Het wederzyds huwelyksbedrog
(1977)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Derde bedrijfEerste tooneel
Lodewyk, Jan, Twee Lakkeijen
Jan.
Acht honderd guldens, heer, in één reis weg te geeven
Aan eene Juffer die jy tweemaal van je leeven
925[regelnummer]
Aanschouwd hebt, ik beken je zyt vry kordiaal;Ga naar voetnoot925
Maar ondertusschen wordt de beurs geen kleintje schraal.
Lod.
Met speelen kan men weêr aan and're schyven raaken.
't Was nodig, en het hielp bezonder in myn zaaken,
Ik heb de Juffer weg.
Jan.
Ja zy licht jou, myn Heer.Ga naar voetnoot929
Lod.
930[regelnummer]
Het is geklonken. 'k Zal haar trouwen, Jan.
Jan.
Ik zweer,
Dat ik my niet verlaat op Juffers, die haar zinnen
Zo schielyk buigen, om een' vreemdeling te minnen:
Daar schuilt wat achter.
Lod.
Neen, ik hou hem voor geen man,
Die eene Juffer niet terstont bepraaten kan;
935[regelnummer]
Men kan de weêrmin haast bespeuren aan haare oogen.
Jan.
Zie toe, myn heer, zie toe, een mensch wordt licht bedrogen.
Die wedermin komt my te schielyk; naar ik merk
Spruit zy uit kaalheid; is het maar geen hoerenwerk.
Lod.
Ha schelm! wat zegt gy daar?
Jan.
Ik bid wil u betoomen.
940[regelnummer]
Hebt gy na haar gedrag en staat al wel vernoomen?
Lod.
Jan, ik vertrouw my op haar stam, en ad'lyk huis.
Jan.
Haar stam kan goed zyn, en zy zelfs nochtans niet pluis.
Lod.
Gy lastert haar.
Jan.
o Neen, ik heb my zelfs gequeten.Ga naar voetnoot943
Daar komt de Waard, die zal haar zaaken mog'lyk weeten.
| |
Tweede tooneel
Lodewyk, Jan, de Waard. Twee Lakkeijen
Lodewyk wyst op het huis van Konstance
945[regelnummer]
Kent gy die Juffer, daar ik flus in praat meê was?
| |
[pagina 75]
| |
Waard.
Wel zou ik niet? o ja, zy is een wakk're tas;Ga naar voetnoot946
Ze leeft heel zuinig, en ik hoor zy het veel plaatenGa naar voetnoot947
Geërft, verstaaje, die haar Oom het nagelaaten
Die in Oost-indjen is gesturven, dat je 't vat,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Verstaa je wel heer Graaf? nou deuze groote schat,
Veurschreeven en veurzeid, moet deze Juffer erven,
Gelyk je weet, wanneer de moeder komt te sterven;
Want, as je weet, de zeun is stilletjes uit 't huis
Vertrokken, as je weet; ô my! 't was zulken kruis
955[regelnummer]
Voor de oude vrouw, verstaaje, och zy kon niet bedaaren.
Lod.
Hou op, ik heb genoeg, wilt de and're helft maar spaaren
Tot morgen, dat je 't vat, heer hospes, gôe gezel,
Ik ben je dankbaar, als je weet verstaa je wel?
Waard.
Heer Graaf, verstaa je wel, 'k zal eeten klaar doen maaken;
960[regelnummer]
Wat lust je t'avond?
Lod.
Gy kunt dat voor dees tyd staaken:
Wy zyn op zek're plaats genodigd, dat je 't vat.
| |
Derde tooneel
Lodewyk, Jan, Twee Lakkeijen
Lod.
Wat zegt gy nu?
Jan.
Ik hoor zy heeft een' grooten schat;
De Juffer lykt je van het hoofd tot aan de voeten.
En pozito, ze was wat licht; tut, tut, wy moetenGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
Zo naauw niet zien; want geld wordt tog by elk geacht.
Lod.
'k Verzoek dat gy uw' plicht voortaan wat meer betracht.
Spreek met eerbiedigheid van haar, of 'k wil u zweeren...Ga naar voetnoot967
Jan.
Hoe wordt je quaad myn heer? ik zoek je maar te leeren
Dat schyn geen waarheid is.
Lod.
Wel, leer dan ook van my,
| |
[pagina 76]
| |
970[regelnummer]
Dat gy by Juffers van verstand geen zotterny
Beginnen moet. Wat bracht gy flus al vreemde grillen
En leugens op de baan; 'k had werk om u te stillen.
Dat praatje van Paap Jan had schier ons werk verbrod.
't Is myn geluk dat zy u aanziet voor een' zot.
Jan.
975[regelnummer]
My dunkt het staat zo braaf by Juffers op te snyën
Van groote zaaken, heer; het is de zjeu van 't vryën.Ga naar voetnoot976
Lod.
't Moet met verstand geschiên.
Jan.
Verstand ontbreekt my niet.
Lodewyk ziet Charlotte, welke uit het venster kykt.
‘Zacht Jan, me dunkt dat daar myn lief uit 't venster ziet;
‘Laat ons nu veinzen dat wy met malkaêr krakkeelen.
Jan Lodewyk slaande.
980[regelnummer]
Je liegt het! heb je 't hart myn eer aldus te steelen?
Lodewyk en Jan trekken de degens.
[Lodewijk]
'k Zeg dat het waar is. Ja.
Jan.
Graaf, haal het in je hals!Ga naar voetnoot981
Lod.
Baron, beken het dan!
Jan.
Ik zeg nog eens, 't is valsch
En jy zult sterven!
Lod.
Ha! Baron, ik zal my wreeken!
| |
Vierde tooneel
Klaar, Waard, Twee Lakkeijen, Jan, Lodewyk
Jan.
Ik zal niet rusten voor dat ik je heb doorsteeken.
Zij worden gescheiden
Waard.
985[regelnummer]
Heer Graaf, verstaa je wel, waar komt de questie deur?
Jan.
De questie, dat je 't vat, die komt maar door een leurGa naar voetnoot986
Van duizend guldens, die 'k met wedden heb gewonnen.
Lod.
't Is om het geld niet: want dat zou men geeven konnen
Maar om het point van eer. Wat geef ik om dat geld.
| |
[pagina 77]
| |
Jan.
990[regelnummer]
Ik zeg nog eens, kozyn, dat jy my aanstonds meldt
Wie dat het zegt.
Lod.
Baron, dat kunt gy zelfs wel denken.
Waard.
Ei, heer Baron en Graaf, wilt tog malkaar niet krenken,
Verstaa je, zeg wie is 't?
Jan.
Dat raakt je niet, Jan Gat.
Zo jy je 'er in steekt, kryg je vuistlook, vat je dat?Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Kozyn, ik vraag nog eens of jy den man wilt zeggen.
Daer leit myn degen.
Lod.
'k Zal de myne ook nederleggen.
Lodewyk fluistert Jan wat in
Jan.
Ik was in misverstand. Kozyn, ik heb den schuld:
'k Verzoek exkuus.
Lod.
'k Heb myn belofte nu vervuld.
Jan.
Ik zal 't betaalen.
Lod.
Hou het geld, 't kan my niet scheelen.
1000[regelnummer]
Om duizend gulden, zulken bagatel, krakkeelen?
Tegen Klaar
't Is misverstand... maar hoe! zyt gy daar zoete kind!
Het moeit my dat gy ons te saam in questie vindt.
Klaar.
Ik wou alleen graag met zijn Exelentie spreeken.
Lod.
Vertrek dan Hospes, en Lakkeijen.
Waard.
Selleweeken!
1005[regelnummer]
Is duizend guldens by dat volk een bagatel!
Ik zal heur snyên van de beurs, verstaa je wel.Ga naar voetnoot1006
Jan.
Heer Graaf ik zal u met het meisje alleenig laaten.
Klaar.
Neen, heer Baron, jy moogt wel hooren wat wy praaten.
| |
Vyfde tooneel
Lodewyk, Jan, Klaar
Lod.
Wel Klaartje, zeg my, is uw bootschap quaad, of goed?
Klaar.
1010[regelnummer]
Daar is myn Juffrouw flus een raar geval ontmoet:Ga naar voetnoot1010
Derhalve heeft zy my in tyds by jou gezonden.
Lod.
Wat raar geval?
Klaar.
Dat wy Mevrouw haar moeder vonden
| |
[pagina 78]
| |
In zulken quaad heumeur, dat zy niets hooren wou,
't Geen tot je voordeel is. Zy zal naar ik vertrouw,
1015[regelnummer]
Haar dochter ergens in een klooster op doen sluiten.
Lod.
Wat reden heeft Mevrouw om onze min te stuiten?
Klaar.
Zy heeft je vryery een tyd lang aangehoord,
Waar door zy weet dat jy haar dochter hebt bekoord;
Zy noemt haar dartel, wulps, ontbloot van goede zeden,
1020[regelnummer]
Een schandvlek van 't geslacht, die tegen alle reden
Zich zelfs vertrouwen durft aan eenen vreemdeling;Ga naar voetnoot1021
Maar boven al verfoeit zy haar, om dat ze een ring,
Dien gy gekocht hebt, uit uw' handen dorst ontfangen.
Hoe, zegt ze, gy moet zeer na 't huwelyk verlangen,
1025[regelnummer]
Dat gy een vreemden Graaf terstont in de armen valt,
Die zekerlyk met u tot zyn vermaak wat malt.
In 't kort, Mevrouw heeft haar verboôn u meer te spreeken.
Jan.
Zou dan de juffrouw zich in 't klooster laaten steeken?
Klaar.
Niet anders als door dwang.
Lod.
Zwyg stil, ik hoor te veel.
1030[regelnummer]
Dat voorwerp zo volmaakt! dat beeld zo schoon en eêl,
Zo net gevormd van leên! zo lief! zo zoet! zo aartig!Ga naar voetnoot1031
De min van koningen en groote vorsten waardig,
Daar ik myn vryheid heb voor eeuwig aan verpand,
Zal ik dat missen! ach! het gaat me aan myn verstand.
Klaar.
1035[regelnummer]
Uw lief heeft my belast u dezen brief te geeven.
Lod.
Licht heeft zy 't laatst vaarwel in dit papier geschreeven!
Lodewyk leest.
Myn Heer, hoe groot uw liefde weezen mag,
Men dwingt my door het moederlyk ontzag,
Om my van u, voor altoos, af te scheiden;
1040[regelnummer]
Neem dan niet vreemd dat ik my moet bereiden,Ga naar voetnoot1040
Om my van u, die 'k achting draag, te ontslaan.
| |
[pagina 79]
| |
Vaar wel, gy zult altoos in myn' gedachten staan.
Is 't moog'lyk? is my dan dat droevig lot beschooren!
Na 't my gelukt is, om die schoone te bekooren!Ga naar voetnoot1044
Jan.
1045[regelnummer]
Tut, tut, wat bruit het jou? je zyt een man van staat,
Ik wed jy nog in 't kort een Keuningin bepraat.Ga naar voetnoot1046
Wat bruit jou die mevrouw met al haar vieze grillen?Ga naar voetnoot1047
Nu zou ik ook, uit spyt, haar kind niet hebben willen.Ga naar voetnoot1048
De vrouwlui meenen dat de mannen gekken zyn.
Lod.
1050[regelnummer]
Ik bid u zwyg, Baron; gy kent de minnepyn,
Die kracht der liefde niet, die my nog zal doen sterven,
Indien ik langer moet myn ziels genoegen derven.
Klaar.
Het is vergeefs, myn heer, dat jy je lot beklaagt.
Ik kan wel merken dat myn juffrouw liefde draagt
1055[regelnummer]
Tot u, en dat zy nooit die liefde zal vergeeten.
Jan.
Ja kool met krenten, meid, dat is een smaak'lyk eeten.Ga naar voetnoot1056
Of zy hem al bemint, dat helpt hem wat, niet waar?
Of weet je raad? zo maak je raad ten eerste klaar.Ga naar voetnoot1058
Lod.
Ja meisje, weet ge iets tot myn voordeel te verzinnen,
1060[regelnummer]
't Zal u niet schadelyk zyn.
Klaar.
Daar komt my iets te binnen...
Maar juffrouw zal 't niet doen...
Lod.
Ei, Klaartje, spreek vry uit.
Klaar.
Myn heer zy zal 't niet doen.
Lod.
Ei zeg my! 'k bid, besluit...
Klaar.
Zy zal licht heel veel doen om uit den dwang te raaken;
Maar neen, zy zou...
Lod.
Spreek op!
Klaar.
Heer graaf, je moest haar schaaken.
Jan.
1065[regelnummer]
Ik moet een beest zyn, docht ik ook het zelfde niet.Ga naar voetnoot1065
Het was warentig op myn tong, eer zy het ried;
Die meid was waardig dat zy wierd in goud beslaagen.
| |
[pagina 80]
| |
Lod.
Die raad gevalt my, en ik zou den aanslag waagen,
Indien ik wist dat zulks myn lief behaaglyk vondt.
1070[regelnummer]
Maar neen, zy weet nog niet hoe my de liefde wondt;
Zy kent de kracht nog niet van haare aantreklykheden.
Jan.
Zy weet nog niet wat dat het is in d' echt te treeden
Met zulken grooten Graaf, den Graaf van Habislouw;
Zy weet niet dat men haar Genade zeggen zou,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Als jy haar man waart, en dat ze in een koets zou ryên
Van klinkklaar goud, gevolgd van agt'ren, en ter zyên,
Door dienaars, elk zo bont gelyk een Arlekyn;
Bloed! wist ze dat, ik wed ze wel geschaakt wou zyn.
Klaar.
‘De heer Baron is 't hoofd geen kleintje weer op schroeven.Ga naar voetnoot1079
Jan.
1080[regelnummer]
Het klaagen, dunkt me, zal nu langer niet behoeven;
Smeed nu het yzer, wyl het heet is, maak besluit;
Je moet 'er schaaken, of je dingen zyn verbruid.Ga naar voetnoot1082
Lod.
'k Zal na myn kamer gaan, om voort een brief te schryven.Ga naar voetnoot1083
Kozyn gelief zo lang op deeze plaats te blyven
1085[regelnummer]
Met Klaartje; 'k koom zo ras als 't mooglyk is hier weêr.
| |
Zesde tooneel
Jan, Klaar
Klaar.
Die Graaf, myn heer Baron, is al een wakker heer.
Jan.
o Ja, als hy niet slaapt dan is hy altyd wakker.
Ik kenje zeggen dat ik nooit geen beter makker
Gehad heb als myn neef. Hy is een dapp're vent;
1090[regelnummer]
Alwaar gevochten wordt is hy altyd omtrent.
De slag van Eekeren is door hem half gewonnen;Ga naar voetnoot1091
| |
[pagina 81]
| |
Hadt hy 'er niet geweest, men had hem niet begonnen.
Hy is geweest voor Luik, voor Hoei, voor Keizerswaard.
De vyand vlucht terstont voor 't brieschen van zyn paerd.
1095[regelnummer]
Hy deed den Schellenberg, terwyl hy stampte, drillen.Ga naar voetnoot1095
Roermond, en Stevenswaard, daar wy van zwygen willen,
Was knapkoek voor hem. Maar de slag van Hogstet, bloed!Ga naar voetnoot1097
Daar toonde hy, zo wel als ik, zyn helden moed:
Daar zag men duizenden door ons in 't water dringen.
1100[regelnummer]
Te Ramillie deed hy nog wonderlyker dingen;
Hy had een ruiter daar by 't haar gevat, uit klucht;
En gooijde hem, met 't paard, knaphandig in de lucht,
Zo hoog, dat hy van verre een vlieg geleek, en daalde
Niet eer voor dat men van den veldslag zegepraalde.
Klaar.
1105[regelnummer]
Met uw verlof, myn heer, daar twyffel ik wat aan.
Jan.
Wist jy wat dingen hy had by Turin gedaan,
Je zoudt niet twyffelen aan die van Oudenaarde,
Daar hy de minste luis niet in het leeven spaarde.
Te Meenen, Dendermonde, en Doornik, Ryssel, Aath,
1110[regelnummer]
En honderd steeden, daar de tyd niet toe en laat
Om van te spreeken, heeft hy wonderen bedreeven.
Klaar.
Ik heb niet veel verstand, heer, van 't soldaaten leeven.
Jan.
Dit alles won hy met den slag van Malplaket.
Klaar.
Hoe kan dat mooglyk zyn?
Jan.
Ja, maar 't was in zyn bed;
1115[regelnummer]
Hy hoorde my alleen die dingen maar verhaalen,
En raakte voort door die gevechten aan het maalen.
Hy heeft nog meer gedroomd, dat ik vertellen zal.
Klaar.
Ei heer Baron, verhaal wat anders: 't is te mal.
Jan.
My is wat raars gebeurd by Berge in Henegouwen;
1120[regelnummer]
Dit is wel waardig dat wy 't in gedachten houwen;
Daar wierdt ik door een myn gesmeeten naar omhoog,
Met zulken kracht, dat ik gelyk een vogel vloog,
| |
[pagina 82]
| |
En raakte boven wind, 'k wierd in een uur zes zeven,Ga naar voetnoot1123
Met groote snelligheid, door deezen wind gedreven
1125[regelnummer]
Rontom de waereld, die 't fatsoen heeft van een ey.Ga naar voetnoot1125
Je kent wel denken, ik was schriklyk in de ly.Ga naar voetnoot1126
Ik raakte aan 't vallen; 'k had het leeven ook verlooren;
Maar 'k bleef juist hangen aan een postelyne torenGa naar voetnoot1128
In China met myn rok. Elk was daar op de been:
1130[regelnummer]
Zy hadden my al lang zien vliegen, zo ik meen.
In 't kort, de koster quam my helpen, en beleezen:Ga naar voetnoot1131
Hy docht dat 'k Joosje was, de heilig der Cineezen;Ga naar voetnoot1132
Zo dat de koning zelfs my zeer veel eer bewees.
Toen ik dat zag, speulde ik voor Joosje, zonder vrees,
1135[regelnummer]
En eischte dat ze me een scheepslading met juweelen
Bezorgen moesten, of de droes zou met 'er speelen;
De gekken deeden 't, en ik ging terstond te scheep
Na Poolen. Zeg eens Klaar, was deze grap niet leep?
Klaar.
't Kan niet gebeuren; wie heeft ooit zo'n zaak vernomen?
Jan.
1140[regelnummer]
Myn suikerzoete Klaar, een mensch kan koddig droomen.
Klaar.
Zo heb je 't maar gedroomd?
Jan.
Dat zeg ik immers meid.
't Is alles maar gedroomd, dat ik jou heb gezeid.
Klaar.
Uw snaakze geest, myn heer, is wonderlyk, en aartig.
Jan.
Veel dames achten my heur zoet gezelschap waardig;
1145[regelnummer]
Maar 'k acht ze niet, om dat jou lieffelyk gelaat
De mooiste van 't zalet in glans te boven gaat.
| |
[pagina 83]
| |
Je bent begut een meid die fiks zyt op je kooten,Ga naar voetnoot1147
En niet ongoelikjes, maar glad van muil en pooten.Ga naar voetnoot1148
Klaar.
Dat lykt wel scheeren.
Jan.
Neen ik ben verliefd op jou.Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Ik wou wel dat je my een zoentje geeven wou.
Hy zoent Klaar
Klaar.
Nou nou, het is zo wel, is dat een mensch ook drukken!
Ei foei! schei uit, Baron! niet meer, hoe zel het lukken?Ga naar voetnoot1152
Gaa liever na 't zalet, en zoen daar jous gelyk.
Jan.
Och och! me dunkt dat ik van liefde schier bezwyk.
Klaar.
1155[regelnummer]
Ei, ei, 't is lang genoeg, je zyt een harde zoender,
Je hebt een baard zo scharp gelyk een platte boender,
Myn wang is al aan bloed.Ga naar voetnoot1157
Jan.
't Komt dat ik je bemin.
Ik heb jou liever als de grootste Koningin.
Klaar.
Ik kan 't wel denken.
Jan.
Meid, ik wil het je wel zweeren.
Klaar.
1160[regelnummer]
't Is lang genoeg myn heer; met myn de gek te scheeren
Is gants onnodig.
Jan.
'k Zeg nog eens dat ik het meen.
Ik heb jou al bemind toen jy my eerst verscheen.
Zie daar, dit goudstuk meen ik jou op trouw te geeven;Ga naar voetnoot1163
Wy zellen met malkaâr in Poolen heerlyk leeven.
1165[regelnummer]
Zie daar, daar is myn hand, ik meen het zeker, Klaar.
Klaar.
Je zegt het wel, myn heer; doch doet het maar...
Jan.
Neen, neem maar aan, ik zweer warentig je te trouwen.
Klaar.
Ja maar, ik vrees, Baron, je zelt je woord niet houwen.
Al ben ik maar een meid, 'k pas nochtans op myn eer.
1170[regelnummer]
En ben ik slecht van staat, myn vader was een heerGa naar voetnoot1170
Van aanzien, daar het door den tyd mede is verloopen.
| |
[pagina 84]
| |
Jan.
Ja, zulke menschen vindt men veel, myn hart, by hoopen;
Elk moet zig troosten, want het is een slechten tyd.
Al ben je 't geld, je bent den adel nog niet quyt.
Klaar.
1175[regelnummer]
Myn adelyk geslacht wordt nog by elk geprezen.
Jan.
Je woont in Uitrecht, zou je niet van adel weezen?
Ik kon wel zien, myn hart, dat jy van adel waart.
Ha! zo myn stam zich met uwe eed'le stamme paart,
Wat zou jou wapen, by het myne, heerlyk pronken.
Klaar.
1180[regelnummer]
Wel, heer Baron, je zoud me schier in min ontfonken.
Ik weet niet wat ik deed, indien gy ernstig spraakt.
Jan.
De min heeft my alreeds gezengd, gebrand, geblaakt,
Gebakken en gestoofd, ik ben bekwaam om te eeten.Ga naar voetnoot1183
Wat drommel wil je meer van myne liefde weeten?
Klaar.
1185[regelnummer]
‘Ik zal het waagen, want de gek is al verward.
Jan.
Nu Klaartje, zeg maar ja; ik meen't, met al myn hart.
Klaar.
Wel aan, myn heer Baron, ik laat my dan bepraaten.
Jan.
Myn lief, ik zweer dat ik je nimmer zal verlaaten.
Ziedaar, ontfang myn trouw.
Klaar.
Daar is ook iets van my.Ga naar voetnoot1189
Jan.
1190[regelnummer]
Een kusje.
Klaar.
Zacht myn heer. 't Is hier op straat te onvry....
Daar komt de Graaf weêrom.
| |
Zevende tooneel
Lodewyk, Jan, Klaar
Lod.
Ik heb den brief geschreeven;
Wil dien myn Engelin terstont in handen geeven:
Opdat zy zie, hoe my myn ramp ter harte gaat.
Jan.
Mag ik niet zien, kozyn, wat in dit briefje staat?
Lod.
1195[regelnummer]
Ja lees het vry, myn heer.
| |
[pagina 85]
| |
Jan leest
Myn hart! myn Uitverkooren!
Ik heb door uw gezicht myn vryheid reets verlooren.Ga naar voetnoot1196
Indien ik hoopen durf dat gy my weder mint,
Wees dan verzekerd dat ge een' minnaar in my vindt,
Die moed heeft om ten dienst van u 't al op te zettenGa naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Wat hy bezit. Ja, geen gevaar zal my beletten
Om u te redden. Vrees den haat uws moeders niet:
Die slyt licht door den tyd. Vaar wel, 'k wacht met verdriet
Na 't oogenblik dat ik uw antwoord zal ontfangen.
Klaar.
Die brief is puik, ik zal hem juffrouw aanstonds langen,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
En brengen je zo gaauw als 't moog'lyk is bescheid.
| |
Achtste tooneel
Lodewyk, Jan
Jan.
Dat is een wakk're tas; wat dunkje van de meid?Ga naar voetnoot1206
Wie zou geen zieke bruid met zulken hart bespaaren?Ga naar voetnoot1207
En ze is al redelyk verstandig na haar jaaren.
Ik ben 'er boven op, als ik haar trouw, myn heer.
1210[regelnummer]
o Bloed! wat ben ik bly! 'k heb al wat ik begeer!
Lod.
Hoe zo?
Jan.
Wy hebben reets beloofd malkaâr te trouwen.
Lod.
Hoe wordt gy gek? 't Is maar een meid, het zal u rouwen.
Jan.
o Neen myn heer, zy is een vrouwmensch naar myn lyf,
My dient geen pimpelmees. Ik zogt maar na een wyf,Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Die naar myn zin was.
Lod.
Jan, gy hebt u wel gequeeten.
Hoe zal het gaan als zy in 't end eens koomt te weeten
Dat zy bedrogen is, en gy geen man van staat,
Gelyk gy voorgeeft, zyt.
Jan.
Myn heer, dan dag en raad.Ga naar voetnoot1218
| |
[pagina 86]
| |
Maar zeg my eens, hoe zal Charlotte staan te kyken,
1220[regelnummer]
Als jy geen Graaf bent? want dat moet in 't end ook blyken.
Haar liefde zal misschien dan ook zo groot niet zyn;
Zy mint je uit redenen van staat; naar allen schyn.Ga naar voetnoot1222
Lod.
'k Zie op haar kapitaal. Daar kunnen wy van leeven.
Jan.
Ja als haar moeder haar dat kapitaal wil geeven.
Lod.
1225[regelnummer]
De zwaarigheid voor my is klein, myn lieve Jan,
Als ik Charlotte tot den vlugt beweegen kan,
Mevrouw van Adelpoort zal lichtelyk bedaaren;
Die haat, hoe groot zy schynt, zal slyten door de jaaren.
Jan.
Maar ondertusschen moet je zorgen hoe je 't stelt.
Lod.
1230[regelnummer]
Charlotte neemt gewis juweelen mê, en geld.
Jan.
Maar apropô, verneem je nog niets van je vrinden?Ga naar voetnoot1231
Lod.
Vrouwmoeder is verhuist, ik kan haar nergens vinden.
Ik heb geweest daar zy het laatste heeft gewoond.
't Waar my een vreugd wierdt my haar woonplaats eens getoond.
Jan.
1235[regelnummer]
Zy is misschien heel ryk. Ze ken licht plaaten geeven.Ga naar voetnoot1235
Lod.
Indien zy ryk waar, zou 'k op deeze wyz' niet leeven;
Ik had niet weggegaan.
Jan.
't Schort haar dan mê aan goed.
Myn heer, me dunkt dat jy dan niet meer zoeken moet:
Ons ov'rig kapitaal zou dan meer aanstoot lyên;Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Acht honderd guldens zyn al happa deur je vryen.Ga naar voetnoot1240
Dat 's meerder als je part; het ov'rig resje hoord
Aan my, gelyk je weet myn heer, door ons akkoord.
Lod.
Ik weet van geen akkoord.
Jan.
Wy zouden ummers deelen,
Al wat wy wonnen met het dobbelen en speelen?
Lod.
1245[regelnummer]
Goed, hou maar rekening, zo kom je niet te kort.
Jan.
Maar als die rekening dan niet betaalt en wordt?
Lod.
Heb maar geen zorg. Ik zal uw diensten wel beloonen,
| |
[pagina 87]
| |
En u, zo lang ik leef, myn dankbaarheit betoonen;
't Geen gy te kort komt u betaalen, en nog meer...
Jan.
1250[regelnummer]
't Is wel, maar wie zal daar uw borg voor zyn, myn heer?
Lod.
Myn ad'lyk woord.
Jan.
Daar zou de lommerd niet op schieten.Ga naar voetnoot1251
Lod.
Ei Jan, uw malle klap begint me te verdrieten.
Betrouw u op myn woord.
Jan.
't Is wel, ik ben te vreên,
Dewyl ik moet. Maar zacht, 'k zie Klaartje herwaarts treên.
| |
Negende tooneel
Lodewyk, Jan, Klaar
Klaar.
1255[regelnummer]
Heer Graaf zy heeft den brief al beevende geleezen.
Ik merkte dat zy 't u zou toestaan, aan haar weezen;Ga naar voetnoot1256
Maar evenwel, zy is nog niet gerezolveert;Ga naar voetnoot1257
't Koomt haar te schielyk voor, myn heer, maar zy begeert
Dat gy haar t'avond, voor 't balkon, zult komen spreeken,
1260[regelnummer]
Ten zeven uuren.
Jan.
Bloed! dat is een heerlyk teken!
Lodewyk geeft geld aan Klaar.
Zeg aan myn lief dat ik zal komen op dien tyd,
En prezenteert myn dienst aan haar. Dat 's voor uw vlyt,
Dien gy hebt aangewend.
Klaar.
Myn heer, met geen gedachten...
Zo veel, wel heer!
Jan.
Je moet geschenken nooit verachten.
Klaar.
1265[regelnummer]
Ik dankje zeer, heer Graaf! 'k durf hier niet langer staan.
Lod.
Vaar wel, ik zal zo lang in onze herberg gaan.
Jan.
Nou Klaar, je weet wel wat wy hebben afgesproken?
Klaar.
Ja, wees gerust, Baron; die praat dient afgebroken;
Want zo Mevrouw my zag dan was de zaak verbrust.Ga naar voetnoot1269
Jan.
1270[regelnummer]
Heel goed, wees dan te vreên, al wordt je niet gekust.
Einde van het derde Bedryf. |
|