad van 1903, mokkend in de tent zijner bewonderaars teruggetrokken, maar slingerde vandaar toch telkens zijn banbliksems naar een socialisme, dat al autoritairder, al reformistischer dreigde te worden. In het land kefte Wijnkoop met scherp en bijtend geluid als een waakzaam schippershondje, de zure Saks schreef zijn wrange artikels, geestig en spottend, maar met een hooghartigheid, die afstootend werkte, Ravestein doceerde vanaf zijn hooge katheder, Mevrouw Holst schreef haar gloeiende verzen, die mooi gevonden werden, maar die niemand in Holland ernstig opvatte, omdat het ‘maar kunst’ was. En Gorter, die uit gloeiende liefde tot het proletariaat, maar uit een nog brandender hartstocht voor de waarheid, zijn kunst aan het strenge dictaat van Karl Marx had onderworpen, was, zonder dat hij het zelf wist, reeds op weg naar die koele toppen der eenzaamheid, waar de sterke met zijn sterkte alleen is. In die dagen maakte zich van den kleinen leider van den spoorwegbond ook de onrust om wat gebeuren ging meester. Hij zag op naar Troelstra, maar Troelstra stond met een raadselachtigen glimlach als Hercules am Scheidewege; de advocaat met het hart van den dichter, de internationalistische provinciaal, het kamerlid met veldheersdroomen was niet sterk genoeg om zelf te kiezen tusschen de profetie der verre revolutie en de nuchtere verzekeringstabellen waarmee hij van jongs af vertrouwd was en wier cijfers tot leven schenen te zijn gekomen, als recruten van een sergeant-majoor, die met zijn ouden geest de
| |
| |
massa als een tweede groote keurvorst wist te drillen. Troelstra aarzelde tusschen het fantastische paleis, waarvan nog geen steen gelegd was, en de nuchtere, maar stevige burgermanswoning, die onder de handen van bekwame vaklieden langzaam maar zeker onder de kap kwam. Omdat hij niet zelf beslissen kon, liet hij den tijd beslissen en de tijd bracht hem bij den God der groote regimenten, die, terwijl zij naarstig het ‘Morgenrood’ psalmodieerden, niet opmerkten, hoe de avondschemer reeds over het land begon te dalen. Maar de kleine leider van den spoorbond, die tevergeefs naar een beslissing van Troelstra opzag, hoorde plotseling vlak naast zich het geknetter der geweerkogels, die op de stakende zeelieden van 1911 afgevuurd werden.
En een der toevallige kogels trof den draad, die hem tot nog toe met de groote beweging had verbonden.
Van de hooge toppen der Marxistische wetenschap zien wij de ontwikkeling der maatschappij als een rivier, die door de wet der zwaartekracht en de gesteldheid der oevers onvermijdelijk langs haar bepaalden weg gestuwd wordt. Een bocht naar rechts, een bocht naar links en soms schijnt het, alsof zij van plan is naar haar punt van uitgang terug te keeren, soms is het, of de stroom verloren gaat in droomerige meren, maar zij breekt zich opnieuw baan tusschen bergwanden, over stroomversnellingen en watervallen, zij moét verder tot waar de groote oceaan haar wacht van het socialisme.
Wij zien Nederland, een klein en nietig gebied, dat
| |
| |
laat tot industrieelen bloei komt, wij zien, hoe de techniek zich ook daar, volgens haar eigen onverbiddelijke logica ontwikkelt, wij zien hoe de goudstroom die uit Indië geperst wordt, langzaam neerdruppelt op de lage landen en waar een gouddruppel neervalt schiet weldra het vertakte ijzerwerk omhoog van een zwarte fabrieksplant.
Massa reageert zooals zij moet reageeren op de maatschappelijke productieverhouding, massa schept nieuwe gedachtestroomingen, nieuwe beddingen voor den wil, nieuwe moraal, nieuwe gewoonten, omdat in massa de duistere levensdrang ligt, die zich instinctief te weer stelt tegen iederen aanval, die traag en tot aanpassing geneigd, toch, door de slagen, groeit tot bewustzijn, tot éénmaal, éénmaal de overwinning van al die krachten, wier speelbal zij door de eeuwen heen geweest is.
Massa kiest zelf haar leiders, leiders die voor een bepaalde periode het parool uitgeven dat aan de eischen van den tijd beantwoordt, leiders die vaak door de wet der traagheid, nog gehandhaafd worden, wanneer de noodzaak van hun leiderschap reeds is vervallen, maar die even zeker zullen worden vervangen door anderen, wier kreten reeds aan de verandering van de maatschappelijke structuur voorafgaan zooals stormvogels de kentering van het weer voorspellen.
Massa in Holland schiep zich het uitdagend prachtig revolutionair socialisme der beginperiode als een antwoord op de bittere ellende der industrieele revolutie, massa vloeide in rustiger banen van reformisme, toen de ontwikkeling van het bedrijfsleven redelijke
| |
| |
welvaart beloofde, massa werd doorhuiverd van communisme, toen de donkere oorlogswolk over het land hing en in het Oosten de rosse bliksems van het bolsjewisme gloeiden, massa deelde in de vertwijfeling en de verwarring, die op het verraad van Noske en de nederlaag der Duitsche Revolutie volgden. En telkens, maatschappelijk bepaald, zien wij in het verloop der ledentallen, in den inhoud der kranten en resoluties, zoo goed als in de keuze der leiders de historische consequentie van de economische situatie. Zoo zien wij het van de hooge toppen der Marxistische maatschappij-leer, waar de gezichten vaag en schemerig worden en de persoonlijke karaktertrekken in de types van een schema vervloeien.
Maar van dichtbij gezien, midden uit de menigte, van die plaats waar men zelf den druk der ellebogen voelt bij het voorwaarts dringen en de adem ruikt die driftig uit de betoogende mond stoot, van dat standpunt, waar men slechts brokstukken van redevoeringen opvangt, eer het eene gezicht als in het journaal van bioscoop, reeds plaats maakt voor een ander, - hoe wonderlijk schijnt het dan vaak zooals God's hand de kaarten geschud heeft. Daar is een stugge Friesche schoolmeester, die hoogerop wil en bijna vader van een armenhuis was geworden, maar plotseling wordt hij medegesleept door de groote zuiging en ziet zich als directeur aan het hoofd van een der grootste socialistische krantenbedrijven, waar hij zich omringt met een staf van Handelsblad- en Telegraaf-journalisten, omdat hij in de onstuimigheid van zijn jongere partijgenooten zakelijk slechts een zeer beperkt vertrouwen kan stellen. Daar is een geslaagd
| |
| |
ingenieur, die zich van hartstochtelijk radicaal student tot dilettant dominee ontwikkelt en met zijn dappere ongehoorzaamheid de volgelingen in slaap zingt, daar zijn roode duivels, eenmaal de schrik der burgerij, die achtenswaardige senatoren werden, vrijheidslievende paedagogen, die zich als censor verplicht achten de teksten van revolutionnaire films te vervalschen, arbeidersjongens, die als burgemeester extra politie oproepen om stakers uiteen te ranselen met den gummiknuppel.
Ja, God's hand schudt wonderlijk de kaarten, en de een trekt een aas, die recht geeft op een eeredoctoraat of een gratis verblijf in Genève, de ander een klavervier of vijf met de mededeeling, dat na de overwinning aan de Zutfen-Emmerik de stakers door rationalisatie overbodig zijn geworden. Er zijn heeren in het spel, die met anderen heeren aan de groene tafel confereeren hoeveel loonsverlaging de arbeiders nog bereid zijn te slikken, vrouwen, die bij hun huwelijk met de beweging een behoorlijken bruidschat meekrijgen, boeren, die enthousiaste voorstanders zijn van tarwewet en bietenbescherming. Sommigen hebben een tien in handen met een vaste aanstelling in de beschermde gemeentebedrijven, negens en achten zijn voorman of baas in de Philipsbedrijven en krijgen van de fabrieks-politie de opengebroken correspondentie hunner kameraden in handen, nog lager vallen de kaarten der verzekerden en die der crisiswerkeloozen en eindelijk, om de speeltafel heen, staan de duizenden die in het geheel geen kaart in handen kregen en droomen den dwazen droom van een spel waarin iedere kaart evenveel punten waard is.
| |
| |
Zoo stellen de duizenden zich het spel voor, die vandaag nog van 5 uur 's morgens tot 5 uur 's avonds bieten mogen rooien à f 3. - per dag, maar weten dat deze verdienste over 2 weken voorbij is, - voor de werkers aan den Zuiderzeedijk, die hooren dat het tempo van uitvoering vertraagd zal worden, - voor de iederen dag talrijker werkeloozen aan de stempellocalen en voor de nog veel, veel grooter groep niet ondersteunden, die kniezend in hun kamers zitten en van de gezinsinkomsten van vrouw en kinderen moeten leven.
Ook de kleine leider, plotseling uit het revolutionaire verkeer naar den Indischen voorpost geworpen, ontvangt van het lot zijn kaarten. Wat zal hij, in de zwoelte van een tropischen middag, anders doen dan voorloopig de partners zoeken voor een onschuldig partijtje hombre? Want deze hartstochtelijke individualist is een geboren kaartspeler. Had niet een te veel aan manlijkheid hem wijselijk er voor behoed den priesterrok te kiezen, hij had een van die groote patiencespelers kunnen worden die, zooals Nolens, met onuitputtelijk geduld de kaarten net zoo lang schikken, tot het spel zich als een miniatuurwereld ordent naar God's scheppend inzicht. Thans echter, in een democratische wereld, die den fetisch der dictators nog niet uit bitteren nood heeft leeren aanbidden, is hij wel gedwongen zich de partners voor zijn partijtje te zoeken. Wat baat het dan of God hem de troefaas der rhetorica, den schoppenkoning der intrige en den klaverboer van het politiek inzicht in handen heeft gegeven, wanneer de groote tegenspeler, het proletariaat, zoek blijft en men
| |
| |
gedwongen is zijn kunsten slechts voor wat redacteuren, koffieplanters en oud-regenten te vertoonen? Men kan misschien de hartendame van links naar rechts en van rechts naar links door de vingers schuiven, het spel wordt daarmede nog geen ernst en het overschot aan geestelijke energie anticipeert met moeilijk bedwongen verlangen de kranten uit het moederland, die vandaag weer met de mail aan moeten komen.
Wat melden de kranten?
Zij melden voorloopig nog niets anders dan de gelijktijdige opbloei van kapitalistisch bedrijfsleven en reformistischen invloed. Concentratie en centralisatie in industrie en bankkapitaal worden door concentratie en centralisatie in de vakbeweging op den voet gevolgd, even ongeschokt is het vertrouwen der aandeelhouders in hun directeuren, als het vertrouwen van de groote massa der arbeiders in hun bestuurders ongeschokt bleef door het breken der onafhankelijke staking aan de Bamshoeve, door den strijd tegen de bouwvakarbeiders der Amsterdamsche federatie of de kogels in de kozijnen der Kattenburger havenarbeiders.
De margarine-industrie verheft zich van 46 millioen k.g. in 1901 tot 60 millioen k.g. in 1912 en ook in de zuivere boter van den klassenstrijd mengen zich bedenkelijk hoeveelheden van het vet dat gebruikt wordt om de stroeve wrijving tusschen heerschende en overheerschte klasse wat soepeler te maken. De productie van cacao en chocolade verzevenvoudigt zich, de beetwortelsuikerindustrie biedt een beeld van snellen wasdom. Zij wordt op den voet gevolgd door de productie van ethisch humanistische pralines en het sui- | |
| |
kerzoet vertrouwen op een geleidelijken en geweldloozen overgang van kapitalisme in socialisme.
Kapitaal en reserves der grootste Amsterdamsche banken stijgen in weinig jaren van 32,5 tot boven de 73 millioen guldens, op hun conto nemen de beleggingen van het N.V.V. geen onbelangrijke plaats in. Stijgt de waarde der Nederlandsche handelsbeweging in nauwelijks 50 jaar van 10 tot 100 millioen gulden, de vakbeweging kan er op bogen dat zij haar ledental in een enkel jaar van 56.000 tot 80.000 leden verhoogd heeft. Aan de zelfstandigheid der socialistische jeugdbeweging wordt een einde gemaakt, actie of strijd voeren is voortaan aan haar leden verboden, reeds bij de jeugd vangt de inenting aan met het nieuwe beginsel, dat de bevrijding der arbeidersklasse voortaan het werk zal zijn van de gekozenen in het parlement en de bezoldigde bestuurders aan de conferentietafel.
Op de massa werkt deze inenting als een aangename verdooving, zij beschermt tegen het risico van te groote offers, zij verlost haar van de zware taak om zelf te denken en eigen verantwoordelijkheid op de toch reeds vermoeide schouders te torsen.
Zij incasseert loonsverhoogingen en sociale wetgeving met het tevreden gezicht van den belegger, die het niet langer noodig oordeelt de aandeelhoudersvergaderingen persoonlijk bij te wonen. Zij spreekt onomwonden haar vertrouwen in de leiding uit door de verdubbeling van het aantal raadzetels, door het nemen van welhaast reeds 22.000 abonnementen op het socialistische dagblad, zij bezorgt, op den vooravond van den wereldoorlog, aan de S.D.A.P. de éclatante overwinning van 145.000 stemmen.
| |
| |
Zou er dan geen reden voor zijn, dat de reformistische leiders met welgevallen op den afgelegden weg terugzien, dat zij vertrouwen voelen in de vreedzame zege van een socialisme, die voortaan niet meer door staking of strijd op de barrikade, maar uitsluitend door het juist invullen van het stembiljet en het op tijd betalen der contributies behaald kan worden?
Maar de arbeiders?
Nemen wij het geval van Toon, die in den begintijd van de beweging twee, drie maal op straat geschopt is, die met zijn gezin honger en ellende als belooning voor idealisme aan den lijve heeft ondervonden en die thans, door voorspraak van een partijgenoot, in een gemeentebetrekking is terecht gekomen. Hij heeft een aardig pensioen als vooruitzicht. Het gemeenschappelijk overleg regelt de loonen op een tamelijk bevredigende basis. Zijn kinderen zingen in De Jonge Stem en hij zal de oudste die aanleg heeft straks naar de H.B.S. kunnen sturen. Dat is toch in orde?
Of neem Piet bijvoorbeeld, die op zijn dorpsschool, als hij toevallig niet met vader mee moest aardappelen rooien, niet al te veel geleerd heeft; die 's avonds moe thuis komt en blij is als hij in groote lijnen den inhoud van het partijblad kan begrijpen. Af en toe gaat hij ook naar een vergadering. Hij zoekt een plaatsje achter in de zaal en luistert met welgevallen naar de knappe kopstukken wier portret bijna dagelijks in de krant staat. Hij weet dat er ontevredenen zijn, maar geeft zich niet de moeite om te begrijpen wat ze zeggen. Wat willen ze toch! Met al hun gekanker vormen ze een
| |
| |
bedreiging voor de eenheid. Alles gaat toch goed, het vermogen van den vakbond wordt ieder jaar grooter, het stemmenaantal blijft voortdurend stijgen! Met de Roode Dinsdagen heeft hij zichzelf kunnen overtuigen, dat ze een macht vormen van duizenden en duizenden. Waarvoor al die revolutionnaire woorden als je er ook zoo komt? Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet, is niet voor niets een goed Hollandsch spreekwoord!
En neem Gerrit.
Hij woont in een klein dorp, waar hij vroeger met den vinger nagewezen werd als ‘de rooie’. Dikwijls heeft hij zijn aardappelen zonder vet moeten eten, omdat hij bij den boer geen werk kreeg zoolang er nog één andere arbeider was te vinden. Maar de tijden veranderen. Er is een nieuwe dominee in het dorp komen wonen, die sterk rood op de graat is. De jonge onderwijzer van de openbare school heeft uitgesproken sociaal-democratische sympathieën. Onder zijn invloed zijn, met de Blauwe Vaan, verschillende roode ideeën binnengesieperd. De namen van verschillende partijgenooten worden tegenwoordig ook in de burgerlijke bladen vermeld met eerbied. Door dat alles is er langzamerhand een kentering gekomen in de opvatting der dorpsgenooten. Boeren die Gerrit vroeger niet aankeken, houden hem tegenwoordig op straat staande, loopen een eindje mee op en vragen naar zijn ideeën. Na lange aarzeling hebben een stuk of wat landarbeiders hun angst overwonnen en zijn abonné op Het Volk geworden. Met een rijwielhersteller die uit de stad is gekomen en een wegwerker van den waterstaat hebben ze toen een afdeeling
| |
| |
van de partij opgericht. Een spreker uit de hoofdstad trok op de vergadering meer dan 40 bezoekers. Nu telt de partijafdeeling reeds zeven leden. Ze hebben de stoute schoenen aangetrokken en Gerrit candidaat gesteld voor den Raad. Zelf hadden ze nooit verwacht dat hij zooveel stemmen zou krijgen. Als de uitbreiding van het kiesrecht er door komt is het zeker, dat ze een of twee zetels in den Raad bemachtigen zullen. Dat alles is het werk van jaren, van eindelooze gesprekken en avond op avond huisbezoek bij moeizaam begrijpende schuwe elementen. Is het wonder dat Gerrit tevreden is over den gang van zaken? Is het wonder, dat hij de partij liefheeft, aan wier opbouw hij de beste uren van zijn leven gewijd heeft?
Dat is de eene zijde.
En nu de andere.
Ook de intellectueelen, die zich uit medelijden of idealisme tot het proletariaat hebben gewend, kunnen tevreden zijn.
De snelle opbloei van het Nederlandsche kapitalisme sinds 1860 heeft de heerschende klasse in staat gesteld bij een steeds groeiende arbeidersaristocratie de ergste ellende en scherpste ontevredenheid met een kleine gift af te koopen. Zij, die eenmaal van de Beurs gedrongen werden of steenen zagen vliegen tot in de wieg van hun kinderen, worden thans door hun vroegere vijanden uitverkoren om hun goede gaven te verdeelen over de massa. De verontwaardiging waarmede zij ontvangen werden bij hun eerste optreden, heeft plaats gemaakt voor een zekere waardeering. Zij hebben genoegzaam bewezen dat men hen niet met ‘anar- | |
| |
chistische avonturiers’ mag vereenzelvigen, die aan ‘revolutionaire gymnastiek’ doen. Ze vormen een revolutionaire partij, maar ze zijn wars van iedere gewelddadige revolutie. Ook Marx had immers gezegd, dat alles in Holland wellicht langs vreedzaam-democratischen weg kon verloopen! Zij voor zich denken er geen oogenblik aan de veilige banen der wettelijkheid te verlaten.
Het blijkt dat er onder die rooien verstandiger menschen schuilen dan men geloofde. Waarom zou men eigenlijk niet, zoolang de Indische baten bleven stroomen, de veiligheidskleppen een weinig openzetten opdat de saamgeperste stoom in den ketel de zaak niet in de lucht doet vliegen? Ook onder een iets lageren druk kan de stoommachine van het kapitalisme nog ongestoord blijven werken. Bovendien zijn wij ten slotte toch allemaal menschen en heeft ook de ondernemer belang bij een gezonde en tevreden arbeidersklasse! De arbeidersklasse zelf echter bewaart een diepe genegenheid voor allen, die zich haar lot aangetrokken hebben toen zij, door eeuwen pauperisme verzwakt en verslagen, nog nauwelijks tot een droom van opstanding of opstandig verlangen den moed dorst vinden.
Met voldoening kunnen de idealisten op den afgelegden weg terugzien. Zij voelen zich door de sympathie van duizenden gedragen. Zij zijn trotsch, omdat hun verstandig inzicht toch meer en meer erkend wordt, ze droomen van een tijd, waarin de bekrompen tegenstand tegen hun plannen zal zijn verdwenen, ze zien reikhalzend uit naar den dag waarop het hun gegeven zal zijn, nog binnen het raam van het kapitalisme de
| |
| |
eerste socialistische beginselen in wetten en bouwplannen tot werkelijkheid te maken.
En de kleine luiden? De verversknechts en typografen zitten thans even breed in hun bureaustoel als eens de directeuren tegen wie zij in hun slavenverbittering den opstand hebben gepredikt. Is het niet duidelijk, dat er een nieuwe tijd is aangebroken, nu de zoon van een politieagent of van een glasblazer op voet van gelijkheid met de grooten der aarde onderhandelt? Hebben zij niet bewezen, dat ook proletariërs in staat zijn om een academischen graad te behalen, een burgemeesterschap waar te nemen, een groot bedrijf zonder sentimentaliteit te besturen? Vindt dat thans niet algemeene erkenning? Komen niet thans gewiekste priesters als Nolens, zakenlieden en bankdirecteuren hun oordeel vragen? Is deze enorme vooruitgang geen bewijs, dat zij den wagen der partij in het juiste spoor stuurden?
Neen. De Indische Napoleon moet nog een tijdje wachten. Hij doet het beste voorloopig maar weer zijn kaartje te leggen tot de tijden gunstiger worden. Nothing succeeds like success. En zoolang in Holland de arbeiders met een brokje van de steeds grootere welvaart der burgerij afgekocht kunnen worden, zoolang in het industrieel achterlijke landje, de macht der ondernemers nog minder geconcentreerd is dan die van de bonden en men dus op economisch terrein in gelocaliseerden strijd het eene voordeel na het andere kan behalen, zoolang blijft de groote massa der proletariërs aandeelhouder in de goed geleide bloeiende zaak, wier chefs geen domme streken uithalen, maar uitsluitend
| |
| |
een actie beginnen wanneer men met 80% zekerheid de overwinning kan voorspellen. Men wisselt evenmin lichtvaardig van kruidenier en van bakker als van partij en vakbeweging. Tot nog toe was het gewicht goed en de melk onverdund. Al maken anderen meer reclame, daarmee is nog niet gezegd dat je ook werkelijk iederen dag goed gewicht krijgt.
En toen, terwijl allen behaaglijk dommelden, terwijl het syndicalistische N.A.S. leeg liep als een windkussen, waar men met een speld in geprikt heeft, terwijl een eeuw van vooruitgang en vrede ons allen tot vriendelijke pacifisten gemaakt had, terwijl congressen in de cathedraal van Bazel plechtig den oorlog afzwoeren en vrouwenclubs bij de tableaux vivants van Marie de Roode-Heijermans tranen van ontroering stortten, kwam, totaal onverwacht voor allen die meenden dat Marx zich in zijn profetischen blik op de toekomst vergist had, de oorlog.
⚫
Mobilisatie - oorlog!
Een rilling van ontzetting gaat door de lage landen. Op de hoeken der straten roffelt de trommel: - oorlog! Oorlog, fluistert de burgemeestersvrouw van Sittard bleekjes achter het theelichtje dat op de zelfgemaakte antimakasser bibbert, en staat op om over de horretjes heen te kijken of de Hunnen daarginds in de dorpsstraat nog niet aanmarcheeren. Oorlog, denkt de kleine legercommandant, die in de kamer van het Amstelhotel met groote stappen op en neer loopt,
| |
| |
wachtende op de telefoon, die, met het bevel tot den aanval, de poort tot den roem en den weg naar een plaats in de geschiedenis zal openen. Oorlog, denken de vrouwen, die aan het station huilend van hun kerels afscheid nemen, oorlog, denkt de moeder, die zich groot tracht te houden om het haar jongen niet moeilijk te maken, haar jongen, dien ze nog haastig een pot met jam en een paar zelfgebreide sokken toestopt in den ransel.
Oorlog, schreeuwt het in de kranten, - inval der Duitschers in België, Berlijn uit de lucht gebombardeerd door Engelsche vliegmachines, afgesneden vrouwenborsten, kinderen aan de bajonet gestoken, Jaurès vermoord, algemeene staking in Hongarije, opstand in Egypte!
De pers is gek geworden en draait leugen en waarheid in den gehaktmolen der sensatie rauw door elkander, niemand weet iets, niemand begrijpt iets, weerloos en willoos staat de massa in de schaduw van het machtige zwartstalen monster, zoo nabij, dat slechts de voeten duidelijk zichtbaar zijn, de stalen laarzen die ieder oogenblik verpletterend neer kunnen treden.
Oorlog.
Nietwaar Piet, je hebt er nooit werkelijk in geloofd, ook al praatten je leiders op vergaderingen nog zoo vaak over het onverbrekelijke verband tusschen imperialisme en oorlog. Je had het over de nutteloosheid van het leger, over het oudroest in Den Helder, over de tyrannie van het militairisme, die een mensch tot machine tracht te maken, maar de voornaamste kwes- | |
| |
ties bleven toch loonsverhooging en loonsverlaging, het nieuwe dienstrooster, ziekteverzekering en ouderdomspensioen, gemeenschappelijk overleg en de zevenjarige grondschool voor je kinderen.
Oorlog was ver weg, iets voor vergaderingen en demonstraties, iets waartegen je in de practijk geen maatregelen behoefde te nemen, iets als cholera, - het gevaar dat ze uit het Oosten naar ons overkomt is zeker niet denkbeeldig, maar je rekent op de artsen van de quarantainedienst, die er immers voor betaald worden om het gevaar buiten de deur te houden.
Nu donderen aan de grens de kanonnen.
Oorlog!
Oorlog!
Nietwaar Gerrit, het was nooit een punt van orde, noch op de huishoudelijke vergadering, noch op de congressen.
Oorlog is iets waar je tegen bent, als tegen alcohol en mishandeling van dieren. Daarom stemmen je afgevaardigden in het parlement tegen iedere uitbreiding van vloot en leger, en reisde Vliegen naar Bazel om in de cathedraal waar het congres plaats vond een gloeiende rede tegen den oorlog te houden.
In je weerzin tegen den oorlog voelde je je met alle groote geesten der menschheid verbonden, je rekende op die groote geesten, op het peil der Europeesche cultuur, op de algemeene beschaving om een dergelijk bloedbad te voorkomen, je hield het met de journalisten die in den stichter van het Vredespaleis een nieuwen Messias prezen, met den geschiedschrijver te Lintum, die in zijn ‘Eeuw van vooruitgang’ nog
| |
| |
in 1913 zoo wetenschappelijk helder het betoog leverde, dat een oorlog voortaan tot de onmogelijkheden zou behooren.
Je hebt nooit gedacht dat je naast den plicht om de contributies behoorlijk te registreeren, ook nog den plicht kon hebben om actief tegen den oorlog te vechten.
En voor je het wist, stond je met het geweer op schouder aan de Moerdijkbrug.
Onder je voeten spoelt het breede grijze water, waarin eens, zooals je je nog uit de Vaderlandsche Geschiedenis herinnert, Jan Willem Friso is verdronken. Aan den oever staat een blinkend gelakte auto reeds een half uur te wachten op de veerschuit, die als een breed insect langzaam over het vlakke water aan komt geschoven. Tusschen de knotwilgen is de witte huid van een geitje zichtbaar en bij de boerderij ginds opent een arbeider het hek voor een volgeladen wagen met bieten. Dat alles is rustig, verdacht Hollandsch rustig, het werkt hier op je eenzame wacht bijna als een adempauze, weldadig na de lange jaren van sjouwen en zorgen, waarin de eene dag als met een geesel den anderen voortjoeg. En toch is deze rust leeg en kil als de vochtige wind die, door het grijze geraamte van de brug, wijd uit de verte langs je heenwaait, toch is er een vage onrust in je hart, als het doffe gerommel in de verte, dat aan een verwijderd onweer herinnert, maar waarvan je weet dat het de Duitsche kanonnen zijn die Antwerpen bombardeeren.
De kanonnen bombardeeren Antwerpen en de forten van Luik zijn nog slechts een bloedende puinhoop,
| |
| |
boven Visé hangt een zwarte rookwolk over de graven van vrouwen en kinderen die als franctireurs neergeschoten worden. Je vrouw schrijft, dat in Amsterdam broodkaarten ingevoerd zijn en dat men voor aardappelen urenlang in de rij moet staan, hij, Gerrit echter loopt heen en weer, heen en weer over de Moerdijkbrug en vraagt zich af wat hij in zijn leven verzuimd heeft en wat er overgebleven is van de droomen, waarmee hij zooveel jaren als een kind met kleurig speelgoed gespeeld heeft.
In die eerste dagen van den wereldoorlog, toen iedere zekerheid weggevaagd scheen en iedere veiligheid voorgoed verloren, toen Troelstra na zooveel pathos van klassenstrijd en internationale eenheid het nuchtere parool uitgaf der nationale eenheid, die de nationale tegenstellingen moest overheerschen, toen scheen het of velen, als Gerrit, door de koele ochtendnevels uit hun doezigen dommel gewekt zouden worden, toen waren er, na het congres in Utrecht, vrouwen die weigerden met hun mannen hetzelfde bed te deelen, toen herinnerden zich velen hoe de kleine groep der consequente marxisten, hoe Gorter, Wijnkoop en andere kopstukken der S.D.P., uitgelachen en bespot door al wat kleinburger heette, die catastrofe reeds in den heroïschen verkiezingsstrijd van 1913 voorspeld hadden.
Maar toen de bloedige golven van den oorlog de lage kusten langs de Noordzee spaarden, toen het grijze hoofd van Cort van der Linden tegen een gouden-tientjesaureool van winstgevende vredelievendheid geschilderd kon worden en Treub de huichelachtige
| |
| |
leuze uitgaf, dat er in Nederland geen honger zou worden geleden - het innerlijke voorbehoud verzwijgend, dat dit slechts gelden zou voor hen die nooit den honger in hun leege magen rammelen hoorden - toen ging er een zucht van verlichting door allen, die nog iets meer dan hun ketenen hadden te verliezen, het gebroken speelgoed werd weer opgelapt en vroolijk reed het escadron der S.D.A.P. opnieuw op de houten stokpaardjes van pacifisme en democratie de straat op. De menigte draafde mede.
Al slaapt men op de Brabantsche deel ook harder dan in het veeren bed thuis, het is er toch altijd nog beter rusten dan in de loopgraaf.
Al eet men ook niet uit de groote ruif van de N.O.T. mee, toch valt er allicht nog een kleinigheid te verdienen met een sluikhandeltje in boter.
Al is de oorlog ook nog zoo'n zwijnerij, ze brengt tenminste den boer het voordeel, dat de prijs van de varkens reeds bijna drie maal zoo hoog is geworden.
Men komt tot de conclusie, dat het werkelijk het beste is God's water maar over God's akker te laten stroomen, vooral omdat het opwerpen van dammen zoo'n lastig en vervloekt zwaar werk is.
|
|