Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Ter levenszee De jonge zeeman stapt aan boord: het vaartuig danst in wilden lust; daar spant de zeewind ieder koord, wijl ieder zeil in ronding zwelt. De morgenzonne kust en sust het kleurig deinend waterveld, der borst ontgalmt een breed ‘hoezee!’ ter schoone zee, - ter levenszee! De kloeke maat, met glanzend oog, aanschouwt de grootsche oneindigheid, oneindig diep, oneindig hoog, oneindig ver in 't vlak verschiet. Maar hij, ten driesten kamp bereid, - want vreezen, aarzien kent hij niet - voert eindelooze geestdrift mee ter wijde zee, - ter levenszee! Doch aaklig komt het stormweêr op: een huivring gaat langs d'oceaan... Hij jubelt op der golven top en tergend wordt zijn overmoed. Doch, ras is 't met den knaap gedaan; daar faalt zijn hand, daar mist zijn voet! Een golfslag rukt hem redloos mee, naar 't diep der zee - der levenszee! Een plank! Hij grijpt ze en roept, ontzet: ‘Ter hulpe!’ Och verre is 't vaartuig heen! Waarom dien dwaze toch gered? Wat zocht hij anders dan den dood? - [pagina 32] [p. 32] Nu dobbert hij daar gansch alleen; maar 't bloed is warm, de kracht is groot, en moedig streeft hij naar de reê, langs 't vlak der zee - der levenszee... Zoo duurt en duurt het immer voort; zijn arm wordt zwak en koud zijn hart. Hij roept: geen echo die hem hoort, geen lichtbaak in het vergezicht! En, razend schier van spijt en smart, nog eens den blik omhoog gericht, dan, met een laatste zielebeê, in d'afgrond neer der levenszee! Maar, zie! Een flikkring toont hem land; de redding schemert voor zijn blik; een reuzenstrijd brengt hem aan strand, maar henen is zijn laatste kracht! En thans, nog dwaas en stom van schrik, en d'eedlen gloed in 't hart gesmacht, aanschouwt hij, machtloos, van de reê, die booze zee, - de levenszee! Maart 1888 Vorige Volgende