De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] Ter 22ste verjaaring van den heere Pieter Teyler van der Hulst. Klinkdicht. Myn zangnimf, gaa ten rei, gehuld met lenteblaêren, Pluk jeugdig mirtekruid in Sarons roozegaard, En kroon deez' lentespruit, door 's Hemels zorg bewaard, Die d' eed'le zangrei mint, aan d' oever van het Spaaren. Daar wysheid bloeijt met deugd in 't bloeijen van de jaaren, Wordt meer dan Krezus schat voor d'ouderdom gespaard, Een schat, die niets dan rust en zielsgenoegen baart, Tot dat wy hemelwaard op Englevleuglen vaaren. Gaa voort ô Teiler in de liefde tot de deugd, Leef lang uw Vader en uw braaven stam ten vreugd; Vercier Minervaas troon met goude en zyde bloemen; [pagina 474] [p. 474] En zo een lieve nimf eerlang uw hart bekoort, Wensch ik Godts zegen op het bruigommaakend woord; Dan heeft de Dichtkunst stof uw zalig lot te roemen. Gevierd 25 Maart 1724. Vorige Volgende