De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *1v] [p. *1v] Verklaaring van de tytel-prent. De Dichtkonst word verlicht door Febus zuivre straalen; Die haar de Eenstemmigheid, ten doel, voor de oogen houd, Om, aan zyn Lier gepaart, na 't leeven af te maalen, In spreekende schild'ry, al 't geen Natuur ontvoud: De Onweetenheid, die 't nat der Hoefbron poogt te keeren, Ontvangt van Pegazus den welverdienden loon, En schenkt haar Dichtgeest vocht, het Maatgezang ter eeren; Dit wekt de Loftrompet van Clio, op een toon Die van Erato word gestreelt op Liefdenssnaaren: Euterpe scheid zig af, blaast op haar Ruischpyp, Veld- En Bos- en Stroomgezang, den deun der Herderschaaren, Terwyl een Drifteling met volle kragt zich stelt Op 't scherpen zyner schicht, tot Punt- en Snelgedichten. Schoon, in 't verschiet, het Graf den glans ontwykt der zon, Zal 't werk van Langendyk nog op den Voorgrond lichten, Zo lang de Dichtkonst leeft, op Amstels Helicon. J.W. [pagina π1r] [p. π1r] t' Amsterdam, by de Weduwe B. VISSCHER, Boekverkoopster. in de Dirk van Hasseltsteeg. 1721. Vorige Volgende