| |
| |
| |
Aan de stadt Venegië
Op het Afzetsel van haaren vryen Staat, in heldenvaerzen opgezongen door den heer J. van Hoogstraten.
ô Vryë heerscheres der Adriaatsche golven,
Zo ryze uw moed, ten schrik der Bizantynsche wolven.
Treed 't ondier in 't gezicht,
Dat Markus waterleeuw wil klinken in den keten,
Durft trappen in het zand, baldadig en vermeeten;
't Geen, op zyn krygsmacht fier,
Peloponezus dreigt met harde slaavernyë,
Deez' Grieksche Andromeda van 't monsterdier bevryë,
Ten roem van 't vaderland.
Uw Bucentaurus kliev' nu vrolyker de baaren,
Met Thetis bruiloft houdt, die eeuwig zal verjaaren
Haar trouw met uwen staat.
Uw dapp're ridderschap, verçierd met laurebladen,
De bloem der heerschappy,
Zie uwe heerlykheid, uw vry gebied, en daaden
't Bataviesch maatgezang behaage hart en ooren,
Vol van Apolloos geest, de zeeklaroen liet hooren,
En bruischte in d'Oçeaan,
| |
| |
Om uwe golf zo hoog in top van eer te zetten;
Als of zy wederom de glorie zou trompetten
Die, als uw zeeheldin, den leeuw voert in haar wapen,
En voor de vryheid vecht,
Wanneer een dwing'land aan haar schat zich durft vergaapen,
En schendt het heilig recht;
Die moedig is, als gy, op land en waterhelden,
En schrander staatsbestier;
Op Herkulessen, die de snoodste Hydraas velden,
Ten roem der leeuwsbannier;
Op Katoos, Ciceroos, die voor 's lands welstand waaken,
Tot aanwas van haar' staat,
Waar door haar' vryheid praalt, en nooit ten grond'zal raaken,
Ten zy ze een Cezar in haar schoot bestaa te voeden,
Zyne eigen' voedster boeije, en slaa met taaije roeden,
Door list of door bedwang:
Een gruwel, daar uw staat voor zorgt, noch heeft te vreezen;
Die wel een hoofd verkiest;
Doch buiten 's lands gevaar, een wezen zonder weezen
Dat voort zyn' macht verliest.
Wat Dichter zou uw hoofd met schooner lauwren çieren,
In 't vrygevochten land, by vryë Batavieren,
Weet wat uw staat behoedt.
Een slaafschen geest gewoon den dwingeland te vleijen,
Past zulke dichtstof niet:
Want kan een bloem op 't veld haar geur alom verspreijen
| |
| |
Uw deftig staatsbestier, beroemd door zegepraalen,
Vereischte een Zanggodin,
Die, buiten slaaverny, met eigen' kleur, dorst maalen
De Maaszwaan viel 't te beurt de zeetrompet te blaazen,
Te zwemmen in een zee, daar duizend Tritons raazen,
En in een gondel om uw waterstroom te vaaren,
Uw pronkpaleizen, die zich spieg'len in de baaren;
De wond'ren die zy u ziet in uw arm omvatten,
Die Stambuls hoogmoed stuit,
Uw oorlogs magazyn, hof, tempels, ryke schatten,
Roem vry Venetië voor eeuwig op uw' zegen,
En zyt gy Sannazaar, Apolloos zoon, genegen,
Hoogstraten zal by u geen mind'ren roem erlangen,
Nu Neêrlands Klio hem waardeert door dees gezangen,
|
|