Het wederzyds huwelyksbedrog
(1977)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Vyfde bedryfEerste tooneel
Klaar, Hans
Klaar zingt onder het schikken van 't huisraad
Hans.
Wat is de waereld raar, en vol veranderingen!
Klaar.
Ja, d'een moet huilen, en den ander hoort men zingen.
Hans.
Mevrouw van Schraalenstein is vrolykjes van geest.
Klaar.
1750[regelnummer]
Zie daar, daar staat den brui: 't is lang genoeg geweest;
Ik werk niet meer, o neen, 'k zal by den selleweekenGa naar voetnoot1751
Myn juffers handjes niet meer in koud water steeken.
'k Ben nou tog ryk genoeg: waarom zou ik het doen?
Hans.
Je hebt gelyk Mevrouw: jou liefste heeft tog poen.
1755[regelnummer]
Nou ken jy in een koets, als and're juffers ryën,
Met knechten achter op, en paasjes van ter zyënGa naar voetnoot1756
Beneven de koetsier. Heer! wat zal dat een pracht
En staatsie zyn, mevrouw! wat zal jy zyn geacht!
En ik hofmeester, ha!
Klaar.
Wat ken je mooij vertellen.
Daar word gescheld
1760[regelnummer]
Hofmeester doe eens op: ik hoor daar iemant schellen.Ga naar voetnoot1760
| |
Tweede tooneel
Jan, Klaar, Hans
Jan.
Myn suikerbekje! kom ik nou niet gaauw weêr hier?
Klaar.
Dat had ik niet gedacht.
Jan.
'k Heb zulken groot pleizier
In jou gezelschap, dat ik langer niet kon wachten.
Klaar.
Zo speult jou beeldtenis my ook in myn' gedachten.
Jan.
1765[regelnummer]
Ik zal jou liefde ook wel beloonen, dat 'k wel weet.
Ik laat jou maaken zulken kostelyken kleed,
| |
[pagina 108]
| |
Dat ieder, die 't zal zien, zyne oogen uit zal kyken.
De grootste dame zal by jou een dienstmeid lyken.
Ik heb een mode voor je alleen gepraktizeert.
Klaar.
1770[regelnummer]
Een nieuwe mode, liefste?
Jan.
Ik zie wel je begeerd
Dat ik 't beduiën zal. Hoor toe: 't is myn begeeren,
Dat je een bonnet draagt, die heel mooij met paauwe veêren,
In plaats van pluimen of senielje, is opgedaan;Ga naar voetnoot1773
En recht voor 't voorhoofd zal het ad'lyk wapen staan
1775[regelnummer]
Van Schraalenstein, op die manier als de granaaten,
Die op de mutzen zyn genaaid van de Soldaaten.
Klaar.
Maar dat is al te vreemd.
Jan.
Dat lykt zo in het eerst.
Maar als je 't voordoet, zel je elk volgen, om het zeerst.
Klaar.
Die paauwe veêren met dat wapen zou niet vleien.Ga naar voetnoot1779
Jan.
1780[regelnummer]
Dat 's om den adel van 't kanailje te onderscheiên;
Want hedendaags is al te weinig onderscheid;
Al wat een juffer draagt, durft tans een kaale meid
Ten eerste nadoen om een snoeshaan te behaagen:Ga naar voetnoot1783
En dat 's er dan belet als juffers wapens draagen.Ga naar voetnoot1784
Klaar.
1785[regelnummer]
Ik zou beschaamd zyn, wech, zy lachten me uit op straat.
Jan.
Neen: al wat de adel draagt, hoe koddig, t' is nooit quaad.
Voorts meen ik jou een kleed van goud of zilverlaaken,
Fraai, op zyn oud romeins, of grieks, te laaten maaken,
Waar van de sleep, op 't minst, moet dertig ellen zyn,
1790[regelnummer]
Vol wapens geborduurd van goud, niet vals, maar fyn;
En deze sleep zal ik van paasjes laaten draagen;
Dan zal je zitten op een' grooten zegewagen,
Gelyk een Schipio, of als een' Hanebal.
Daar wordt gescheld, en Klaar doet open
Hans.
‘'k Geloof warentig, die Baron wordt dol, of mal.
Jan.
1795[regelnummer]
Hoe zeg je broertje lief?
Hans.
Niets: maar het lykt wel gekken.
Jan.
Zwyg stil vent, of jy zult den wagen moeten trekken.
| |
[pagina 109]
| |
Derde tooneel
Karel, Sofy, Charlotte, Konstance, Jan, Klaar, Hans, Fop. Twee knechts van Karel
Karel tegen Sofy.
Myn waarde lief, ik hiet u welkoom in ons huis.
Jan
‘De duvel! 'k ken dien vent, 't is hier voor my niet pluis!
Konstance tegen Sofy.
Myn dochter welkoom.
Charl.
En ik meen het ook zo, zuster.
Sofy.
1800[regelnummer]
'k Bedank u altemaal.
Jan.
‘Ik word nog ongeruster.
‘Is hy 't? of is hy 't niet? ja ja, het is de vent,
‘Ik hoop dat hy me in dit Baronnen pak niet kent.
Karel.
Wat is dit voor een heer? 't zal den Baron ligt weezen.
Klaar.
Ja 't is de heer Baron.
Jan.
‘Och! ik begin te vreezen!
Karel tegen Jan.
1805[regelnummer]
Myn heer, 'k heb de eer van u...
Jan.
Myn heer, exkuze moy.
Ik hiet jou wellekom; maar ik vertrek, ma foi!
Het zou me spyten dat ik je zou diverteeren.Ga naar voetnoot1807
Ik blyf je serviteur.
Karel.
Myn heer zal ons vereeren
Met zyn gezelschap... maar... hoe lykt die heer na Jan!
Jan tegen alle elk bezonder.
1810[regelnummer]
Je suis vôt serviteur.
Karel.
Myn heer Baron, ik kan
U zo niet laaten gaan. Indien 't u zou behaagen...
Jan.
Myn heer 'k heb haast.
Karel.
Ik heb u ééne zaak te vraagen.
Heb ik den heer Baron voor dezen nooit gezien?
Jan.
‘Daar heb je nou den brui. 't Kon weezen, heer, misschien;Ga naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Maar hebje me gezien, zo is 't geweest in Poolen.
Karel.
Baron, wat kan een mensch raar in zyn meening doolen!
'k Zou zweeren dat gy een van myn Soldaaten waart,
Die laatst gedezerteert is met myn beste paerd.
Jan.
Hoe lang is dat geleên?
Karel.
Zes maanden is 't geleden.
| |
[pagina 110]
| |
Jan.
1820[regelnummer]
Dien tyd is myn Lakkei me ook met een paerd ontreeden.
Karel.
‘Ja wel, 'k zou zweeren, dat de schurk dezelfde was.
Jan.
‘Hoe zal 't hier met me gaan... Myn heer, 't komt niet te pas,
Dat jy een man, van myn karakter, durft gelyken
By zulken gaauwdief. 'k Zweer, ik zal je laaten blyken
1825[regelnummer]
Wie dat ik ben, als was 't morbleu met dit rapier.
Karel.
Myn heer vergeef het my, wy hebben geen pleizier
Om heeren van fatsoen tot vyanden te maaken.
Jan.
‘Hoe pikken zal ik uit dien vent zyn klaauwen raaken?Ga naar voetnoot1828
Myn heer 'k vergeef het je, en vertrek met jou verlof.
Sofy tegen Karel.
1830[regelnummer]
‘Myn liefste, gy vergreept u aan dien heer te grof.
Karel.
‘Het is de zelfde schurk, ik wil 'er wel op zweeren;
‘Hy is veranderd, door die pruik, en deze kleêren.
Jan.
Uw dienaar dan, tot flus.
Karel.
Baron, hoor nog één woord.
Charl.
‘Ik bid u, dat gy hem door vraagen niet verstoord.
Karel.
1835[regelnummer]
Hoe is uw' titel?
Jan.
Die 's Ernestus, Mouris, Stokski,
Starost Lakkeiskie, en Waiwode van de Bokski,
Heer van pasmentengoud, en kroonslakkei van 't plein,
Baron en erfheer van het land van Schraalenstein.
Karel.
Dien titel hoeft de heer Baron zich niet te schaamen.
Jan.
1840[regelnummer]
Ja, dat is blind voor jou, want dat zyn Poolsche naamen.Ga naar voetnoot1840
Karel.
‘Ik zal hem evenwel betrekken. Dat 's een guit!Ga naar voetnoot1841
Uw Serviteur, Baron. Klaar, lei dien heer eens uit.
Jan.
Kom zoete Klaartje, kom myn schat, myn uitgeleezen;
Jy zelt myn Baronnes, als ik beloofd heb, weezen.
Als Klaar en Jan aan de deur zyn, roept Karel schielyk
1845[regelnummer]
Jan! Jan! hoor hier nog eens!
Jan antwoord schielyk
Myn heer ik heb geen tyd!
| |
[pagina 111]
| |
Karel trekt zyn degen
Ha schelm! uw' naam is Jan! gy zyt het leeven quyt!
a Sa! geef uw geweer. Gy kunt nu niet ontkennen,Ga naar voetnoot1847
Wie dat gy zyt.
Jan trekt zyn degen
Wel vent, de drommel moet je schennen;Ga naar voetnoot1848
Ik heb het je gezeid.
Karel.
o Dezerteur! o dief!
Sofy.
1850[regelnummer]
Och! och! ik ben ontsteld! hou op! hou op! myn lief!
Karel.
Loop t'zaam na binnen, de lakkeijen moeten blyven.
| |
Vierde tooneel
Karel, Jan, twee lakkeijen, Hans, Fop
Karel.
't Za mannen, vat hem aan.
Jan.
o Seldrement! gantsch vyven!Ga naar voetnoot1852
Zy neemen hem zyn pruik en degen af.
Karel.
Beken goedwillig, waar myn paerd gebleeven is,
En wat gy voor hebt, schelm.
Jan knielende
Ik bid vergiffenis!
1855[regelnummer]
Ik zal het altemaal, gelyk het is, verhaalen.
Jou paerd is dood; maar 'k wil de waarde graag betaalen.
Karel.
Hoe komt het dood?
Jan.
Kap'tein, ik heb het dood gereên!
Maar 'k heb wel geld om te betaalen, wees te vreên.
Karel.
Neen gy zult hangen, schurk, messieurs die dezerteeren
1860[regelnummer]
En paerden steelen, moet de hapscheer klimmen leeren.Ga naar voetnoot1860
Jan.
Och! zo barmhertigheid nog woont in jou gemoed,
Verschoon myn jonkheid!
Karel.
Neen: dat gaf aan and'ren voet
Tot schelmeryen. 'k Geef 't den krygsraad voort in hande.
| |
[pagina 112]
| |
Jan.
Och! goede heer Kaptein! behoed me voor die schande;
1865[regelnummer]
'k Zal jou weêr dienen als een braaf soldaat moet doen.
Karel.
Die eens een' schelm is zal men 't altyd van vermoên.
Laat al de juffers vry gerust hier weder keeren.
Hans.
Kom hier vry weêr, hy zal geen mensch nu kunnen deeren.
| |
Vyfde tooneel
Konstance, Sofy, Charlotte, Klaar, Jan
Karel, twee Lakkeijen, Hans, Fop
Jan.
Och, och, verschoon me, want ik ben van goeje lui
1870[regelnummer]
Met eere voortgebrocht. Myn volk is al den bruiGa naar voetnoot1870
Bekend voor deugdzaam. Ach kaptein, 'k ben van de vromen,Ga naar voetnoot1871
Gelyk je ziet, en weet, en hoort, en tast, gekoomen.
Karel.
'k Zal my bedenken; stel je een weinigje te vreên.Ga naar voetnoot1873
Jan.
Maar zal ik hangen? och! Kap'tein, ei zeg...
Karel.
Neen, neen,
1875[regelnummer]
Gy zult niet hangen, Jan, maar door de spitsrôe loopen,Ga naar voetnoot1875
Zo gy een paerd, zo goed als 't myne was, kunt koopen.
Jan.
'k Bedank je dan kap'tein; maar 't kitt'len op myn' huid
Staat me ook niet aan; ik bid stel dat een jaartjen uit.
Karel.
Wy zullen zien. Maar zeg, oprecht, en zonder liegen,
1880[regelnummer]
Wie dat die graaf is. Pas me op nieuws niet te bedriegen.Ga naar voetnoot1880
Jan.
Kap'tein, ik heb hem eerst gevonden te Parys;
Hy is een Uitrechts heer, van adel, braaf, en wys.
Wy kreegen kennis in een herberg door het speelen;
'k Wierd zyn lakkei, maar met konditie van te deelen
1885[regelnummer]
Al wat wy wonnen door knaphandigheid en kunst.
Ik drong in 't kort zo in dien goeden heer zyn gunst,
| |
[pagina 113]
| |
Dat 'k van hem krygen kon al wat ik maar begeerde;
Zo dat ik, als een prins, gestadig teerde en smeerde;Ga naar voetnoot1888
Nu was ik eens lakkei, en dan eens weêr een heer;
1890[regelnummer]
'k Ben munnik ook geweest; baron, en nog al meer.
Karel.
Dan hebt gy u geneerd, naar 'k merk, met beurzesnyën?Ga naar voetnoot1891
Jan.
Daar ben ik te eerlyk toe, tot zulke schelmeryen;
Neen, neen, wy wonnen 't geld heel zuiver met de kaart.
Ik steel myn leeven niet.
Karel.
Hoe kreegt gy dan myn paerd?
Jan.
1895[regelnummer]
Dat was uit hoogen nood, tot berging van myn leeven.
Ik heb in 't zin gehad je 't paard weêrom te geeven,
Of wel de waarde, in goud of zilver, zo je wilt.
Karel.
Gy oppermeester van het valsche dobb'laars gild,
'k Begeer geen geld dat met bedriegen is gewonnen.
1900[regelnummer]
Maar biecht recht op: zoudt gy aen ons niet zeggen konnen
Hoe dat de naam is van dien Graaf, uw' kammeraat?
Jan.
Zyn naam is Lodewyk: maar 'k weet niet van zyn staat,
Als dat hy te Uitrecht, en van adel, is gebooren.
Als hy hier komt zel jy de rest wel van hem hooren.
Karel.
1905[regelnummer]
Wat zegt Charlotte nu?
Charlotte.
Helaas! ik ben misleid!
Hoe heeft hy my bekoord door zyne listigheid!
Klaar tegen Jan.
o Schelm! o Vagebond, wat heb jy al gelogen!
En my, onnoz'le duif, zo schandelyk bedrogen!
Hans.
Mevrouw de Baronnes, dat is je rechte loon.
1910[regelnummer]
Wat staan jou zaaken nou bezonder fraaij, en schoon!
Nou ken je ryên op een' gouwen staatsie wagen
Na Polen. Laat je sleep van dartig ellen draagen
Van paasjes, jou Baron zal volgen; loop voor uit.
Klaar.
Verwyt je my dat nog! je bent hofmeester, guit.
Jan.
1915[regelnummer]
Kom laat me nou maar gaan: ik zal het geld gaan haalen.
Karel.
Neen, hou hem vast; de schurk zal 't met den hals betaalen.
Jan.
Och! nou weer hangen? och! je gaf me flus pardon!Ga naar voetnoot1917
Karel.
Hoe, dacht gy, dat ik u ook niet bedriegen kon?
Gy hebt zo veel bekend, myn' gramschap zo ontsteeken,
1920[regelnummer]
Dat ik geen woord meer van genâ wil hooren spreeken.
't Sa mannen, brengt hem weg, en bindt den schelm wel vast.
| |
[pagina 114]
| |
Jan.
Genade, heer kaptein!
Karel.
Volbrengt terstond myn last.
Jan.
Wat onbarmhartigheid! och! och! wie zou 't gelooven?
Myn heer kap'tein.
Karel.
Voort, voort! tsa mannen brengt hem boven,
1925[regelnummer]
En zet hem op de zaal gevangen, tot dat ik
Zyn kameraad ook heb, en ze allebei beschikGa naar voetnoot1926
In handen van 't Gerecht, om hunne straf te ontfangen.
Jan.
Och! wie had ooit gedacht dat ik zou moeten hangen!
Och Klaartje, spreek een woord ten beste, zoete kind!
1930[regelnummer]
Je weet het immers dat ik jou zo heb bemind.Ga naar voetnoot1930
Klaar.
Bedrieger! schelm! schavuit! ik wil niet voor je spreeken;
Ik helpje liever hals, en kop en beenen breeken.
| |
Zesde tooneel
Karel, Sofy, Konstance, Charlotte, Klaar
Charl.
Helaas! wie had gedacht op zulk een ramp, o spyt!
'k Ben door dat snood bedrog byna myn zinnen quyt!
Konst.
1935[regelnummer]
Myn kind, ontstel zo niet.
Charl.
Zou ik my niet ontstellen?
Men zal dit snood bedrog, dit schelmstuk voort vertellen,
En my bespotten om myne al te losse min!Ga naar voetnoot1937
Karel.
Ik bid u, zuster, stel die droefheit uit uw' zin.
Charl.
Ik zal, zo lang ik leef, die droeve ramp betreuren
1940[regelnummer]
En ligtgeloovigheid. o Hemel! kan 't gebeuren?
Het schynt onmoog'lyk dat een heer, zo braaf, beleefd,
Die zo veel tekens van een' eed'len afkomst geeft,
Bequaam zou zyn om zulken schelmstuk te verzinnen!
Karel.
Myn zuster pryst hem, ja zy schynt hem nog te minnen?
Charl.
1945[regelnummer]
Ik weet niet of ik haat of min; 'k vloek zyn bedrog:
Maar min, in weerwil van my zelfs, hem echter nog.
Klaar.
Och! juffrouw! daar is nou voor ons niet meer te hoopen!
Myn heer zal myn baron, gelyk je weet, opknoopen;
En hoe het met den graaf, jou vryer, zal vergaan,
| |
[pagina 115]
| |
1950[regelnummer]
Dat zullen we, als hy hier gekomen is, verstaan;
En daarom raad ik jou, dat wy maar met ons beiên
Na Brabant gaan, om in het klooster te beschreiën
Al 't geene ons is gebeurd. Wy hebben ook wat schuld;
Wy zogten 't spulletje.
Karel.
Ik verlang met ongeduld,
1955[regelnummer]
Omdat hy nog niet koomt. Charlotte, ik moet u vragen,
Hebt gy wel moeds genoeg, om 't schreien, en dat klaagen
Wat in te toomen, als die minnaar hier verschynt?
't Is nodig dat gy u wat kloek houd' en verpynt;Ga naar voetnoot1958
Want als hy merkte dat gy hem niet kost vergeeten,
1960[regelnummer]
En nog beminde, zou hy...
Charl.
Ach! hoe kan ik 't weeten?
Maar neen, 'k kan zonder my te ontstellen, hem niet zien.
Karel.
Dan moet gy weg gaan, als hy koomt.
Charl.
Het zal geschiên.
Klaar.
Als jy hem ziet, dan zal je zeggen van den kaerel:
Hoe komt hy daar toe: 't is een man gelyk een paerel.
Daar word gescheld, en Klaar doet op
Charl.
1965[regelnummer]
Mevrouw, koom gaan wy; hy zal 't mooglyk zyn, ach my!
Karel.
Wees niet verschrikt. Gaa met malkaêr wat aan een zy,
Zo gy nieuwsgierig zyt om onze reên te hooren;
Maar wil vooral, eer ik 't gebiede, ons niet verstooren.
Klaar.
Daar is de graaf, juffrouw. Wil voort na binnen gaan.
Karel.
1970[regelnummer]
Gaat gy niet mede?
Klaar.
o Neen ik durf wel blyven staan.
Karel.
Flus waart gy zo ontsteld, nu schynt gy niet te schroomen.
| |
Zevende tooneel
Lodewyk, Karel, Klaar
Lod.
Heer kapitein, 'k heb de eer, op uw verzoek te komen....
Karel.
‘Gy koomt van pas. 't Is waar, ik heb het zo begeerd.
Lod.
Om u te dienen...
Karel.
Maar, waar heeft myn heer geleerd
| |
[pagina 116]
| |
1975[regelnummer]
Met my zo onbeschaamd te schertsen, en raljeeren?Ga naar voetnoot1975
Doe dat ter plaats daar gy gewend zyt te verkeeren.
Lod.
Heer kapitein, ik ben zo'n groet'nis niet gewend,
Het is een teken dat myn heer my nog niet kent.
Van uw beleeftheid had ik andere gedachten.
Karel.
1980[regelnummer]
Myn heer dat zy zo. Maar ik bid u, zoudt gy achten
Dat iemant schuldig is, wanneer hy wordt gehoond,
Den hooner eer te doen?
Lod.
De heer kap'tein verschoont
Zich zelfs bezonder vreemt; want ik kan niet bedenkenGa naar voetnoot1983
Dat ik u heb gehoond.
Karel.
My in myn eer te krenken?
1985[regelnummer]
Myn stamhuis smaad te doen?
Lod.
Dat is een duist're taal.
‘Wat zal ik denken van dit wonderlyk onthaal?
‘Zou hy iets merken van de list, die 'k heb verzonnen?
Karel.
Gy staat verzet, myn heer. Maar vindt men wel BaronnenGa naar voetnoot1988
In Polen van dien naam gelyk uw neef heet? Jan,
1990[regelnummer]
Baron van Schraalenstein?
Lod.
‘o Ja, hy weet 'er van.
Neen, dat 's een misslag; want dat land leit niet in Polen.
Karel.
Ik hoor zo van uw' neef.Ga naar voetnoot1992
Lod.
Van hem? zyn' zinnen doolen.
Het schort hem in 't verstand. ‘Nu merk ik dat de guit,
‘Die hondsvot, myn lakkei, de zaek hier heeft verbruid.
1995[regelnummer]
Myn heer het is gelyk...
Karel.
Hou op met meer te liegen;
Ik zweer, gy zult my, als de juffers, niet bedriegen!
Lodewyk trekt zyn degen
Nu hebt gy my gehoond, a sa, dat schelms affront
Zult ge u beklaagen. Gy zult kloppen op den mond;Ga naar voetnoot1998
Of trek 't geweer.Ga naar voetnoot1999
Klaar.
Help! help!
Karel.
Ik zal niet met u vechten,
2000[regelnummer]
Maar laaten dat den beul met u, o schelm, beslechten.
| |
[pagina 117]
| |
Achtste tooneel
Hans, een lakkei van Karel met de degens uit, Karel, Lodewyk, Klaar
Karel.
't Sa mannen, vat hem aan!
Lod.
Zyt gy een edelman,
Verweer u dan alleen; maar naar ik merken kan,
Zyt gy een bloodaard.
Karel.
Gy moet myn gevangen weezen.
Zo gy onschuldig zyt, hebt gy geen straf te vreezen.
Lod.
2005[regelnummer]
Staa af, gy rekels, of ik stoot u in den huit.
Karel.
Nu heb ik uw geweer; maakt aanstonds nu besluit,
Om in 't gevangenhuis uw' zaak te defendeeren.
Lod.
Zoudt gy een edelman, als ik ben, affronteeren?
't Zal u berouwen, dat gy my dus dwingt met macht.
Karel.
2010[regelnummer]
Uw eigen toeleg heeft u in den nood gebracht.
Beken nu wie gy zyt, 't kon u tot voordeel strekken,
En wil my verder tot geen gramschap meer verwekken.
Uw knecht, die Jan heet, heeft het gansche werk bekend;
Hy zegt, dat ge edel en van goeden huize bent,
2015[regelnummer]
En hier gebooren; zo gy my dat kunt betoonen,
Geef ik myn woord, dat ik u verder niet zal hoonen.
Lod.
Dat is nog redelyk. Myn heer, gy spreekt zeer goed.
Weet, dat ik niet ontaar van 't oud en aad'lyk bloedGa naar voetnoot2018
Van myn geslacht, dat eer in luister plag te weezen
2020[regelnummer]
Door dapp're daaden; doch, hoe hoog in top gereezen,
Is 't door den tyd verarmd; en ik ben maar alleenGa naar voetnoot2021
Nog overig, en zwerf met veel rampzaligheên.
Geperst door armoê, heb ik jong ons huis verlaaten,
En my begeeven by een kompanjie soldaten,
2025[regelnummer]
Daar ik my als kadet veel jaren by bevond.Ga naar voetnoot2025
Maar laas! 't fortuin heeft my haar' gaven niet gegond!Ga naar voetnoot2026
Ik wierd gevangen, zo dat ik in Vrankryk raakte,
| |
[pagina 118]
| |
Daar my de tegenspoed nog verder moed'loos maakte.
Myn ov'rig leeven, heer, is van een' and'ren aart;
2030[regelnummer]
Maar 'k heb de deugt, in al myn tegenspoed, bewaard,
Zo veel als 't de armoede, en de nood heeft konnen lyden.
Gy hebt verstand, en weet, dat deugd en armoed' stryden
In 't zuiverste gemoed, wanneer 't geen uitkomst ziet.
'k Dagt my door listigheid te redden uit 't verdriet;
2035[regelnummer]
Maar vind me op 't onverwagtst in mynen waan bedrogen.
Karel.
Myn heer, ik word met u door dit verhaal bewogen;
Maar gy verzuimt aan my te melden hoe gy heet.
'k Ken hier al d'adeldom, zo ik niet beter weet.Ga naar voetnoot2038
Lod.
Myn heer, ik zou myn' naam niet graag aan u ontdekken.
Karel.
2040[regelnummer]
Myn heer gy moet.
Lod.
Het kan u niet tot voordeel strekken.
Karel.
Dan blyft gy my verdagt.
Lod.
Wel aan, 'k heet Lodewyk
Van Kaalenhuizen, maar...
Karel.
Wat zegt gy? ik bezwyk
Van schrik! is 'tmogelyk, zou dit de waarheid weezen?
Lod.
Hoe zyt gy zo ontstelt? dat 's raar! wat doet u vreezen?
Karel.
2045[regelnummer]
Myn heer, mislei my niet. Dat ik my zo ontstel,
Is zonder reden niet. Maar zeg my, weet gy wel,
Dat ik de magt heb, om naauwkeurig uit te vinden,
Of gy de waarheid spreekt? ik ken nu al uw vrinden,Ga naar voetnoot2048
Zo gy die heer zyt.
Lod.
'k Blyf voor altoos u verplicht,
2050[regelnummer]
Indien uw' goedheid my in deze zaak verlicht.
'k Liet hier, toen ik vertrok, een' zuster met een' moeder.
Karel.
En niemand meer, als die?
Lod.
o Neen: myn jongste broeder
Was korts voor myn vertrek gestorven.
Karel.
‘Ja hy is 't!
‘'t Is Lodewyk, die zo veel jaaren is gemist.
Lod.
2055[regelnummer]
Myn heer, ei zeg my, zyn zy beiden nog in 't leeven?
Karel.
Zyt maar gerust: 'k zal u terstont voldoening geeven.Ga naar voetnoot2056
| |
[pagina 119]
| |
Negende tooneel
Lodewyk, Hans, Lakkei
Lod.
Hoe beeft myn hart van schrik! de vrees ontroert myn bloed!
Wat baart dit voorval my verand'ring in 't gemoed!
Wat of hier zal geschiên? hy gaat alleen naar binnen.
2060[regelnummer]
'k Kan niet bespeuren wat hy met my zal beginnen.
| |
Tiende tooneel
Karel, Sofy, Lodewyk, Lakkei, Hans
Karel tegen Sofy.
Myn lief, bezie dien heer met aandagt.
Sofy, Lodewyk omhelzende
Ach, wat vreugd!
Myn waarde Broeder, ach!
Lod.
Myn zuster! 'k ben verheugd,
Nu ik u weder zie! waar is Mevrouw, myn moeder?
Sofy. Die woont te Brussel, daar ze om u, myn' waarde broeder,
2065[regelnummer]
Gestadig treurt, om dat ze u nooit denkt weêr te zien.
Zy zal verheugd zyn als ik u haar aan koom biên.Ga naar voetnoot2066
Karel tegen de Lakkei.
Haal Jan nu hier, en laat myn zuster ook vry komen,
En... maar zy zyn daar, 'k denk zy hebben reets vernomen
Wat hier geschied is.
| |
Elfde tooneel
Konstance, Charlotte, Klaar, Jan, gebonden, Fop, Hans, twee Lakkeien van Karel, Sofy, Klaar, Lodewyk
Jan, van de Lakkeien vastgehouden wordende
Och, nou moet ik hangen! ja.
2070[regelnummer]
Myn heer kaptein, 'k bid om pardon! genâ! genâ!
'k Ben zo onnozel in de zaak als 't eerstgeboorenGa naar voetnoot2071
Klein kindje.
Karel tegen Jan.
Zwyg wat stil! men kan hier zien noch hooren.
| |
[pagina 120]
| |
Strak zult gy weeten of gy hangen zult, of niet.
Karel tegen Lod.
Myn heer, 'k omhels u, en ik hoop dat gy 't verdriet,
2075[regelnummer]
Dat ik u aandeed, my van harte zult vergeeven;
Wy moeten met malkaâr in zuiv're vriendschap leven.
'k Leef met uw zuster in oprechte liefde en min.
Lod.
Hoe, is die heer uw man?
Sofy.
Ja, 'k ben zyn' gemalin.
Lod. tegen Karel.
Dat ik u dan omhels.
Jan.
Jy hoeft nou niet te vreezen;
2080[regelnummer]
Met jou is 't blydschap, maar met my zal 't hangen weezen!
Och pompernikkel! och! och! och! myn heer kap'tein!Ga naar voetnoot2081
De duvel haal dien naam, Baron van Schraalenstein!
Lod.
Ach myn Charlotte, die ik eeuwig zal beminnen,
Wat heb ik al misdaan! 'k bid, wil u zelf verwinnen;
2085[regelnummer]
En laat uw gramschap my niet treffen, schoone maagd.
Zo u een Edelman in plaats van Graaf behaagt,
Maak dan een einde van myn' al te droeve plaagen,
En laat my door de min niet quynen al myn' dagen!
Charl.
Myn heer, hoe kan ik? gy hebt ons zo veel misdaan.
Sofy.
2090[regelnummer]
Ei zuster 'k bid u, neem myn waarden broeder aan;
Schoon hy geen rykdom heeft, wat is daar aan gelegen?
Vrouw moeder, na ik merk, is ook tot hem genegen,
En die bezit zo veel, en zulken grooten schat,
Dat gy wel leeven kunt...
Charl.
Mevrouw, hoe vat ik dat?Ga naar voetnoot2094
2095[regelnummer]
Van welken kant zou dat geluk ons overkomen?
Sofy.
Van uw' kant, zuster.
Klaar.
‘Ja, ja, dat zyn yd'le droomen,
‘Nou denk ik, dat Sofy mê fraaij bedrogen is.
Konst.
Sofia, meent gy my? ik heb niet veel.
Klaar.
Dat's mis.
Sofy tegen Karel.
Hebt gy my niet gezegt, myn Karel, dat zy schatten
2100[regelnummer]
En groote inkomsten heeft? hoe kan ik dit nu vatten?
Lod.
Mevrouw wil veinzen, en zy toetst u maar, Sofy.Ga naar voetnoot2101
| |
[pagina 121]
| |
Jan.
Och! moet ik hangen? och! kapteintje lief! och my!
Karel.
Het moet 'er toch eens uit. Myn lief, wil 't my vergeeven,
Gy zyt misleid; en ik heb hier in wat misdreeven,
2105[regelnummer]
Het is in weerwil van myn eigen zelf geschied.
Ik hoop ons altemaal te helpen uit 't verdriet.
Het ampt dat ik beklêe doet my op beter hoopen.
Jan.
Och! och! ik bidje dat je my niet op wilt knoopen!
Genade voor den heer Baron van Schraalenstein!
tegen Jan, Karel tegen Lodewyk
2110[regelnummer]
Zwyg zeg ik. Broeder weet ik ben een kapitein.
Als 't hem gelieft kan hy met my na Brussel trekken;
'k Zal daar myn vrinden voort de gansche zaak ontdekken,
En maaken dat hy haast een officiers plaats kryg'.
Jan.
En ik zal hangen?
Lod.
Hou den mond toe.
Jan.
Och ik zwyg!
2115[regelnummer]
Maar 'k voel myn hart van schrik al in myn schoenen zygen.
Lod.
Heer broeder, 'k neem het aan; maar echter 'k kan niet zwygen,
Dat ik verwonderd ben van 't geen mevrouw ons zegt.
Heeft zy geen hofstede, en zag ik geen boere knecht
Verscheiden' zakjes geld nog deezen dag hier brengen?
2120[regelnummer]
Men spot nu met ons?
Karel.
Neen dat zou ik niet gehengen.
Fop.
Ik speelde voor dien boer, jy rook niet wat 'er school;
En al dat vraagen deed men my maar om de kool.Ga naar voetnoot2122
Lod.
Maar kort daar aan quam hier een waal, die veel juweelen
Heeft aan myn lief verkoft.
Hans.
Un dief, hum zou ze steelen,
2125[regelnummer]
Zo mooi was de juweel, die ik jou heb verkoft.
Ik was de waal, myn heer.
Lod.
Zo zyt gy mede een' schoft.
Wy hebben dan malkaêr, nâ 'k merken kan, bedrogen?
Klaar.
Ja graaf, ik heb 'er me geen kleintje by gelogen.
Lod.
Maar evenwel, als ik bedenk, wat my myn waard
2130[regelnummer]
Van zekere erf' nis uit Oostinje heeft verklaard,
| |
[pagina 122]
| |
Gaat alles wat ik zie myn klein verstand te boven.
Klaar.
Dat hebben wy aan al de waereld doen gelooven.
Mevrouw heeft buiten 's huis den adel gebraveerd;Ga naar voetnoot2133
Maar altyd hebben wy heel sobertjes geteerd
2135[regelnummer]
In onze keuken, om de rest weer goed te maaken;
Op hoop dat Juffrouw aan een man van staat zou raaken.Ga naar voetnoot2136
Ik heb schier al myn geld voor haar reets opgezet:Ga naar voetnoot2137
En daarom zocht ik jou te lokken in het net,
Opdat ik myn verschot daardoor zou weder krygen.Ga naar voetnoot2139
2140[regelnummer]
Myn broêr, en vryër ook...
Lod.
Gy kunt de rest maar zwygen.
Heer broeder, ik moet my nu schikken naar uw raad.
Karel.
Gy moet niet trouwen, want gy zyt nog niet in staat,
Om zuster als 't behoord te kunnen maintineeren.Ga naar voetnoot2143
Wy zullen met malkaêr naer Brussel weder keeren.
Klaar.
2145[regelnummer]
Kom Hansje, laaten wy maar trouwen: 'k heb berouw.
Hans.
Neen, neen, jy Baronnes van Schraalenstein, mevrouw
'k Begeer jou niet. Ik ben jaloers, en mal van zinnen
Je kunt dien kaerel, die nou hangen moet, beminnen.
Charl.
Heer Lodewyk, ga meê na Brussel, blyf ons by.
Lod.
2150[regelnummer]
Dat zal ik doen, myn lief, zo 't u behaaglyk zy.
Het smert my zeer dat ik den trouwdag uit moet stellen.
Karel tegen de Lakkeien.
'k Wil dat gy deeze zaak aan niemand zult vertellen
Tegen de anderen.
Men spoel de zwarigheid eens af met held'ren wyn.
Klaar.
'k Vrees, dat het water nu al lang verkookt zal zyn.
2155[regelnummer]
Hoe staa je 'er me, Baron? Begin je al dorst te krygen?
Jan.
Myn heer kap'tein, zie daar, nou ken ik niet meer zwygen.
Zo jy me hangen laat, zal ik het al den brui,
Wat hier gebeurd is, voortvertellen aan de lui!
Klaar.
Als jy gehangen bent?
Jan.
Als jy ge .. han .. gen? neen ik.
| |
[pagina 123]
| |
2160[regelnummer]
Ik wacht zo lang niet, pry; maar eer ik dood ben meen ik.Ga naar voetnoot2160
Lod.
Vergeef het Jan, myn heer.
Karel
Ik geef u dan pardon.
Jan wordt ontbonden
Ik dankje hartelyk.
Klaar.
Dat lukt jou wel, baron.
Konst.
Maar hoe zal ik het met myn krediteuren stellen?
Ik ben vol schrik wanneer ik iemant aan hoor schellen.
Karel.
2165[regelnummer]
Betaal die uit het geld dat ik u zond, mevrouw.
Konst.
'k Zal zien, hoewel ik dan heel weinig over hou.
| |
Twaalfde tooneel
Lodewyk, Jan
Jan.
Vaart wel myn titels van Ernestus, Mouris, Stokski,
Starost Lakeiski, en Waaiwooide van de Boxki;
Jy waart maar beesten; want je hulpt my in den druk;
2170[regelnummer]
Ik zoek, met kaale Jan, voortaan weêr myn geluk.
Lod.
Jan, ik gaa binnen, om te zien hoe wy het maaken
Met onze dingen; 'k hoop in 't kort op reis te raakenGa naar voetnoot2172
Na Brussel. Haal ons goed hier, en betaal den waard;
En met de dienaars kunt gy zien hoe dat gy 't klaart;Ga naar voetnoot2174
2175[regelnummer]
Gy kunt hen voor hun dienst, zo veel 't u goeddunkt, geeven.
| |
Dertiende en laatste tooneel
Jan alleen
[Jan]
Dat zel je missen, broêr; je ziet me van jou leven
Niet weêr, dat zweer ik. Bloed! wat was ik daar bekneld!
Ik meen my zelve te bedienen van jou geld
En 't myne, dat ik heb, en denk zo ver te loopen,
2180[regelnummer]
Dat jy ten derdemaal geen macht hebt me op te knoopen.
Vaart wel bedriegers! en jy ook, heer kapitein!
Gy zyt gegroet, van my, Baron van Schraalenstein.
Jan loopt schielyk de deur uit.
Einde van het vyfde en laatste Bedryf. |
|