De gedichten. Deel 4(1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 354] [p. 354] Dankoffer op den jaardag van den heere Joan Couk, Voor het geschenk van een boek genaamd De tempel der Vreede. Beleefde Kunstmeçeen der dichters aan het Y, Beschermer van de Zanggodinnen, Die u omhelzen, looven, minnen, En wierook zwaaijen op uw vrolyk Jaargety; Ik heb uw Vreedetempelzangen, Uit gulle vriendschap, onverdiend, Gelyk een kunstgift van een vriend, Die edelmoedig is, ontfangen. [pagina 355] [p. 355] Zou dan myn Zangeres, aan uwe gunst verplicht, Die gift der vriendschap niet erkennen, Zou zy met Amstels Fenix pennen, 't Gebouw niet çieren dat gy loflyk hebt gesticht? Zy wil noch kan ondankbaar weezen, Ontfang dan 't offer van haar geest In gunst, op uw geboortefeest, Zy laat u dichtkunstbloemen leezen. Zy trad tot deezen tyd uw schoonen Tempel om, Daar nooit haar stem heeft ingeklonken. Nu voelt zy haaren geest ontfonken, En treed eerbiedig in dat heerlyk heiligdom: Hier hoort zy zuivre hemelgalmen, Hier ziet zy hoe de Vreedemaagd D' Olyfkroon op haar schedel draagt, En pronkt met Idumeesche palmen. Zy laat, bekoort door kracht van kunstig maatgeluid, In haar gewyde tempelkooren, De Vreêbazuin van Aken hooren, En deelt der dichtrenrei haar zegenpalmen uit. Zy kroont hem 't hoofd met vreede-olyven Die deezen Tempel heeft gebouwd, En laat op 't voorportaal met goud, Mecenas naam in Vaerzen schryven. [pagina 356] [p. 356] De Zangberg juicht hem toe in Dichtkunst ryk van zwier. 't Cieraad van uwe tempelnissen, ô Couck, is nimmer uit te wisschen, Gy schenkt het de eeuwigheid door drukkunst op papier, En plaatst het in vergulde banden, Naast alle zuivre Poëzy, In uwe ryke boekery, Een pronkstuk deezer Nederlanden. Is onze hartenwensch der Godtheid aangenaam, Dan zal ze u met haar' vleugelen dekken: Dan zal ze uw leevens jaaren rekken, Terwyl Parnas uw lof vereeuwge door de faam. Godt schenk u naar zyn welbehaagen, Ten nut der Kerke en 't Vaderland, ô Hopman in den Burgerstand Des Amstels, veele blyde dagen, Tot gy, het leeven zat, den Vreedetempel ziet, Daar gy uw naam vind opgeschreeven, In 't heilig boek van 't eeuwig leeven, En eindelooze vreugd by de Englenrei geniet, Daar duizend Cherubine chooren Den galm der Hemelpoëzy, Die de ondermaansche vliegt voorby, Doen voor den troon der Godtheid hooren. Vorige Volgende