Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Aan Gustaaf Schamelhout ‘Op uitverkoren hoofden daalt alleen de groote kalmte der voldane liefde.’ 'k Ontvang, met kloppend hart, den groet, mij toegezonden uit 't schoon Venetie, dat, bij stillen golfslag, rust en droomt, door Liefde en Kunst, in schoonheidsband verbonden, met eeuwigen zoen gekust. Waar ginds, op 't Groot Kanaal, de slanke barken vliegen, in zachte zwenking, op gezwinden roeiersruk, laat gij, in klare lucht, op blauwe baren wiegen uw grenzenloos geluk: - 't Geluk dat àl het puur gevoel van ziel en zinnen, dat 't levensbeeld, zoolang gedragen in uw hert, bij rijpe kracht der jeugd verwerklijkt is in 't minnen dat niet onttooverd werd! 't Geluk van onverstoord, met vaste en wisse schreden, door heldre vlam van liefde op aarde voorgeleid, door nacht en stormen van het leven heen te treden als door éen glanzende eeuwigheid! 't Geluk dat nimmermeer uw zoekend oog zal staren in ijdle ruimte, met onklaren oogopslag, daar 't in éen wederblik het volle licht ziet klaren van stagen zonnedag! [pagina 126] [p. 126] Wat wenschte ik u, mijn vriend, een leven begenadigd door al wat menschlijk hart aan vreugde en voorspoed lust, wanneer uw beider hart, van 't hoogste goed verzadigd, in 't eindeloos heil berust? Doch weze u lief de groet, uit minnend hart ontsprongen, dat hangt aan vriendschap, die zoo zoet van verre wenkt, en 't smachtend liefdevers, bij weemoedsdag gezongen, in vreugdetijd herdenkt! 20 Sept. 1902 Vorige Volgende