De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 395] [p. 395] Op de Dichtlievende Lente van den heere Everhard Kraeyvanger. Uw Lente schenkt een geur van frisch gebloemt en bladen. Wy ruiken roozen, palm, cipressen, en laurier, Door uwe Zanggodin, die schoone, zo vol zwier, Op Nederlands Parnas gequeekt tot dichtçieraaden. Gaf dit uw Lente hier; wat zal uw zomerjeugd In 't Ooste, schrand're vrind, dan rype vruchten geeven, Door Themis wysheid, en de Wiskonst aangedreven, Ten nut der maatschappy, en uwer vrienden vreugd? Klief! klief, dewyl 't moet zyn, in 's hemels gunst de baaren; Zo ziet gy voor uw Herfst de vruchten van uw' vlyt; Zo groeije uw eer en staat, in 't groeijen van uw tyd, Als uw geleerdheid groeijde in uwe Lentejaaren. De Dichtkonst, die g'omhelst, de wysheid die gy kust, Bedanken u voor 't geene uw Lente heeft gegeeven; Zo schenken Zomer, Herfst en Winter van uw leeven Ons vruchten van uw brein; u voorspoed, eer, en lust. Vorige Volgende