Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Gij dichter... Gij dichter, die uw gangen gaat langs 't druk gewoel des levens als u de smaad in 't aanzicht slaat van vriend en vijand tevens, leg nooit den fieren vrijen kop en laat u nooit verlammen, al dagen zij zoo talrijk op met hoonende epigrammen. Want wie u tergend smaadt en slaat, omwroetend in uw wonden, werd vaak vol valschheid en verraad tot in de ziel bevonden. Veracht dat lage en gore diet dat stikt in machteloosheid en, laf verschanst, den pijl verschiet der huichelende boosheid. Hun lach bedriegt, hun woord bedriegt. Wien of zij niet bedrogen? Hun handel en hun wandel liegt, hun leven is één logen, met schijn van deugd en eerlijkheid en ijdlen glans omgeven, maar door uw blik dien niets misleidt, het brandmerk ingedreven, uw blik die nier en ingewand doorgrondt en, vrij geheven, hun al de schande in 't voorhoofd brandt van hun inwendig leven. Vorige Volgende