De gedichten. Deel 2(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 488] [p. 488] Nagalm ter bruilofte van den heere Gerrit Schoemaaker. Zang. Stem: Als ik myn Fillis kussen mag. ô Zoete Meimaand bloem van 't jaar, Wel waardig in gezang te roemen, Gy zaagt dit lief veréénigd paar Opluiken met uw frisse bloemen. ô Zomermaand! die vrucht belooft, Gy ziet hun zoete liefde bloeijen, Gy toont hoe bloeisem speent tot ooft, En leert ons hoe de min moet groeijen. Ik zie uw hoven naast malkaâr ô Esser en Schoemaaker pronken; Ik zie uw kind'ren 't zoetste paar, Elkaâr in min en deugd ontvonken. Gy brengt my in het groen ten rei, By wakk're Amstelsche poeëten, Zwigt Hibla met uw lekkerny, Ik zal me op dit Parnas vergeeten. [pagina 489] [p. 489] Men roeme op Tempe of Atlas hof: De kruiden die deez' hoven çieren Gaan boven aller Grieken lof; De vriendschap plant hier haar laurieren. De dankbaarheid besproeij dit kruid; Opdat de vriendschap aan moog' wasschen, En groeijen als een jonge spruit Aan Aganippes zilv're plassen. Ex tempore. Vorige Volgende