De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] Zegenwensch Aan myn Beminde bruid, Jongkvrouwe Joannetta Maria Senepart. Liefwaarde Bruid, myn tweede ziel, Wiens zuiv're deugd myn hart beviel, Van d' opgang onzer lentejaaren; Ik dank de Hemelmajesteit Voor 't zielsgenoegen my bereid, Nu wy uit zuiv're Liefde paaren. De min die hart met hart vereent, Die spraakloos zegt het geen zy meent, Brengt u een bloos op uwe wangen, Gy slaat uw zedige oogjes neêr, Als ik u kus, verliefd en teêr, En in myne armen wil omvangen! [pagina 249] [p. 249] o Schaamte! die myn liefde voedt, Hoe treft gy myn verheugd gemoed, Met uwe spraakelooze reden! Geen weelderige minnery Had in myn hart ooit heerschappy; Maar 't wierd ontvonkt door reine zeden. o Hemel die ons Trouwverbond, Gestaafd met hart en hand en mond, Zaagt in uw grooten naam beginnen, Ik loof u op deez' Bruiloftsdag, Nu ik myn Lief omhelzen mag, En my zie wederom beminnen! Godts liefdebron, myn helft! myn Bruid! Stort klaare zegenstroomen uit, Om vrucht-en bloemen te besproeijen, Die in het Huuwlyks Paradys, Godt, onzer Vad'ren Godt, ten prys, In Liefde en waare deugden groeijen. Die Liefde blyft in 't rein gemoed Standvastig, zelf in tegenspoed; Zy stelt in Godt haar zielsvertrouwen, Zy kent geen twist of nyd of haat, De bloempjes groeijen daar zy gaat, Wat Sterv'ling kan haar lof ontvouwen? [pagina 250] [p. 250] ô Zedigheid! o zuiv're min! Gespeeltjes myner zielsvriendin, Wilt ons met uwen zegen kroonen. o Hemelmaagd, o Liefde! streel De Bruid in Haerlems lustprieel, En blyf met haar en my daar woonen; Dan wordt onze aangenaame hof Een Paradystuin, om den lof Des Hemels met myn Lief te zingen. Twee stemmen smelten tot één stem, Om in het nieuw Jeruzalem Tot voor den troon des Lams te dringen. Dan vloeijen ziel met ziel in één, Ten spyt van alle tegenheên; Dan zullen 's Hemels Cherubynen, o Uitverkooren Zielsvriendin! Vervuld van zuiv're hemelmin, Om onze huuwlyks koets verschynen; Dan geeft ons de ongekreukte deugd De proef van 's hemels Bruiloftsvreugd, Een minnegloed niet uit te blussen; Dan brengt ze ons namaals aan den disch, Daar eeuwig alle volheid is! Laat my, myn Lief! u daar op kussen. Vereenigd te Amsterdam den 9den September 1727. Vorige Volgende