Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Mei En door de lichtbegraasde wei, in 't vonklend kleed van d'uchtenddauw, komt flink en frisch de fiere Mei en blaast de luchten lind en lauw. Langs bosschen, heuvlen, vlakte en dal zwaait hij zijn groenen looverhoed en luidend' hymnen van kristal weerkaatsen wijd zijn morgengroet. Met goud van vlammen, nooit gebluscht, doortintelt hij den Lentedag. Hij lacht; 't is louter levenslust en bloemenlach en zonnelach. En de aarde deint in weelde en kracht en breidt heur golvend groene sprei voor d'eedlen Minnaar, trouw verwacht, den blonden Mei, den fieren Mei. Plechtstatig stijgt een breed geruisch als traag aanzwellende orgelklank, vol bladgefluister, beekgebruis en licht en geur en vogelzang. Geen harte zwijgt, hoe mat en koud, en schel, uit alle borsten, schiet het steedsgezongen, 't eeuwenoud en eeuwigjonge liefdelied. 1901 Vorige Volgende