No. 15 en 16. zyn geene Noodmunten; maat goude en zilvere Penningen, die de Magistraat heeft doen slaan, tot gedachtenis der overwinning van Damiate; als ook op de uitvinding der Drukkonst van Laurens Koster in den jaare 1440. Aan de eene zyde is een schip, dat met volle zeilen de gespannen keten aan stukken breekt, wordende van alle kanten uit het kasteel met pylen beschoten. Onder aan staat het wapen met het gewoone opschrift: VICIT VIM VIRTUS. De deugd verwint het geweld. Aan de andere zyde de konst of Weetenschap, verlicht van de straalen des hemels (beduidende dat de Drukkonst de waereld verlicht heeft) houdende een krans in de regter en leunende met de slinkerhand op een Drukpers. Aan haare rechterzyde zyn eenige boeken, waar op een pilaar staat, met dit woord: TYPOGRAPHIA. Drukkonst, en aan wederzyde S.C. dat is SENATUS CONSULTUS. Door Raadsbesluit. Onder aan HARLEMUM. Haarlem.
No. 17, 18, 19, 20. zyn heele, halve en vierendeelen eens Ryksdalers, mitsgaders een stuk van tien stuivers, die alle billioen verklaard: maar geduurende 't beleg tot noodmunt gebruikt, en gelyk aan 't leeuwtje blykt, wederom ingewisseld zyn: doch deeze Ryksdalers zyn niet alleen te Haarlem ten dien einde gebruikt; maar ook van andere steden, ja van de Spanjaarden zelf, wanneer 'er gebrek van geld was. Gelyk my de voorgemelde Heer aangetoond heest, door een afdruk, hem toegezonden, waarop het jaartal 1580 staat. Onder alle deeze gemelde stukken munten de vier volgende noodpenningen uit, Naamelyk No. 4 dat het stadts wapen heeft, waar onder 't jaartal 1572 aande eene zyde; en van achteren deeze woorden:
NOBS HAARLEM ALBANICASTRIS OBSESSA TYRANNI STRENUA: MILITIBUS CAUSA NECESSA DEDIT.
Doch dewyl deeze woorden niet gestempeld: maar op de penning gegraveerd zyn, is het denkelyk dat het 'er naaderhand (mogelyk kort naa de belegering) door liefhebbers opgesneden is. No. 8 is op de zelfde wyze, en op de tegenzyde zyn deeze woorden gegraveerd.
HAARLEM VAN DEN TIRAN ALBA BELEGERT HEEFT DOOR NOOT DIT GELD GESLAGEN.
No. 12 is een vierkante zilvere Noodmunt daar het wapen van Haarlem op gestempeld is, en deeze woorden van iemand om gesneden zyn.
DES CONINGS MACHT EN HEEFT MYN NIET BEDWONGEN
aan de tegenzyde ziet men een man in een gebroken rond, slaande de handen in het hair, onder hem is een doodshoofd met twee beenen, verbeeldende den hongersnood, wanhoop, en dood, In den gebroken kring staat HAARLEM en by de rand is gegraveerd.
DAN DOOR DEN HONGER BEN IK VERSLONNEN.
Hier uit blykt dat deeze penning in 't laatst der belegering is geslagen: als mede de volgende:
No. 13 is een noodmunt van leer, 't stads wapen staat aan de eene zyde met het jaartal 1573. en deeze woorden DUCDALFS GELOFTE IS AAN MYN GEBLEKEN,
op de andere zyde
DOEN HAARLEM BELEGERD WAS DOOR DUCDALFS TIRANNY WAS DIT DEN SOLDAATEN GEGEEVEN TOT SOLDY. D: 13 July Ao: 1573.
Deeze noodpenning (als gezegd is) is van leer: maar men ziet daar van ook zilvere en kopere kopyën; volgens Bizot worden 'er ook papieren gevonden die echt zyn. Verder is aanmerkelyk, dat volgens de dagtekening deeze penning moet uitgedeeld zyn juist daags voor de overgaaf der stadt, wanneer de hongersnood zo groot was, dat zes soldaaten twee ponden broods wierden toegedeeld.
Deeze woorden: Ducdalfs gelofte is aan myn gebleken zouden onkundigen in bedenken kunnen brengen, of de penning naa 't beleg mogte geslagen zyn: maar zy willen te kennen geeven dat den Haatlemmers gebleeken was dat zy op de beloften van dien tiran geenen staat konden maaken, en zich spiegelden aan de steden Rotterdam, Zutfen, en Naarden, waar in zyn Spanjaarden tegen het gegeeven woord, het meerendeel der burgers deerlyk mishandeld, en met een afgrysselyke woede vermoord hadden.