Het wederzyds huwelyksbedrog
(1977)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Vierde bedryfEerste tooneel
Charlotte, Konstance, Klaar, Fop en Hans beide in lakeije kleeren
Klaar.
Je denkt wel, Juffrouw, op de klok van zeven uuren?Ga naar voetnoot1271
Charl.
Ik ben zeer ongerust, en kan van angst pas duuren.Ga naar voetnoot1272
Mevrouw, recht uit gezegt, ik durf het niet bestaan.
't Is ook te schand'lyk met een' minnaar door te gaan.
1275[regelnummer]
Zo 't qualyk uitvalt, 't zal my al myn leeven spyten.
Klaar.
Tut, tut, geen mensch zal jou, hetgeen je doet, verwyten.
Charl.
Ik wagt nog wat, misschien dat Broeder hier haast koomt;
Men hoor wat hy ons raad: wy kunnen onbeschroomd
Aan hem verklaaren, hoe de zaaken zyn gelegen;
1280[regelnummer]
Hy kan ons helpen door veel eerelyker wegen.Ga naar voetnoot1280
Konst.
Gy hebt al wat gelyk, dat heb ik niet bedacht;
De tyd van Broeders komst dient eerst nog afgewacht.
Indien hy geld heeft om de bruiloft uit te voeren,
Is alles wel. Ik wil uw hart niet meer ontroeren.
1285[regelnummer]
'k Zou ook niet toestaan dat gy weg gingt, zo 'k niet wist
Dat 't my aan 't geld ontbrak; 'k bedacht alleen dees list,
Gelyk gy weet, uit nood.
Klaar.
Mevrouw 't kon wel gebeuren,
Dat jy jou dat besluit voor altoos zoudt betreuren;
De Graaf zal denken dat hy van je wordt begekt.
1290[regelnummer]
En moog'lyk dat hy dan om dat affront vertrekt.
Konst.
Indien hy haar bemint zal hy zo licht niet scheiden,
Want anders blykt het dat hy ons zoekt te misleiden.
Daar word gescheld.
Wie of daar schelt?
Klaar.
Dat zal misschien de Snyër zyn,
1295[regelnummer]
Of Lakenkooper om te maanen. 't Zyn gezellen
| |
[pagina 89]
| |
Die ik niet langer weet met praatjes uit te stellen.Ga naar voetnoot1296
Konst.
Zeg dat wy uit zyn. Spel dat volk wat op de mouw.
Klaar.
Indien zy 't zyn, zal ik myn best wel doen, Mevrouw.
Charl.
Licht dat het Broeder is, die kan hier nu al weezen.
Konst.
1300[regelnummer]
't Kan zyn; doch ik heb reên om 't tegendeel te vreezen.
'k Ben bang voor krediteurs, zo dra 'er wordt gescheld.
| |
Tweede tooneel
Karel, Charlotte, Konstance, Klaar, Hans, een Lakkeij van Karel
Konst.
Het is uw Broeder ach! ik ben van vreugd ontsteld!
Zyt welkom, waarde Zoon!
Charl.
Zyt welkom, lieve Broeder.
Karel.
Wat is 't me een vreugd, dat ik u zien mag! ach! Vrouw Moeder!
1305[regelnummer]
Wat heb ik u misdaan, misleid door myne jeugd!
Vergeef myn losheid!
Konst.
Ach! myn waarde Zoon! de vreugd
Verhindert my, ik kan van blydschap naauwlyks spreeken!
Omhels my!
Karel omhelst Konstance
'k Heb misdaan!
Konst.
O neen, myn Zoon, ik reken
Dat gy door uw vertrek, den grond van ons geluk
1310[regelnummer]
Gelegt hebt. Ach wat vreugd na zo veel ramp en druk!
Wie hadt gedacht dat ik u in myn oude dagen
Nog weder zien zoude! al myn tegenspoed en plaagenGa naar voetnoot1312
En droefheid zal ik nu vergeeten! Koom myn kind,
Omhels uw' Broeder, dien ge in 't leeven weder vindt.
Karel omhelst Charlotte
1315[regelnummer]
Myn zuster!
Charl.
Broêr!
Klaar.
't Is hier byzonder druk met kussen,
En ik kryg niet een brui, van 't bystaan, ondertussen.Ga naar voetnoot1316
Karel.
Wel, Klaartje, leefje nog!
Klaar.
Ja, zo 'k niet beter weet.
Och dat je wist, myn Heer, hoe deerlyk dat ik kreet,
| |
[pagina 90]
| |
Toen jy zo stilletjes en zonder eens te spreeken
1320[regelnummer]
Vertrokken waart, en dat ik van je taal noch teken
Kon hooren waar je waart, je zoudt my ook wel eens.
Je weet wel wat ik meen.
Karel.
Dat 's ligt wat ongemeens!
Karel.
En wat?
Klaar.
Een welkomzoen gegeeven.
Karel.
1325[regelnummer]
Gy zyt nog de oude Klaar, een snaakje van een meid.
Daar 's dan een zoen.
Klaar.
En jou ook één tot dankbaarheid.
Konst.
Klaar, wil die dartelheid een weinigje betoomen.
Myn Zoon, waar is uw Liefste, of zyt ge alleen gekomen?
Karel.
Ik wagt myn Lief haast, 'k ben te paerd vooruit gereên;
1330[regelnummer]
Ze is op den wagen.
Konst.
Hoe, liet gy haar zo alleen?
Karel.
Ik koom hier om te zien hoe 't staat met onze zaaken,
Om, zo hier iets ontbrak, eerst op zyn stel te raaken;Ga naar voetnoot1332
Myn liefste weet niet hoe het by ons is gesteld.
Hebt gy myn laatsten brief, en 't pakje met dat geld
1335[regelnummer]
Ontfangen?
Konst.
Ja myn Zoon. 'k Geloof dat uwe leden
Vermoeijd zyn van de reis; gy hebt licht hard gereden?
Karel.
O ja, ik ben vermoeid.
Konst.
Laar ons dan binnen gaan.
'k Zal u een voorval, 't geen ons voorkomt, doen verstaan,
Van zek'ren Graaf, die met Charlotte zoekt te trouwen.
Karel.
1340[regelnummer]
Een Graaf, Mevrouw!
Konst.
Treed voort, 'k zal u de zaak ontvouwen.
| |
Derde tooneel
Klaar, Hans
Klaar.
Wel Hansje staa je daar, en spreekje niet een woord?
Hans.
Dat raakt je niet.
Klaar.
Myn bloed! hoe ben je zo verstoord?Ga naar voetnoot1342
Hans.
Wat bruit dat jou?Ga naar voetnoot1343
Klaar.
Je zyt nochtans myn uitgeleezen,
| |
[pagina 91]
| |
Die haast myn bruidegom, myn man, en voogd zelt weezen.Ga naar voetnoot1344
Hans.
1345[regelnummer]
Dat zel je liegen.Ga naar voetnoot1345
Klaar.
Hoe? waarom myn lieve Hans?
Hans.
Dat weet je wel.
Klaar.
Myn hart, zeg, is 'er dan geen kans,
Om jou met traanen te vermurwen, noch met smeeken?
Myn lieve maatje, ik bid, wil tog een woordje spreeken;
Je weet het immers dat ik je altyd heb bemind?
1350[regelnummer]
Het spyt me dat ik je in zo'n quaad heumeurtje vind.
Hans.
Dat raakt me niet.
Klaar.
't Is wel, wil jy geen reden hooren?
Dan is het huuwlyk of; dat zeg ik van te vooren.
Hans.
't Kan my niet scheelen.
Klaar.
Goed: dan trouw ik met een aâr,
Tot spyt van jou: je moet me niet veul bruiën, vaâr.Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Dat is een hangbroek! dat 's een puikje der portrettenGa naar voetnoot1355
Uit de almenak! ja wel, men hoord je beeld te zetten,
Van klinklaar goud gemaakt, vlak op de vulliskar.
Hans.
Dat zou heel mooij zyn.
Klaar.
Ja, dat zou heel mooij zyn, nar.
Hans.
Maar vryt jou die Baron, zeg Klaar? 'k begin te vreezen.
Klaar.
1360[regelnummer]
Dat raakt je niet.
Hans.
Hoor Klaar, je bent myn uitgeleezen.
Ik meen 't zo quaad niet, zeg, wat zeit myn heer Baron?
Klaar.
Wat raakt dat jou?
Hans.
Ey hoor! myn pynxterblom, myn zon,Ga naar voetnoot1362
Wy zellen met malkaâr, gelyk gezeid, is, trouwen.
Klaar.
Dat zel je liegen.
Hans.
Och! hoe ken je jou zo houwen,
1365[regelnummer]
Myn schepseltje! je weet dat ik je zo bemin,
En gist'ren had je ook in jou Hansje groote zin.
Het is voor jou dat ik zo zuinig weet te spaaren.
Klaar.
Dat 's goed voor jou.
Hans.
Och Klaar, wil toch je zelfs bewaaren,
Want die Baronnen zyn zo vol van guitery,
| |
[pagina 92]
| |
1370[regelnummer]
Je weet het niet myn kind.
Klaar.
Hans, zorg jy niet voor my:
Je hebt de paspoort, en de bons, 'k wil jou niet kennen.
Hans.
Zie daar, de mortepaaij moet jou en my dan schennen,Ga naar voetnoot1372
Heb jy het hart, dat jy, karonje, me verlaat;Ga naar voetnoot1373
Ik zal dien gekken vent waarneemen op de straat,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
En kloppen hem zo plat als stokvis met myn handen.
De kuiten zel ik hem afbyten met myn tanden,
En voort de rest zo kort als potjebeuling slaan.Ga naar voetnoot1377
Klaar.
Ja maar, myn lieve vaar, hy is al mede een haan,Ga naar voetnoot1378
Hy zou dan, op jou kop, zodanig vliegen vangenGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Dat jij zoudt wenschen, dat je al zalig waart gehangen,Ga naar voetnoot1380
Gelyk je wel verdient voor jou bedriegery.
Hoor Monsieur Pourlaron!
Hans haalt de trouwbelofte uit zyn zak
Je bent een vuile pry;Ga naar voetnoot1382
Een lichtekooy. Ik zweer je zelt het je betreuren.
Zie daar's je trouwbelofte; ik zal ze aan stukken scheuren.
1385[regelnummer]
Ik ken je nou niet meer; ik wil je niet meer zien.
Klaar haalt ze ook uit
Zie Hans, dat gaat je veur; het moet gelyk geschiên.
Hans.
Maar wacht een beetje, Klaar, is 't ernst? of is het scheeren?
Klaar.
Dat is my evenveel, zo als je zelt begeeren.
Hans.
Ik doe 't maar om te zien of jy me nog bemint.
Klaar.
1390[regelnummer]
Ik meen het ook niet, Hans; ik was alleen gezindGa naar voetnoot1390
Om je eens te toetsen, en hetgeen hier is bedreeven,
Dat moeten wy malkaêr van harte weêr vergeeven.
| |
[pagina 93]
| |
Hans.
Daar slaa geluk toe, drie pond vygen op de koop.Ga naar voetnoot1393
Klaar.
Vier vaten wyn daar by; drie ankers met een stoop.Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Maar zacht, daar is Mevrouw.
| |
Vierde tooneel
Karel, Konstance, Charlotte, Klaar, Hans, Fop, Lakkei van Karel
Karel.
Gy zegt my wond're trekken,
En listen, maar de tyd zal alles wel ontdekken.
Die brief is my verdacht, dewyl ik niemant kan
In Brussel, die zoo hiet gelyk als deze man.
Kristoffel Ossekop, bankier der heeren Deenen!
1400[regelnummer]
't Is een verdichte naam.
Charl.
Zou dan myn broeder meenen,
Dat zulk een' graaf bequaam zou weezen tot bedrog?Ga naar voetnoot1401
Karel.
Hetgeen men nu niet weet leert ons de tyd licht nog.
'k Heb meer messieurs gekend, die om fortuin te maaken,
Opsneden van hun staat, en wonderlyke zaaken
1405[regelnummer]
Verzonnen, om een duif te lokken in het net.
Daar is te Brussel korts een karel vastgezet,Ga naar voetnoot1406
Die zich een graaf noemde, en ook niet ontzag te vryën
By Jufferen van rang; hy had die schelmeryen
Al lang gepleegd, eer hy bekend wierdt voor een guit;
1410[regelnummer]
Derhalve, zuster, dient uw vryery gestuit,
Tot dat men na zyn' staat ter dege heeft vernomen.
'k Zal hem verzoeken of hy hier belieft te komen,
Zo dra myn lief hier is, wyl ik nieuwsgierig ben,
En niet gerust zal zyn voor ik dien graave ken.
Charl.
1415[regelnummer]
Zyn deugden kan men aan zyn ommegang bespeuren.
Karel.
o Zuster, 'k waarschouw u, men ziet het meer gebeuren;
't Kan een bedrieger zijn; al zyt gy kloek van geest.
| |
[pagina 94]
| |
Daar zyn wel wyzer door den schyn bedot geweest.
Klaar.
Dat hy een graaf is, Heer, daar wil ik wel op zweeren,
1420[regelnummer]
Want hy voert staat, en 't gaat niet aan zyn kouwe kleêren,
Al douwt hy me een pistool uit vrindschap in myn hand;Ga naar voetnoot1421
Daar is geen nobelder noch beter heer in 't land.
Karel.
Dat is een schoon bewys! zulks kan genoeg geschieden,
Al is hy juist geen graaf; men kan verachte lieden
1425[regelnummer]
Niet onderscheiden van de grootste, indien het geld
Hun veinzery bedekt. 'k Zie veel hetgeen ons meld
Dat wy bedrogen zyn; de tyd zal 't best ontdekken.
Charl.
Maar Frere, uw onderzoek mocht hem tot gramschap wekken.
Karel.
Ik merk hy heeft u reets al binnen door de min.
1430[regelnummer]
'k Zoek maar te peilen hoe hy 't met u heeft in 't zin.
'k Zal hem beleefd, gelyk een edelman, ontmoeten,
En in zyn logement, flus in passant, begroeten.Ga naar voetnoot1432
Maar laat ons met malkaêr nu heen gaan na de poort,
Den wagen wachten.
Konst.
Goed. Hoor Klaartje! hang eens voort
1435[regelnummer]
Teewater op, wy gaan myn dochter t'zamen haalen.
Maak alles op zyn stel, 't za wakker, niet te draalen!Ga naar voetnoot1436
Wy komen, denk ik, in een klein half uur weêr hier.
Indien de graaf hier komt, zo geef hem dit papier
Van Stoffel Ossekop, 't geen hy hier heeft verlooren.
Karel.
1440[regelnummer]
Als gy hem spreekt, zo laat hem vry de tyding hooren,
Dat ik gekomen ben.
Klaar.
Dat zal ik doen myn Heer.
Konst.
Nu, als gezegt is, Klaar, wy komen daatlyk weêr.
En ik belast u, dat het water dan moet kooken.
Klaar.
't Is wel, 'k zal met 'er haast wat hoepelstokken stooken:Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Wy hebben juist geen hout tot nog toe, in ons huis.Ga naar voetnoot1445
| |
[pagina 95]
| |
Vyfde tooneel
Charlotte, Klaar, Hans
Charl.
Maar Hans, ik hoorde flus hier zulken groot gedruis;
Wat was dat?
Hans.
Niemendal.
Charl.
Ik hoorde u nogtans kyven.
't Geen hier geschied moest tog vooral verhoolen blyven.
Klaar.
't Was onder ons, juffrouw, het raakt jou zaken niet.
1450[regelnummer]
Hans keef op my; maar 't is door jaloezy geschiet.
Ik heb het hem, uit grond myns harten, al vergeeven.
Hy docht dat die Baron...
Charl. tegen Hans.
Heb je daarom gekeeven?
Daar wordt gescheld en Klaar doet op
Wat heb jy groot verstand! zou zulken edelman
Zyn zinnen stellen op een meid? my dunkt dat kan
1455[regelnummer]
Niet weezen.
Hans.
Hy is gek.
Charl.
De Graaf zou 't niet gehengen.Ga naar voetnoot1455
Hans.
Juffrouw, hy zou de meid misschien in schande brengen.
Ik heb vooral geen zin in horens, dat je 't vat....Ga naar voetnoot1457
'k Praat van den drommel, en daar komt hy zelf op 't mat.Ga naar voetnoot1458
Charl.
Gy moet dien Edelman behoorlyk respekteeren,
1460[regelnummer]
Gelyk 't den staat vereischt van zulke groote Heeren.
| |
Zesde tooneel
Jan, Klaar, Charlotte, Hans
Jan.
Vind ik je t'huis, dat's goed, myn suikerzoete Klaar.
Klaar.
Ja Heer Baron, 'k ben tot je dienst, gebied my maar.
Jan.
Juffrouw, myn neef heeft lang hier voor de deur staan wachten,
En tuuren na 't balkon; maar tegen zyn gedachtenGa naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Quam een aanzienlyk heer hier uit het huis; Mevrouw
Verzelde hem; hy wist niet wat hy denken zou.
Te meer, omdat hy ook een stoet zag van lakkeijen;
En daarom kom ik hier. De kaerel zou schier schreiën
| |
[pagina 96]
| |
Van droefheid, om dat hy niet weet wat dit beduid.
1470[regelnummer]
Hy denkt al dat je bent veranderd van besluit,
En dat dit mooglyk zal een medeminaar weezen.
Klaar.
o Neen, de graaf heeft daar in 't minst niet voor te vreezen,
't Is Juffrouws Broeder, die flus t'huis gekomen is.Ga naar voetnoot1473
Jan.
Dan zal de zaak nou niet gelukken, naar ik gis.
Charl.
1475[regelnummer]
De graaf kan hier... daar is hy zelf, de deur was open.
| |
Zevende tooneel
Lodewyk, Jan, Charlotte, Klaar, Hans
Lod.
Mejuffer, ach! heb ik te vreezen of te hoopen?
Ik wacht het vonnis van myn leeven, of myn dood,
Uit uwen lieven mond. Ach was uw' gunst zo groot,
Dat gy myn wedermin... maar neen 'k moet altoos zuchten,
1480[regelnummer]
Een nieuwe minnaar zal...
Charl.
Myn Heer, de minnaars duchten
Altyd het zwaarste. Laat ons in 't zalet wat gaan.
Ik zal u zeggen hoe wy met de zaaken staan.
De Heer Baron gelief ons beide te verzellen.
Daar wordt gescheld, Klaar doet op
Hans
Wie of daar is? o bloed! Wat dunk je van zulk schellen?
1485[regelnummer]
Die brengt voorzeker geld, maar basta; dat 's abuis.
| |
Achtste tooneel
Hans, Klaar, Hendrik, Joris
Hendr.
Goên avond Klaar, is nu Mevrouw en juffrouw t'huis?
Klaar.
Mevrouw is uitgegaan, het komt nou niet gelegen.
Geef my je rekening, wy zellen ze ter degen
Bezien, en nazien.
Hendr.
Hoe? Mevrouw heeft die al lang
1490[regelnummer]
Gezien, en nagezien; dat is weêr de oude zang.
Klaar.
Hoe raas je zo? Mevrouw zal je immers wel betaalen?
| |
[pagina 97]
| |
Joris.
Hoe? heb je niet gezeid dat ik nu geld zou haalen?
Klaar.
Dat 's goed; maar kom dan als zy t'huis is, dat is raar.Ga naar voetnoot1493
Hendr.
Ze scheert met ons de gek, het is al over 't jaar
1495[regelnummer]
Dat ik geloopen heb; ik zal heur affronteeren:Ga naar voetnoot1495
Ze draagen aan haar gat begut de zelfde kleêren,Ga naar voetnoot1496
Het zelfde stof, dat ik 'er heb verkoft, ik zal
Heur roepen.
Klaar.
Meen je 't ook? ei, Hendrik, ben je mal?
't Is maar een bagatel.
Hendr.
Het is twee honderd gulden.
1500[regelnummer]
Is dat een bagatel?
Klaar.
Ja waaren al je schulden....
'k Wil zeggen schuldenaars, zo goed als myn Mevrouw,
Dan was je wel bewaart.
Hendr.
Hoor, weet je wat? met jou
Wil ik niet praaten; 'k wil Mevrouw nu zelver spreeken.
Je hebt ons lang genoeg bedrogen met je streeken.
1505[regelnummer]
Nu is Mevrouw niet t'huis; dan leid ze nog te bed;
Dan zit ze aan tafel; en dan heeft ze weêr belet.
't Is altyd dit of dat.
Klaar.
Ze zel je 't geld wel geeven.
Kom morgen ochtend weêr.
Joris.
Ja, dan was 't weêr om 't even.
Al wisje wasjes! komt Mevrouw niet haast weêrom?
Klaar.
1510[regelnummer]
Is dan het geen dat jy moet hebben zulken som,
Myn heer de Snyër? dat kan zeker niet veel weezen.
Joris.
Niet veel? hoor toe, ik zal myn rekening eens leezen.Ga naar voetnoot1512
Joris leest
Mevrouw, Mevrouw van Adelpoort
Debet aan Joris Luberts Koort.
1515[regelnummer]
Ik heb aan Juffrouws rok genaaid: Drie gulden.
Item: 't oud rygelyf verfraaid: Een guld. tien st.
Item: een nieuw korsjet gemaakt: Twee gulden.
Klaar.
‘Item: daar heb je toen geen kleintje van getaakt.Ga naar voetnoot1518
Joris leest
Item: aan rechtdraat, en aan zei: twee gulden twee st.Ga naar voetnoot1519
| |
[pagina 98]
| |
1520[regelnummer]
Item: een nieuwe leverei: vyf gulden één stuiver.Ga naar voetnoot1520
Item: aan gaeren en aan lint: een gl. twe st. acht pen.
Klaar.
‘Item: jou lappedief je maakt my schier ontzind.
Joris leest
Item: nog ééns een zy korchet: Twee gulden.
Item: balynen ingezet: zes stuivers acht penn.
1525[regelnummer]
Item: een tabbertje voor Klaar: drie gl. drie st. vier pen.Ga naar voetnoot1525
Klaar.
Item: doen haalde je myn lappen deur de schaar.Ga naar voetnoot1526
Joris leest
Item: aan voering en aan baaij: zes gulden twee pen.
Item: aan monstering heel fraaij: sestien stuivers.Ga naar voetnoot1528
Item: een nachtjak voor Mevrouw: een gulde sestien st.
1530[regelnummer]
Item: aan loot in elke mouw: vyf stuiv. tien penn.Ga naar voetnoot1530
Item: nog aan Mevrouws japon: twee gulden.
Klaar.
Item: hou op!
Joris.
Dat is zoo klaar gelyk de zon.
'k Moet hebben: Somma dartig gulden en een stuiver.
Klaar.
o Ja, ik weet het wel, jou rekening is zuiver.
1535[regelnummer]
Kom morgen ochtend weêr, jou geld is al gereed.
Hendr.
Ik heb den brui daar van; ik zegje dat ik weet,
Dat jou Mevrouw hier is. Ze laat zich maar verzaaken.Ga naar voetnoot1537
Klaar.
‘Hoe drommel zal ik het met de quaâ geesten maaken?
Hendr.
Is zy in huis niet, ik zal blyven tot zy koomt.
Klaar.
1540[regelnummer]
Ei raas zo niet, sus, sus! ‘wat is myn hart beschroomd!
Hoor, juffrouw is wel t'huis; maar 't komt nu niet geleegen.
Daar is een zeker heer. Zy heeft belet gekreegen...
Maar zacht daar is zy zelf.
| |
[pagina 99]
| |
Negende tooneel
Charlotte, Lodewyk, Jan, Klaar, Hans, Hendrik, Joris
Charl.
‘Is 't mooglyk! wat is dit?
Hendr.
Juffrouw ik kom nu om...
Charl.
'k Verzoek u dat gy zit.
1545[regelnummer]
Geef stoelen Klaartje. 'k Zal de heeren aanstonds spreeken.
Joris.
Juffrouw dat hoeft niet, 'k kom... de tyd is reets verstreeken.
Klaar tegen Joris.
Zit neer, je hoed op, want je luizen worden kout.
Hendr.
Mejuffrouw 'k kom...
Charl.
Myn heer is onderdaags getrouwd?Ga naar voetnoot1548
Hendr.
o Ja, met uw verlof...
Charl.
De Juffer is zeer aartig.
1550[regelnummer]
Myn heer is ook de min van zulk een' vrouw wel waardig.
Hendr.
Dat 's waar, ik ben vernoegd, maar...
Charl.
'k Heb haar stem gehoord,
Zy zingt zeer fraaij muziek; voorwaar haar stem bekoort
Een ieder.
Hendr.
Ja zy kan my met haar stem vermaaken.
Maar als 't juffrouw belieft te spreeken van myn zaaken....
Charl.
1555[regelnummer]
Zy is bequaam tot uw negotie.
Hendr.
't Kan wel gaan.
Maar apropô Juffrouw...
Hendr.
o Ja, maar ik verzoek...
Charl.
Gy kond niet beter paaren,
Als met een Juffer die zoo veel bequaamheid heeft.
1560[regelnummer]
Gy zult welvaaren: ze is aanminnig, en beleefd.
'k Denk morgen by uw vrouw een modens stof te koopen.
Hendr.
Ja, maar Juffrouw...
Charl.
Ik mag niet op een ander loopen.Ga naar voetnoot1562
Gy doet my wel. Schryf dan meteen uw reek'ning uit.Ga naar voetnoot1563
Gy wacht zo lang daar me, 'k weet niet wat dit beduid.
Hendr.
1565[regelnummer]
Ik heb myn rekening al lang aan Klaar gegeeven.
| |
[pagina 100]
| |
Joris.
Ik heb myn rekening ook netjes uitgeschreeven.
Charl.
o Pry, waarom geeft gy my daar geen kennis van?
Klaar.
Juffrouw ik heb 't versloft, en zo als ik den man
Hier zie, begin ik om de rekening te denken.
Charl.
1570[regelnummer]
Door zulke slofheid zoudt gy myn krediet haast krenken.Ga naar voetnoot1570
Wat denken deze liên? indien dit weêr geschied,
Zal ik u leeren...
Klaar.
Och! Juffrouw, ik wist het niet.
Hendr.
Daar is myn rekening.
Joris.
Daar myne.
Hendr.
1575[regelnummer]
Uw dienaar juffrouw.
Joris.
En ik blyf je serviteur.
Charl.
‘Ras Klaartje, lei me dat kanailje na de deur.
| |
Tiende tooneel
Lodewyk, Jan, Charlotte, Hans, Klaar
Lod.
Myn lief, het moeit my dat ik nu zo ras moet scheiden.
Charl.
o Ja, heer graaf, gy dient niet langer te verbeiden.
Gy weet de reden; want 't zou stryden met myne eer,
1580[regelnummer]
Dewyl mevrouw 't verbied. Wy zien malkander weêr
Deez' avond: Broeder zal u zekerlyk bezoeken.
Lod.
Helaas! moet ik dan...
Charl.
Ei, ik bid wil u verkloeken.
Lod.
Wel aan, ik wacht hem dan in myne herberg flus.Ga naar voetnoot1583
Charl.
Vaar wel myn heer.
Lod.
Vaar wel, myn schoone, met dees kus.
Jan.
1585[regelnummer]
Ik volg je zo, myn heer. 'k Moet nog een weinig praaten
Met Klaartje.
Charl.
Ik zal myn heer dan wat alleenig laaten.
Klaar 'k gaa wat leggen op de rustbank; ik heb pyn
In 't hoofd; maar roep me als hier de vrinden weder zyn,
Klaar.
't Is wel juffrouw, ik zal.
| |
[pagina 101]
| |
Elfde tooneel
Klaar, Jan
Klaar.
Wilt gy niet meê vertrekken
1590[regelnummer]
Myn Heer?
Jan.
Neen, 'k zel jou tot gezelschap wat verstrekken.
Maar liefje, zeg my, is jou Heer een kapitein?
Klaar.
Ja tot uw' dienst, myn hart, Baron van Schraalenstein.
Jan.
Zo hy in Duitsland diend zou ik hem mooglyk kennen.
Hoewel men door den tyd malkander kan ontwennen.
Klaar.
1595[regelnummer]
Hy komt uit Brabant.
Jan.
Neen dan is 't dezelfde niet.
Ik ken een kapitein in Duitsland die zo hiet.
‘Het is myn hopman niet, nou heb ik niet te vreezen.
Ik heb een vaers op jou gerymd, meid, kan je leezen?
Klaar.
Heel wel, waar is het van?
Jan
Het handelt van de min.
Klaar.
1600[regelnummer]
Zo ben je mê poejeet?
Jan.
Wel ja, steekt daar wat in?
Ik heb een heer gediend in Holland, die 't me leerde.
Klaar.
Een heer gediend?
Jan.
Wel neen, 'k wil zeggen, ik verkeerde
Met zeker heer. ‘De droes! 'k had my daar schier verpraat!
Dat is 'er een die net de poëzy verstaat.
1605[regelnummer]
Hy rymeld op één dag ten minste zeven vellen;
Hy hoest zyn kluchten, en hy zweet gestadig spellen.
Hy weet het onderscheid van de en den heel net.
PH. is maar een beest, en moet aan kant gezet.Ga naar voetnoot1608
Ae, die, zweert hy, zel nog van zyn handen sterven,
1610[regelnummer]
En 't woord quansuis zel hy in ballingschap doen zwerven.
CK, die 't a.b.c. veel jaaren heeft gebruid,
Krygt van hem na de dood nog steeken in de huid,
En al de prullevaars, die qualyk conjugeeren,Ga naar voetnoot1613
Zal hy met knuppeldicht geen kleintje deklineeren.Ga naar voetnoot1614
Klaar.
1615[regelnummer]
Dan is het a.b.c. tans in een grooten nood?
| |
[pagina 102]
| |
Jan.
't Leit al op sterven; ja, het is al ruim half dood.
Maar meid, je moest de kunst ten vollen meester weezen,
Eer jy dit vaersje, naar den aard, zoudt kunnen leezen;
Madame, 'k zal 't, met jou permissie, zelfs eens doen;
1620[regelnummer]
Het is een rympje dat jou raakt, na 'k zou vermoên.
Jan leest
Wat is de liefde groot,
Al in de wereld plane!Ga naar voetnoot1622
Myn harteken minjoot,Ga naar voetnoot1623
Je moet me helpen zane:Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Of 'k sterf de bitt're dood.
O droefheid groot!
Let eens op myn aanschyn,
O maagdeken verheven!
Dan zult gy haast certynGa naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Bemerken daar bezeven,Ga naar voetnoot1630
Dat door de min ik quyn,
Tot myn ruwyn.Ga naar voetnoot1632
Oorlof myn lieveken, ziet,
Help my nu uit dangieren!Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Ik bendere geenen bandiet,
Maar vol kompleete manieren.Ga naar voetnoot1636
Ei help my uit verdriet,
Al zonder verschiet!Ga naar voetnoot1638
Jan.
Dat is eerst kunst, niet waar?
Klaar.
Hoe kan je 't zo bedenken?
| |
[pagina 103]
| |
1640[regelnummer]
Zo zulke vaerzen jou de harsenen niet krenken
In 't maaken, dan verstaa ik me op het rymen nietGa naar voetnoot1641
Maar waar is d'inhoud van dat rympje toch geschied?
Jan.
't Geschied op deeze plaats, o maagdeken verheven.
Dat heele vaers is maar op jou alleen geschreeven.
Klaar.
1645[regelnummer]
Zo, meen je 't nog in ernst?
Klaar.
Maar weet de graaf het wel dat wy malkaâr beminnen?
Hy zal 't beletten.
Jan.
Neen, dat durft hy niet beginnen;
Ik zel je trouwen, spyt wie dat het je benyd.Ga naar voetnoot1649
Klaar.
1650[regelnummer]
Maar heer ik vrees jy zult verand'ren door den tyd.Ga naar voetnoot1650
Jan.
Ik, ik verand'ren? dat zal nimmermeer gebeuren.
Eer zal de Dom van 't hoofd tot aan de voeten scheuren,
Eer zal een olifant verand'ren in een luis,
Een kikvorsch in een paerd, of in een haringbuis.
1655[regelnummer]
Eer zal je een baviaan in een karos zien ryên,
Met veertien uilen als trouwanten van ter zyên.Ga naar voetnoot1656
Klaar.
‘De vent is zeker gek. Maar als ik met je trouw,
Moest jy me zeggen waar dat ik belanden zou.
Jan.
Belanden? hoor eens toe: voor eerst, om niet te doolen,
1660[regelnummer]
Zel ik je brengen in een koets rechtuit na Poolen;
Maar onderwegen ook wat pleist'ren, dat je 't vat.
Nou, in dat Poolen leit een heele groote stadt,
Nog grooter als Parys, met Amsterdam, en Londen,
Konstantinopelen, en Rome, aan een gebonden,
1665[regelnummer]
Met Uitrecht 'er op toe; en deeze groote stadt
Zel ik je geeven tot een bruidschat, vat je dat?
Je kent van de inkomst van die stadt gemak'lyk leeven;
Zo niet, ik zel je een stadt nog op de koop toe geeven.
Klaar.
Ik heb van zulken stadt myn leeven niet gehoord.
| |
[pagina 104]
| |
Jan.
1670[regelnummer]
Zy is 'er evenwel, myn hartje, rechtevoort.Ga naar voetnoot1670
Klaar.
Dat is onmogelyk.
Jan.
't Is zo; ter goeder trouwen.Ga naar voetnoot1671
De grond die is 'er; maar de huizen moet je bouwen.
Klaar.
‘Dat is een raare gek.
Jan.
Wat zeg je, hartedief?
Klaar.
Myn heer Baron, ik heb je waarlyk al wat lief.
Jan.
1675[regelnummer]
Myn smoddermuiltje!
Klaar.
Maar, waar is myn heer geboren?
Jan.
Myn heer is hier... maar zacht, ze zeggen op een toren.
Maar... 'k was 'er zelf niet by, ten minste, 'k weet het niet.
Klaar.
Hoe? op een toren?
Jan.
Ja myn zieltje, dat geschied
In Polen altyd zo; daar worden al de grooten
1680[regelnummer]
Op torens voortgebracht; dat 's eens voor al beslooten;
Die dat niet doen wil, acht men voor geen edelman;
Men dronk, morbleu, met zulken vent niet uit één kan;
Wy staan op 't point d'honneur. Dat zou jy niet gelooven.
| |
Twaalfde tooneel
Hans, Jan, Klaar
Hans.
Het water kookt al Klaar.
Jan.
Wie koomt my daar berooven
1685[regelnummer]
Van al myn vreugd? zeg op, wat ben je voor een schoft?
Hans.
'k Zeg handen van de bank: het vleis is al verkoft.Ga naar voetnoot1686
Al ben je de Baron, ik zel, de duivel haalje,
Dat zo niet lyên.
Jan.
Ha! wat zeg je daar, kanailje?
Hans.
Dat ik geen schoft ben, en die meid is reets myn Bruid.
Klaar.
1690[regelnummer]
Myn heer, hy liegt het, 't is een olyke schavuit.
Jan.
'k Zel met dit entje staal je zo de lenden smeeren,Ga naar voetnoot1691
Dat je op een ander tyd my meer zelt extimeeren.Ga naar voetnoot1692
Hans.
Dan haal ik hier terstond de buuren in het huis.
Jan.
Ik zeg je karel, maak me hier niet veel gedruis,
1695[regelnummer]
Of 'k steek je voort aan 't spit.
Hans.
Je hoeft me niet te dreigen,Ga naar voetnoot1695
| |
[pagina 105]
| |
Of 'k zel ten eersten ook een grooten degen krygen.Ga naar voetnoot1696
Klaar.
‘Hier is 'er geen in huis, Baron, wees vry gerust.
Jan.
'k Zeg karel, zo je niet terstond myn rotting kust,
Dat ik zodanig meen je ruggestuk te meeten,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Dat jy de jaloezy ten eersten zult vergeeten.
Hans.
Je doet my ongelyk, 'k zel 't jou betaalen, Klaar,
Dat zweer ik; komt myn heer, mevrouw en juffrouw maar.
Jan.
Hoe karel, durf jy haar, daar ik ben, affronteeren?
Hans.
Morbleu! 'k spring uit myn vel!
Jan.
'k Moet jou de lenden smeeren;
1705[regelnummer]
Want jy verzoekt 'er om. Bid aanstonds om genâ!
Hans.
Ik wil niet!
Jan slaat Hans met de rotting
Daar, daar, daar. Doe aanstonds 't geen ik raâ.
Hans.
Och! Och! vergeefme tog het geen ik heb gesprooken!
De droes, is dat ook slaan! myn ribben zyn gebroken.
Jan geeft Hans geld
Daar, zalf ze hier wat mee, 'k vereer je dees dukaat.
1710[regelnummer]
Maak me op een ander tyd door jaloezy niet quaad.
Hans.
'k Bedank je heer Baron. Zo veel! o seldrementen!
Doet rottingolium in Polen zulke renten,Ga naar voetnoot1712
Dan is het goed, naar 'k merk, om daar lakkei te zyn.
Klaar.
Hoor Hansje!
Hans.
Wat belieft Mevrouw van Schraalenstein?
Jan.
1715[regelnummer]
Mevrouw van Schraalenstein? wel, daar moet wat voor weezen.
Hoor Hans! kom hier eens Hans!
Hans.
Och! ik begin te vreezen!
Jan.
Hoor Hans! kom hier eens Hans! kom hier eens by me staan:
Je zelt wat hebben.
Hans.
Maar ik vrees je zelt weer slaan.
Jan.
Mevrouw van Schraalenstein vereert je twee dukaaten,
1720[regelnummer]
Maar mits konditie, dat je 'er my zelt trouwen laaten;
En wilje met ons gaan na Polen, zel ik jou
| |
[pagina 106]
| |
Hofmeester maaken van den graaf van Habislouw.
Hans.
Je zegt zo wat, t' is wel; ik zel me een reis bedenken.
't Komt my niet qualyk voor, ik wil ze jou wel schenken.
1725[regelnummer]
Ik stap 'er dan van af; zie daar, daar is myn hand;
En daar is 't briefje, dat ik heb tot onderpand
Van Klaar; 'k wil zeggen van mevrouw, jou uitverkoren.
Jan.
Geef hier, dat 's goed. Wel zo, wel zo, dat mag ik hooren.
Klaar.
Zie daar, myn lief, daar is het schrift dat ik van hem
1730[regelnummer]
Gekreegen heb.
Jan scheurt de trouwbeloften aan stukken
Wel zo, dat geeft de zaak wat klem.Ga naar voetnoot1730
'k Zel jou tot Baronnes, jou tot Hofmeester maaken;
En moog'lyk zel jelui tot hooger staat geraaken;
Want dat bruit my niet, weest te vreede zo ik 't schik;Ga naar voetnoot1733
Je zelt het allebei net hebben, zo als ik.
Hans.
1735[regelnummer]
Zyn exelentie denkt wel om die twee dukaaten?
Jan.
Hofmeester, zou ik niet? 'k vergat het door het praaten.
Zie daar, myn vriend, ze zyn van harte jou gegund.
Hans.
'k Bedankje, heer Baron. Bloed! dat is schoone munt.
Jan.
Nu dat's gearresteerd, niet waar, myn uitgeleezen?Ga naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
Je zelt van nu voortaan myn' Baronnesse weezen.
Klaar.
O ja, myn tweede ziel.
Jan.
Geef my daar op een zoen.
Hadie, ik gaa: 'k heb in myn herberg iets te doen.
Klaar.
Myn hart, ik heb' een brief, heb jy die hier verlooren?
Jan.
Laat zien myn Engellief; o ja myn uitverkooren.
1745[regelnummer]
Vaar wel, tot flus myn hart, ik kom hier daatlyk weêr.
Klaar.
Ik blyf je dienaares, en wacht je dan, myn heer.
Einde van het vierde Bedryf. |
|