Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] IV Fragmenten en onvoltooide verzen [pagina 155] [p. 155] God Gedweeë menschendrommen naar God gezweept alswerelooze kudden... ................................ Wie zal der Godheid lof verkonden, in diepe àl-menschelijke taal, als 't volle lied der orgelmonden, met donderknal op bliksemstraal? Met d'eeuwgen zang der zee, het ruischen der wouden, 't windgezoef, en 't bruisen van 't kabblend beekje, in golvendans vereenen met de oneindge zangen, wier eeuwge harmonieën prangen den zucht de borst uit, tranen 't oog? ................................ En feller zal ons liefde branden hoe hooger, voller mensch wij zijn ................................ en brengt op eigen stem gedragen, den luiden lofzang van 't heelal! gij steeds bestaande en tòch herboren met iedren zucht van 't menschlijk hart. ------------ [pagina 156] [p. 156] Maar zoo geen blik uit zielvolle oogen verhelderde ons ontzielden blik en, door geen wedermin bewogen, het harte doodging, snik voor snik, dan is ook alle hoop verloren, 't geloof in hooger macht verdween; geen wereld kan ons nog bekoren... Geloof en hoop en liefde is één. ------------ Zie hoe de leeuwrik, in zijn steile vlucht, 't hosannah zingend, stout ten hemel vaart, en dan weer, als voor al dien glans beducht, in kronkling nederzakt ter lokkende aard; ------------ Betrouw op God, mijn volk, hoe zwaar het wee ook wege! - Wie verbreekt de sterkste banden? 't Is hij die Noachs arke veilig stranden, die Faro's legers liet verzwelgen door de zee... -------------- Lijk een staatge weduwvrouwe 't kleed verwerpt van licht en kleuren, zich omhult met 't waas van rouwe, vlottend schijnsel van haar treuren, en de tranen Vlottend schijnsel van haar treuren, al zijn tranen, àl zijn tranen schreit het jaar, in weedom kwijnend, al zijn tranen, àl zijn tranen... ----------- [pagina 157] [p. 157] Zal, God! dan nimmer en den, in 't rustloos verder gaan, de druk der diepe ellenden mij volgend op mijn baan? Of zal de algoede, alschoone, - de Alzeegning van Uw hand mijn moeden tocht geleiden naar 't verre Vaderland? Of wilt Gij dat gansch doodbloed' de waarde van den man, de steeds herboren hoogmoed die toch niet sterven kan?... Vorige Volgende