Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Naglans Wanneer, in 't dalen, nog de zonne draalde en beidde en als een stervend hart in 't kwijnend Westen hing, was 't dan haar bloed dat vloeide, of was het de aard, die schreide, de troostelooze, daar heur glorie henenging? Zie! Langzaam krimpt de gloed, die laaiend zich verbreidde, en smelt allengskens tot een bleeken, bleeken kring, die, lang nog scheemrend aan den verren rand der heide, de insluimrende aarde omwaast als een herinnering. O! toen ik, bij uw droef vertrek, te sterven meende... - Ik weet niet of gij minde, ik weet niet of gij weende, maar innig brandend, als mijn liefde, was mijn smart. Doch eind'lijk week de pijn, die diep en vlijmend griefde, wijl niet mijn liefde, maar 't herdenken aan mijn liefde, als zoete weemoed glimt om 't ingetogen hart. 1892 Vorige Volgende