Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] Als de lente... Als de lente langs de kruinen glanst en in zonnegloed de sneeuw vervloeit; als het eerste groen den boom bekranst en in 't gras het eerste bloempje bloeit, als op éénen keer, er geen regen meer in de dalen heerscht, noch winterweer, schalt het van de hoogt' in de dalen wijd: O! hoe wonderschoon is de lentetijd! Als de gletscher warm van 't zonlicht lekt; als de bronne van de bergen springt, alles rond met jeugdig groen zich dekt en het lustgeschal der wouden klinkt; luchtjes luid en lauw wasemt de landouw, en de hemel lacht zoo rein en blauw, klinkt het van de hoogt' in de dalen wijd: O! hoe wonderschoon is de lentetijd! Was 't ook niet in vroegen lentetijd dat Uw hert zich in mijn herte ontsloot; dat van U, o wonderzoete meid, ik den eersten, langen kus genoot; [pagina 102] [p. 102] toen weer alles zong dat het lustig klonk en de bronne van de bergen sprong, 't schalde van de hoogt' in de dalen wijd: O! hoe wonderschoon is de lentetijd! (Naar Bodenstedt) Vorige Volgende