Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Waarom uw blik.... Waarom uw blik mijn blik niet boeit? Waarom uw lach mijn lach niet wekt? Waarom niet heel mijn hart ontgloeit bij 't schittren van de reinste schatten, dat elk gemoed naar 't uwe trekt? Eens zwom mijn ziel, als uwe ziel, in wondre wonne en zonneschijn; maar 't leven kwam, de sluier viel, die 't al met tooverwaas omschemert, en naakt bleef de aarde als een woestijn. Gij drukt zoo argloos elke bloem met wellust aan den rooden mond: ik zocht den grond van liefde en roem; wat bleef er van dat rustloos streven? De geest ontgoocheld, 't hart gewond! Uw leven is de kalme vloed, die zeewaarts helt met zachte baar: mijn leven is de zwarte vloed, die negenmaal de hel omkronkelt en wegvloeit... ik en weet niet waar... Waarom uw blik mijn blik niet boeit? Waarom uw lach mijn lach niet wekt? Zeg, kan de roos, die 't graf ombloeit, de koude lijken nog bekoren, in blanke doodswâ neergestrekt? 1887 Vorige Volgende