Don Quichot
(1973)–Pieter Langendijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Eerste bedryfEerste tooneelBazilius, Valasko
Bazilius
'k Weet dat Quiteria, myn Lief, my nog bemint,
En geen behaagen in haar' dwaazen Bruîgom vindt.
Dit is de plaats daar ik die schoone moet verwachten,
Om te overleggen wat wy hebben te betrachten.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ik hoop dat ik haar hart wel haast beweegen zal.Ga naar voetnoot5
Valasko
Myn vrind Bazilius 'k beklaag uw ongeval:Ga naar voetnoot6
Want nu haar Vader zyn belofte u niet wil houwen,
Baat u haar weêrmin niet.Ga naar voetnoot8
Bazilius
Hoe moet ik dan aanschouwen,
Dat zulk een lompe boer, ten spyt van myne min,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die schoone Juffer trouwt, in weêrwil van haar' zin?Ga naar voetnoot10
ô Neen Valasko, 'k hoop dat huw'lyk te beletten.
Valasko
Het is vergeefs dat gy u daar wil tegen zetten;Ga naar voetnoot12
Haar Vader wil het, zy kan hem niet wederstaan.
Vergeet de min, myn Heer, ik bid u, laat u raên.Ga naar voetnoot14
| |
[pagina 51]
| |
Bazilius
15[regelnummer]
Hoe kan ik? neen ik denk myn opzet niet te staaken.Ga naar voetnoot15
Valasko
Wat wilt gy doen?Ga naar voetnoot16
Bazilius
Ik ben van zins om haar te schaaken.
Valasko
En waant gy dat gy haar daar toe bewegen zult?Ga naar voetnoot17
Bazilius
Helaas! ik weet het niet! 'k wacht haar met ongeduld
Om 't vonnis van myn' dood of leeven aan te hooren.
20[regelnummer]
'k Weet dat Kamacho haar in 't minst niet kan bekooren;
Dit doet my hoopen dat ik haar tot myn besluit
Zal overhaalen.
Valasko
Maar zy is alreeds zyn Bruid.
Had gy een week of twe hier eerder kunnen komen.
Bazilius
Ik heb zo dra als ik de zaaken had vernomen
25[regelnummer]
Het hof verlaaten, en begaf my herwaart aan.Ga naar voetnoot25
Myn Schoone had zo dra myn aankomst niet verstaan,Ga naar voetnoot26
Of heeft my op dees plaats, door Laura, doen bescheiden.Ga naar voetnoot27
't Is u bekend dat zy 't geheim weet van ons beiden.
Dus quam ik hier, daar ik u by geval ontmoet;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Het geen, ô waarde vrind, myn hart verheugen doet.Ga naar voetnoot30
| |
[pagina 52]
| |
Valasko
Ik koom op deeze plaats, om iemand op te spooren,
Die zyne zinnen door het leezen heeft verloren,
Een doolend Ridder, daar een ieder staag mê spot.Ga naar voetnoot33
Bazilius
Een doolend Ridder!
Valasko
Ja, de dapp're Don Quichot.
Bazilius
35[regelnummer]
My is een Boek, 't geen zo genoemd wordt aangeprezen:
Maar wie zou denken dat'er zulk een mensch kon weezen;
Men zegt dat 't is gemaakt door eenig gaauw Poeët.Ga naar voetnoot37
Valasko
Zo hoor ik dat gy mê van zyne daaden weet?Ga naar voetnoot38
Bazilius
Kan ik gelooven dat hy zou met schaapen vechten
40[regelnummer]
En kudden, Legers noemt?Ga naar voetnoot40
| |
[pagina 53]
| |
Bazilius
En zien een herberg aan
Voor eenig sterk kasteel, daar hy op t'huis moet gaan?Ga naar voetnoot42
Verliefd zyn op een mensch die nergens is te vinden,
Noch op de waereld leeft? zich zelven onderwindenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Met meulens, (die hy voor zeer groote reuzen neemt)Ga naar voetnoot45
Te vechten? neen myn Heer het dunkt my al te vreemd.
Valasko
Hy kreeg die zotheid door het leezen van de boeken:
Als Roeland, Amadis......Ga naar voetnoot48
Bazilius
Gy hoeft hem niet te zoeken:
Want alzo min als die ter waereld zyn geweest,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Is Don Quichot 'er nu. Ik zeg't komt uit den geest
Van eenen Dichter, die deez' boeken wil bespotten;
Gemaakt tot tydverdryf voor kinderen, en zotten.
Valasko
Myn heer, hy is van daag op deeze plaats gezien,
Met zynen Schildknaap: ik heb zelf twe edelliên
55[regelnummer]
Gesproken, die met hem zyn herwaart aangekomen.Ga naar voetnoot55
'k Geloof zo min als gy aan 't geen de dichters droomen:
Maar deeze hebben my zo veel van hem verhaald,Ga naar voetnoot57
En Sanche Pance, die met hem als Schildknaap dwaalt,
Dat ik niet twyf'len kan.
| |
[pagina 54]
| |
Bazilius
Dan moet ik het gelooven.
Valasko
60[regelnummer]
Maar eene zaak gaat myn gering verstand te boven:
't Welk is, dat Don Quichot zeer geestig redeneertGa naar voetnoot61
Van veele zaaken; dat hy kloek is en geleerd;Ga naar voetnoot62
Zodat men hem zomtyds zou voor verstandig achten,
En geene spoorloosheid in 't minst van hem verwachten:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Maar als hy redeneert van zyne Ridderschap,
Klimt zyne zotheid tot den allerhoogsten trap.
Ziet hy een boer, dien waant hy straks een prins te weezen,Ga naar voetnoot67
En geeft hem naamen die hy ergens heeft gelezen.
Zo dees hem tegenspreekt, dan tast hy na zyn zwaerd,
70[regelnummer]
En stygt, vol gramschaps, op zyn Ronzinant: een paerd,
Dat door den ouderdom het loopen heeft vergeeten,Ga naar voetnoot71
Daar hy al dikwils is met steenen afgesmeten.Ga naar voetnoot72
Hy vecht schier nooit of 't koomt met hem op slagen uit;Ga naar voetnoot73
Daar Sanche Pance mede in deelt, in plaats van buit.
Bazilius
75[regelnummer]
't Is een wonder dat hy dan wil langer by hem blyven:
Want altyd slagen, en geen voordeel.....
Valasko
Die kan schryven
Noch leezen, en hy is een zeer onnoz'le bloed;
Die juist geen zin heeft in al 't geen zyn meester doet;Ga naar voetnoot78
Maar wyl hy hem beloofd tot Gouverneur te maaken,Ga naar voetnoot79
| |
[pagina 55]
| |
80[regelnummer]
Zo hy eens meester van een koningkryk kan raaken,Ga naar voetnoot80
Blyft hy hem by, op hoop of zulks eens mocht geschiên.Ga naar voetnoot81
Ik kan niet rusten, voor 'k die gekken heb gezien.
Bazilius
Ik zie Leontius, myn Liefstes Vader, komen.
Valasko
Ik zie Kamacho ook. Laat ons by deeze boomen
85[regelnummer]
Ons wat verschuilen tot zy zyn voorby gegaan.
Bazilius
Zy hebben moog'lyk van myn aanslag iets verstaan.Ga naar voetnoot86
Valasko
Gy vreest het ergste; 't zal misschien zo slim niet weezen,Ga naar voetnoot87
Zy wand'len hier wel meer, gy moet zo licht niet vreezen.Ga naar voetnoot88
| |
Tweede tooneelKamacho, Leontius. Bazilius en Valasko (ter zyde)
Kamacho
Dit is de plek, daer ik van daeg je Dochter mienGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Te trouwen.Ga naar voetnoot90
| |
[pagina 56]
| |
Leontius
Ik beken, gy hebt wel uitgezien;
Maar waarom hebt gy 't juist hier in het Bosch begrepen?Ga naar voetnoot91
Kamacho
Dat's op zyn edelmans, we weeten van de kneepen,Ga naar voetnoot92
Ik bin nou ryk 'genoeg, het geldje van kezyn,Ga naar voetnoot93
Die in Westinje sturf, is allemael nou 't myn'.
95[regelnummer]
Toen jonker smalpens met de vrouw van platbeurs trouwde,Ga naar voetnoot95
('Et gien 'em naederhangt zo euvelik berouwde,)Ga naar voetnoot96
Was 't hiele zelschip, als je weet, op deuze plek,Ga naar voetnoot97
En 't ging 'er ong'dieft wel. We binnen ook niet gek.Ga naar voetnoot98
Waer zou ik al het volk, dat ik genooit heb, laeten,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Men huis is veul te klein.
Leontius
Laat ons hier niet lang praaten.
Kamacho
Kom gaen we dan..... daer is myn liefste of 'k ben een guit!Ga naar voetnoot101
Leontius
Verzeld met Laura.Ga naar voetnoot102
| |
[pagina 57]
| |
Derde tooneelLeontius, Kamacho, Quiteria, Laura. Bazilius en Valasko (ter zyde)
Kamacho
Wel myn snoeperige Bruid?
Wel heer, wat binje mooij, ik durf je pas iens raeken,Ga naar voetnoot103
Je zelt my deuzen dag nog gek van liefde maeken.
105[regelnummer]
Kom zoen me nou eraeis.Ga naar voetnoot105
Quiteria
Ei Bruîgom laat dat staan
Kamacho
Wat zo dat smaektme, hae!
Leontius
Laat ons nâ huis toe gaan.
Kamacho
De kok zel 't allemael wel zongder ongs beschikken,Ga naar voetnoot107
En laeten wy terwyl met 't Bruiloftsvolk wat flikken.Ga naar voetnoot108
Leontius
Hoe speelen op de kaart?
| |
[pagina 58]
| |
Kamacho
Ja, gist'ren avond won
110[regelnummer]
Ik met de kaert, in 't kort, al menig Patakon.Ga naar voetnoot110
Leontius
Waar hebje dat geleerd?Ga naar voetnoot111
Kamacho
Wat, troeven? by de Boeren.
Hoo, hoo, mit troeven, kan gien mensch my ummers loeren.Ga naar voetnoot112
Leontius
Ik speel nooit met de kaart.
Kamacho
Ei hoor, wel waerom niet?
Leontius
Om dat daar somtyds quaad of moeite door geschied.Ga naar voetnoot114
Kamacho
115[regelnummer]
Wel paeij, bin jy zo vies? loop maer in Steê iens kyken,Ga naar voetnoot115
Daer zelje 't zien van volk dat fyne knevels lyken.
| |
[pagina 59]
| |
't Verkeerbord gaet 'er wel in zwang, zo 't niemant weet,Ga naar voetnoot117
Als maer de schyven fraeij met laeken zyn bekleed.
Leontius
Het zy zo 't wil, 'k zal hen daar niet te meer om pryzen.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Het geest'lyk kleed bedekt veel' gekken, en veel wyzen.Ga naar voetnoot120
Quiteria
Myn and're speelnoots wachten.
Quiteria
't Ging buiten myn gedachten,
| |
[pagina 60]
| |
125[regelnummer]
Dat ik hier Vader en myn Bruîgom vinden zou.
Maar is Bazilius my waarlyk nog getrouw?
Laura
Zyn min is al te groot dat hy u zou vergeeten.Ga naar voetnoot127
Hy heeft den tyd aan 't hof met ongeduld versleten.
Valasko
‘Myn vrind Bazilius, daar is Quiteria.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
‘Gy spreekt haar best alleen, vaar wel, myn Heer, ik gaa.Ga naar voetnoot130
Laura
Daar is Bazilius.
| |
Vierde tooneelBazilius, Quiteria, Laura
Bazilius
't Mag my in 't eind gebeuren
Myn Liefste weer te zien! maar ach zy schynt te treuren!
Quiteria
Ach, myn Bazilius!
Bazilius
Wat viel de tyd my lang,
Daar achter gindzen boom.
| |
[pagina 61]
| |
Quiteria
Ja lief, ik wierd al bang,
135[regelnummer]
Toen ik zo onverwagt myn' Vader hier ontmoette.
Heeft niemand u gezien?Ga naar voetnoot136
Bazilius
Valasko, die my groette.
Gy weet hy is myn vrind.
Bazilius
Myn lief, gy zyt bewust,
Hoe treurig ik vertrok, wanneer ik van u scheidde,
140[regelnummer]
Te meer om dat ik aan het hof zo lang verbeidde;Ga naar voetnoot140
Eén dag scheen my een maand, één uur een gansche dag;
Om dat ik daar myn lief Quiteria niet zag.
Ik was afkeerig van 't vermaak der hovelingen,
En hoorde ik in 't zalet een Juffer konstig zingen,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Dagt ik aan uwe stem, die zonder wedergaâ
Myn zinnen streelen kon. Voort quam uw ongenâ,Ga naar voetnoot146
Door 't lang vertoeven, my te binnen. Gy hebt reden
Om met Kamacho in den echten staat te treeden.Ga naar voetnoot148
My zy de schuld alleen. Maar ach! hoe beeft myn hart!
150[regelnummer]
Gy zult dan trouwen? my verlaaten? ach! wat smart!
| |
[pagina 62]
| |
Quiteria
Ja myn Bazilius, ik kan het niet beletten.
't Is my onmoogelyk myn' vader te verzetten;Ga naar voetnoot152
Ik word gedwongen, Lief.Ga naar voetnoot153
Bazilius
'k Ben nog niet buiten raad,
Indien gy myn verzoek, zo billyk, niet versmaadt.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Gy kunt die trouw ontgaan, wanneer we t'zamen vlugten.
Maar ach! gy zwygt, myn lief! en antwoordt my door zuchten.
Quiteria
Daar 's volk. Wy zyn bespied. Vaar wel.
Bazilius
Waar vlucht ge heen,
Quiteria! ei hoor myn' klachten en gebeên.
| |
Vijfde tooneelDon Quichot (te paerd), Sanche (op een ezel, schielyk uit)
Don Quichot
Staa Ridder, wat heeft die....Ga naar voetnoot159
Sanche
Ja oele hy gaet fluiten.
160[regelnummer]
Wou jy die veugel in zyn vlucht zo makk'lyk stuiten?Ga naar voetnoot160
Dat's miskoot. Maer myn Heer, wat zellen wy nou doen?Ga naar voetnoot161
| |
[pagina 63]
| |
Don Quichot
Zo ras als 't moog'lyk is, naar Saragossa spoên,
Op hoop van nog in tyds het steekspel by te woonen.Ga naar voetnoot163
Sanche
Wat waer ik ook een gek, dat ik me meê liet troonen!
Sanche (zegt tegen den Ezel)
165[regelnummer]
Myn lieve Graeuwtje wat heb ik al deurgestaen;
Wat hebben, jy en ik, al menig droeve traen
Op deezen tocht 'estort! myn hart! myn lust! myn leeven!
Myn zeun! myn graeuwtje! jy bent in myn hart 'eschreven.
Wat zyn we trouwe broêrs, in lief, in leet, in nood!
170[regelnummer]
'k Zal jou in goud beslaen, myn keuning, nae jou dood.
Don Quichot
Laat myne Ronzinant, met Graauwtje ginder weiên.
Sanche
Ik zel ze gunter, daer het beste gras groeijt, leiên.Ga naar voetnoot172
(Sanche brengt de beesten weg)
Don Quichot
Gaa allereêlste beest, getrouwe Ronzinant;
Gaa opperpronkjuweel der paerden van dit Land.
175[regelnummer]
Uw naam zal in het kort met grooter luister praalen,Ga naar voetnoot175
Gy zult nog meerder roem als Bucefal behaalen,Ga naar voetnoot176
Die groote Bucefal, held Alexanders paerd,Ga naar voetnoot177
Daar gy in trouwheid en grootmoedigheid naar aard,Ga naar voetnoot178
Heeft door zyns meesters arm nooit grooter roem verkregen,
| |
[pagina 64]
| |
180[regelnummer]
Als gy verwachten kunt, door myn' gevreesden degen;
Myn degen, dien ik heb aan myn Princes gewyd,
Myn lief Dulcinea, het pronkbeeld van deez' tyd,
De zoetste roofster van myn' zinnen en gedachten,
Om wie ik eenzaam dool, by dagen en by nachten.
185[regelnummer]
Wanneer, ô schoone! zal 't gelukkig uurtje zyn,
Dat gy uw' Don Quichot zult helpen uit de pyn!
Wanneer, ô wreede! zult ge ophouden my te plaagen?
Of moet ik doolen om uw' liefde al myne dagen?
Heb ik vergeefs gestreên met menig' kloeken held?
190[regelnummer]
Sloeg ik vergeefs dan den Biskaijer uit het veld?Ga naar voetnoot190
En heeft u Passamont, met ketenen belaaden,Ga naar voetnoot191
En and're boeven, niets verhaald van myne daaden?
't Is zeker; maar gy blyft, ô wreede! nog versteend,Ga naar voetnoot193
En lacht, helaas! wanneer uw droeve ridder weent.
195[regelnummer]
Ik zal, indien 't u lust, de bekkeneelen kneuzen;Ga naar voetnoot195
Van schelmse tovenaars, en schrikkelyke reuzen;Ga naar voetnoot196
Al quam hier Sakripant, een reus van d'ouden tyd,Ga naar voetnoot197
Hy moest bekennen dat gy de allerschoonste zyt,
Het pronkstuk der natuur, de paerel aller vrouwen;
200[regelnummer]
Of 'k zou hem met myn zwaerd den kop van 't lichaam houwen.
Sanche
Och Ridder Don Quichot, 'k verlang al weer naer huis!
Don Quichot
Geduld, myn zoon, geduld.Ga naar voetnoot202
| |
[pagina 65]
| |
Sanche
Ja 'k zie vast munt, noch kruis,
Won ik nog geld, met al dat hongerige doolen.Ga naar voetnoot203
Don Quichot
ô Sanche! Sanche! gy begind al weêr te toolen;Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Waar heeft een Schildknaap van een doolend Ridder geld
Tot loon van dienst geëischt? zeg eens wat boek vermeldt,
Dat Roeland, Amadis, of Palmeryn de Olyven,
Geld gaven, zeg?
Sanche
Ik kan niet leezen, noch niet schryven,
Wat bruid me Roeland, met jou hiele ridderschap,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Als ik gien geld heb.Ga naar voetnoot210
Don Quichot
Schelm! ik dagt u op den trap
Van eer, en hoog geluk, door mynen arm te zetten.
Loop naar uw wyf, loop heen, ik zal 't u niet beletten.
Gaa werken om de kost, gy zyt myn gunst niet waard.
Zo ik een koninkryk kan winnen door myn zwaerd,
215[regelnummer]
Zal ik een ander, u ten spyt, tot koning maaken;
Bedenk dan, Sanche, hoe die euvel u zal smaaken.Ga naar voetnoot216
Sanche
Och, och, vergeef het my, 'k en hebt zo niet 'emiend.
Myn heer, ik hebje met men Graeuwtje lang 'ediend,
| |
[pagina 66]
| |
En overal gevolgd. Beloofje nog te geeven
220[regelnummer]
Een eiland veur myn loon; ik zel jou al myn leeven
Daer veur bedanken?
Don Quichot
Ja, het eerste dat ik win.
Sanche
In 't admirantschap, heb ik ook al vry wat zin.Ga naar voetnoot222
Of maek me maer zo'en graef, of prins, 't ken jou niet scheelen,
Al wierd ik Keuning; als je tog bent an het deelen,
225[regelnummer]
Zo leg me maer wat toe, van d'eenen brui, of d'aêr.Ga naar voetnoot225
Hy kan ligt knippen die een lap heit met een schaer.Ga naar voetnoot226
Maer 'k wou dat ik het zag gebeuren, zei de blinde.
Don Quichot
'k Moet lachen, Sanche.
Don Quichot
Geef myn schild en myn geweer:
230[regelnummer]
Het is een Ridder.
Sanche
Neen, het is een boer, myn heer.
Don Quichot
'k Zeg 't is een Ridder, haal myn lancie, niet te draalen.
| |
[pagina 67]
| |
Sanche
Het is een boer, heer, of de drommel moet me haelen.Ga naar voetnoot232
Don Quichot
Ik ken hem aan de veer, die op zyn helmtop zit.
't Is Ridder Splandor, zoon van Medor.Ga naar voetnoot234
Sanche
Ei ik bid,
235[regelnummer]
Maek tog gien questie, je bend zekerlyk bedrogen.
Merlyn de Tovenaer draeijt weer een rad voor je oogen.
| |
Zesde tooneelDon Quichot, Sanche, Kamacho (met een veer op zyn boeremuts)
Kamacho
‘Dat wangd'len van myn bruid in 't bosch staet my niet an;
De boeren zeggen datze met dien edelman,
Die zy bemint heit, stond op deeze plek te praeten;
240[regelnummer]
En dat verstae ik niet; dat zel ze moeten laeten......Ga naar voetnoot240
Smit Justus wie is dat!Ga naar voetnoot241
Don Quichot
ô Splandor, braave held,
En doolend Ridder, daar Turpinus pen van meldt;Ga naar voetnoot242
Aanschouw hier Don Quichot, den ridder van de leeuwen.
| |
[pagina 68]
| |
Kamacho
Gans bloet, wat vent is dat! och, och! ik moet iens schreeuwen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Of hy vermoord me hier. Help! help! Wat ziet hy fel!
't Is Symen langdarm, of de pikken uit de hel.Ga naar voetnoot246
Och sinte langdarm, of hoedat je naem mag weezen,Ga naar voetnoot247
'k Zel alle daegen, drie van je amerietjes leezen,Ga naar voetnoot248
Voor al de zongden, die je in 't leeven hebt 'edaen.
250[regelnummer]
Ei laet me leeven, en zo lang naer huis toe gaen;
Tot ik men testement 'emaekt heb. 'k Laet me hangen,
Zoo 'k niet weêrom kom, op parool, als krygsgevangen.Ga naar voetnoot252
Don Quichot
Heer Ridder, hoe, gy spreekt of gy betoverd waart,
Dat zyn geen blyken van uw' ouden heldenaard.
255[regelnummer]
Gy zyt het, die wel eer het Turksche heir verheerde,Ga naar voetnoot255
En in Stoelweissenburg zo heerlyk triumfeerde.Ga naar voetnoot256
Kamacho
Och ja heer langdarm, 'k bin betoverd! 'k ben bedrild!Ga naar voetnoot257
Ik bin bezeeten, ik bin al wat datje wilt.Ga naar voetnoot258
Och myn gesuikerde sinjeurtje! laet me loopen!
260[regelnummer]
Daer is myn beurs.Ga naar voetnoot260
Sanche
Geef hier! maer bloed! ik zou niet hoopen
Dat hy betoverd was, en dat hy iens uit klucht,Ga naar voetnoot261
Als ik er geld uit kreeg, zou vliegen naer de lucht.Ga naar voetnoot262
| |
[pagina 69]
| |
Don Quichot
Heer Splandor, hou uw geld, ik ben geen dief of roover.
't Za, Sanche, geeft het weêr.Ga naar voetnoot264
Sanche
Wel dat komt zeker pover,
265[regelnummer]
Zo'n schoone beurs, en die 'k zo mak'lyk houwen kan!
En dat regtvaerdig; want ik krygze van den man.
Don Quichot
Wat draalje! geef terstond.Ga naar voetnoot267
Sanche
Het zinne spaense matten.
Don Quichot
Geef over of......Ga naar voetnoot268
Sanche
Ei lieve, één greepje.
Sanche
Hou daer dan, tovenaer.
| |
[pagina 70]
| |
Kamacho
270[regelnummer]
Ik dankje.
Sanche
Holla, broêr.
Don Quichot
Ha schelm.
Sanche
Daer is het, daer.
Don Quichot
Heer Ridder, zyt gerust; ik staa niet naar uw leeven:
Maar wil dat gy me uw' helm tot dankbaarheid zult geeven.
Kamacho
Och jonker, 'heb gien helm ooit op myn kop 'ehad,
't Is maer een boere muts, met veeren, dat je 't vat;Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Wil jy hem hebben? 'k wil hem gaeren' an je schenken.
Don Quichot
Heer Splandor, groote held, ik kan my niet bedenken,Ga naar voetnoot276
Hoe uw' doorlugte geest, en groote schranderheid,
Van 't spoor der reden, door de tov'naars is geleid,Ga naar voetnoot278
Dat gy dien zwarten helm, dien Roeland plag te draagen,
280[regelnummer]
Een boere muts noemt.
Kamacho (geeft hem zyn muts)
‘Och hy zoekt me wat te plaegen!
Hou daer, daer is myn helm, ast dan een helm moet zyn.
| |
[pagina 71]
| |
Don Quichot
'k Ben dankbaar, groote held.Ga naar voetnoot282
Kamacho
Die kaerel piert me fyn.
Don Quichot
Wat zegt zyn edelheid?
Kamacho
Of ik nou mag vertrekken?
Don Quichot
Hoe vaart Angelika? wil my 't geheim ontdekken:
285[regelnummer]
Waar zy zich nu onthoud. Leeft uw heer vader nog?Ga naar voetnoot285
Het moortje Medor, dat held Roeland met bedrog
De schoone Angelika, uit minneliefde ontschaakte?Ga naar voetnoot287
Waar door die groote held, uit spyt, aan 't raazen raakte?Ga naar voetnoot288
Meld alles maar aan my, den dapp'ren Don Quichot.
Kamacho
290[regelnummer]
Ik heb gien Vaer noch Moêr, heer Ridder dronke zot.Ga naar voetnoot290
Don Quichot
Is dan de schoone Moor, uw vader reeds gesturven?
Kamacho
Myn vaertje was gien moor. Och, och! ik ben bedurven,Ga naar voetnoot292
Hy ziet me veur een Turk, of voor een Heijen aen.Ga naar voetnoot293
Zo hier gien volk en koomt, zel 't mit me slegt vergaen.
| |
[pagina 72]
| |
Don Quichot
295[regelnummer]
Is dan Angelika, uw moeder, reets ter aarde?
Die zulken braaven held, als u, ô Splandor, baarde?
Kamacho
Ik heb Jan Geeleslae men leeven niet 'ekent,Ga naar voetnoot297
Ik hiet geen plankoor, en we bennen niet 'ewent
De kei'ren in ongs dorp mit zukken naem te doopen.Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Ei Ridder dronke zot, ik bidje laet me loopen.
Je hebt me muts al weg, zeg maer, wat wilje meer,Ga naar voetnoot301
Men Wammes, en men broek?Ga naar voetnoot302
Don Quichot
Neen, neen, verdwaalde heer
Dien schoonen wapenrok zal ik u niet ontrooven;
'k Wil liever voor uw' helm een koninkryk belooven;
305[regelnummer]
Indien gy 't maar begeert.Ga naar voetnoot305
Kamacho
Och, och 'et is de droes,
Is dat geen paerdevoet? neen, maer een karrepoes!Ga naar voetnoot306
Nou merk ik 't eerst, och zo'n hiel keuninkryk, sint felten!Ga naar voetnoot307
Je bint een dubbelduw!Ga naar voetnoot308
Sanche
Zen kop die rydt op stelten.
| |
[pagina 73]
| |
Kamacho (schryft een streep)
'k Bezweer je by den geest, van houte sint Michiel.Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Al waerje nou de droes, of Stegen zongder ziel,Ga naar voetnoot310
Nagtmerri, bietebauw, of ongeboore heintje.Ga naar voetnoot311
Al wierje nou zo klein, datje in een tinne peintjeGa naar voetnoot312
Kon kruipen, zo je nou gien mensch bent, ken je nou
Niet over deuze striep.
Don Quichot (over de streep trappende)
Ik voel myn hart vol rouw;
315[regelnummer]
ô Eedle Splandor, om het missen van uw' zinnen;
't Verstand schynt u van 't spoor, door 't al te hevig minnen.
'k Omhels u, als myn vrind.
Kamacho
Dat maektme wat gerust.
Ik loof werentig, dat je lui wat kortswil lust.Ga naar voetnoot318
Maer alle gekken op een stokje, laet me wangdelen....
320[regelnummer]
Daer 's Vetlasoep, de Kok, wat of die wil verhangdelen.Ga naar voetnoot320
| |
Zevende tooneelDon Quichot, Sanche, Kamacho, Vetlasoepe
Vetlasoepe
Monsieur Kamakko, ha! ze eb jou al lang kezoek.Ga naar voetnoot321
Ze wist niet waar hum stak, ze wist niet van dit hoek.?Ga naar voetnoot322
Wat 's dat feur folke?
| |
[pagina 74]
| |
Kamacho
Dat? dat zin al raere snaeken,
Kortswillig volk, bequaem de bruiloft te vermaeken.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
We leijen in 'et ierst 'eweldig overhoop.
Maer, waer 's men bruiloftsvolk?Ga naar voetnoot326
Vetlasoepe
Hum 'eb de palm keknoop,
Hum 'eb de kroon kemaak, hum doet nou niet as zingen,Ga naar voetnoot327
Hum dans nou seer kurieus, ensemble, ronde kringen.
De folke is opkeskikt, zo mooij kelyk de droes.
330[regelnummer]
Ze skreeuw tout allemaal, à vous! à vous! à vous!Ga naar voetnoot330
Zy heb jou lang kewak, ze is bly, en 't is wel koete,Ga naar voetnoot331
Dat hum jou na lang zoek, hier in de bosch ontmoete.
Kamacho
Heb jy zo lang 'ewagt? 'et is me seper leet.Ga naar voetnoot333
Maer heb jy al 'eweest om Jochem de poejeet?
335[regelnummer]
In Roel de muizekand? laet vraegen waer ze blyven.Ga naar voetnoot335
Vetlasoepe
Fort bien Monsieur, ze zel.Ga naar voetnoot336
| |
[pagina 75]
| |
Sanche, (tegen Don Quichot)
Maer seldrement! gansch vyven!
Wat is dat veur een vent?
Don Quichot
Dat is een Indiaan,
Of Hottentotsche Prins.
Vetlasoepe
Wat sekze, Hottentotte?
340[regelnummer]
Ha! ha! ze lakker om, ze lyk warak wel zotte,Ga naar voetnoot340
Hum is een Kok, ma foi.
Sanche
Hy ruikt braef na gebraed.
Bin jy de Kok, ik hou jou veur men beste maet,
Je hebt een lucht die ik bezonder graeg mag leijen:
Me dunkt je ruikt ook wat na korsten van pasteijen?
Vetlasoepe
345[regelnummer]
Oui, pastey, Monsieur, keen beter in de land,
Als hum kan maak.
Sanche
Dan ben je een kaerel van verstand.
| |
[pagina 76]
| |
Vetlasoepe
Je suis vôt serviteur.
Kamacho
Hoor hier iens Vetlasoepje.
Vetlasoepe
Que ditez vous Monsieur?
Kamacho
Maek dat'er ook een troepje
Dangsmiesters by komt.
Vetlasoepe
Bon, ze zel ze jou beskik.
Kamacho
350[regelnummer]
Toebak van volkje.Ga naar voetnoot350
Vetlasoepe
Oui, die dans ken op een prik.
(Zingende binnen)
| |
Achtste tooneelDon Quichot, Sanche, Kamacho
Sanche
Dat lykt een raere haen, die Prins van de Indiaenen,Ga naar voetnoot351
Een Kok en Prins mit ien!Ga naar voetnoot352
| |
[pagina 77]
| |
Don Quichot
Hoe Sanche, zoudt gy waanen
Dat zulks niet meer geschied?
Sanche
Wel neen, ik lach'er om.
Kamacho
Kom geef me muts nou weer.
Don Quichot
Zyt gy de bruidegom?
355[regelnummer]
Met wie myn waarde vrind?
Kamacho
Ik mien van daeg te trouwen;
Hier zel 'et zelschip zyn, 'k zel hier de brulloft houwen.
Don Quichot
Wie zal uw Ega zyn, ô Splandor, wat Princes?
Kamacho
Ei scheer de gek niet meer.
Don Quichot
Uw waerde zielsvoogdes
Is wis van prins'lyk bloed, of koninklyke looten?
Kamacho
360[regelnummer]
Een halleve boerin, uit d'adel voort'esprooten,
Heur Vaertje boert zo wat: maer hy's van adel.
| |
[pagina 78]
| |
Don Quichot
Zoon,
Wat is uw eêl verstand betoverd! groote Goôn!
Hoe is haar naam, hoe wordt de Infante toch geheeten;Ga naar voetnoot363
Kamacho
Ze is gien Infangte: maer ze is mooij, dat motje weeten,
365[regelnummer]
Zo blank als schaepenmelk. Heur wangetjes zyn rood,
Ze is niet te dik, te dun, te klein, noch niet te groot;
Heur veurhoofd blinkt puur, puur, gelyk een barbiers bekken.Ga naar voetnoot367
'Er hiele bakkes is vol wongerlike trekken.Ga naar voetnoot368
Don Quichot
Maar nu, haar naam?
Sanche
Ze 'et nooit misschien een naem 'ehadt.
Kamacho
370[regelnummer]
Ze hiet Quiteria, heer Ridder, dat je 't vat.Ga naar voetnoot370
Maer zie, verstae je wel, daer quam 'er nog ien vreijen,
Die hiet Bazilius. Zy mocht hem vry wel leijen,
Maer 't hulp niet: wangt hy is een arme kaele neet,
Zo'n edelmannetje, dat graeg wat lekkers eet,
375[regelnummer]
Patrysjes, hoendertjes, kon hy ze maer betaelen.
Hy krygtze wel: maer moetze eerst op de jagt gaen haelen;
Daer leeft hy miest van; maer 't is al een raere vent,
Hy kent latyn as een pastoor; 't is een student,
Dat jy het vat Sinjeur. ô Hy kan wongdre zaeken.
380[regelnummer]
Ik heb 'em van een aeij een kaerteblad zien maeken;Ga naar voetnoot380
En hy kan dangsen als een ekster op het veld;
Hy kan ook sling'ren mit 'et vaendel, als een held.
| |
[pagina 79]
| |
En hy kan schermen, en ook kaetzen, mit de boeren;
En mit verkeeren kan hy elk zyn geld afloeren;Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
Hy kan ook speulen op de veel, en de schalmy.Ga naar voetnoot385
De blind'mans zeun, is maer een botterik 'er by.Ga naar voetnoot386
Hy is wel gaeuw: maer, ik heb geld, om van te kluiven.Ga naar voetnoot387
Hy niet; en daerom zel hy 'an de veest niet snuîven.Ga naar voetnoot388
Ik kryg de bruid, en 't is zyn neusje effen mis.
390[regelnummer]
Maer appropo, Sinjeur, weet je ook hoe laet of 't is?
'Et was ezaid, dat ik presies te zeuven uuren
Most by de vrinden zyn, en deur je malle kuuren
Is 't laet 'eworden, geef men muts me maer weêrom,
En gae mit my, Sinjeur, ik hiet je wellekom,
395[regelnummer]
'k Noô jou te Brulloft; wangt jy lykt een snaek der snaeken,
Je kent de boeren op de Brulloft wat vermaeken.
Sanche
Te brulloft broertje? gaet dat zeker? wel is 't waer!Ga naar voetnoot397
Je bent een man as spek, dat lyktme, zoete vaer.Ga naar voetnoot398
Ik heb (och harm) lang uit men knapzak motten bikken.
400[regelnummer]
Te Brulleft! weetje 't wel? gut kaerel, 'k ken zo slikken.Ga naar voetnoot400
Stae vast nou hoendertjes, en snipjes met je drek.Ga naar voetnoot401
Stae frikkedilletjes.Ga naar voetnoot402
Kamacho
't Is tyd dat ik vertrek:
Ei geef me muts weêrom, je kent 'em niet gebruiken.
| |
[pagina 80]
| |
Sanche
Gut Splandor, ik begin 't gebraed alriets te ruiken.
Kamacho
405[regelnummer]
Ik hiet gien plankoor, broer, Kamacho is myn naem,
Men vaertje sageles, was Lopes Pedro daam,Ga naar voetnoot406
In Lombrigje men moer, 'ebooren te Bregance....Ga naar voetnoot407
Maer hoe is jou naem, broêr?
Sanche
Die is don Sanche Pance.
'k Bin deur dien goejen heer, puur uit den drek 'eraekt.
410[regelnummer]
Hy heit me van een boer een Gouverneur 'emaekt.
Kamacho
Een Gormandeur, wel zo, wie drumpel zou het denken!Ga naar voetnoot411
Een Gormandeurschap kan jou Heer dat an jou schenken?
Sanche
Ja, van een Eiland, en 'k kreeg zeuven ezels toe.
Kamacho
Heb jy die al?
Sanche
Wel neen: 'k heb de ezels nog te goê,
415[regelnummer]
En 't Eiland zel men Heer in korte daegen winnen.
Kamacho
Die vent is zeker gek, wie drommel zou 't verzinnen?
Hoe hiet dat ailand, en waer laitet? an wat kangt?
| |
[pagina 81]
| |
Sanche
't Leit in Jaerabien, digt by het heilig land,Ga naar voetnoot418
't Hiet mikrosko. pi.pi.pium .... 't is me al vergeeten,
420[regelnummer]
Daer weunde een groote Reus de mallenbrui geheeten,
Zo groot gelyk een boom. Maer hy's al lang kapot;Ga naar voetnoot421
Men Heer die potste hem.Ga naar voetnoot422
Kamacho
Een Reus! wel dat's niet rot!
Een Reus? hoe vindt men nou nog reuzen? hoe ken 't weezen?
Sancho
Ja Broertje, mien je dat wy veur de Reuzen vreezen?
425[regelnummer]
Veur twintig Reuzen, zou men Heer staen als een pael.
Kamacho
Ik word waratjes aêrs van zulk een vreemd verhael.Ga naar voetnoot426
Ja Reuzen alzoo groot als meulens mit vier armen,
Die steekt men Heer maer mit zyn lansie in de darmen.Ga naar voetnoot428
In al de Legers daer hy komt, daer maekt hy schrik:
430[regelnummer]
't Is kip ik hebje! steek! slae, in een oogenblik
Is 't hiele veld bezaeid, mit armen, en mit beenen:
Hy slaet terstongt maer deur een hiel slagorden heenen.
Kamacho
Gangs ligters, is dat waer! heb jy het zelfs 'ezien?Ga naar voetnoot433
| |
[pagina 82]
| |
Sancho
Ja'k; 't is omtrent 'eleen, nae 'k gis een maend, of tien,
435[regelnummer]
Toen heit hy teugen een hiel leger nog 'evochten:
Ze vlugten al; maer juist die beesten, die gedrochten,
Van schelmse Tovenaers, die quaemen op 'et mat.Ga naar voetnoot437
Ze gooijden al 'er best mit steenen naer ons gat,Ga naar voetnoot438
En maekten van 'er volk een hiele kudden schaepen!
Kamacho
440[regelnummer]
Wel langsje, viel daer niet wat buit veur jou te raepen?Ga naar voetnoot440
Sanche
Ja steenen op ons bast, dat 's tovenaers manier.
Men Heer verloor dien tyd ook wel een tand drie vier.
Kamacho
Je Heer lykt wel bedroefd: hy is diep in gedachten.
Sanche
Men Heer? ja die's verliefd, hy klaegt gehiele nachten;
445[regelnummer]
Je hoort niet anders als: ô schoone ondankbaerheid!
Dulcinea, princes, ô noordstar die me leid!
Wanneer zel jy me veur men trouwe dienst beloonen!
Dan zucht hy weer, en roept: ô schoonste van de schoonen,
Wanneer genaekt den tyd, dat ik ...... exceterae.
450[regelnummer]
't Is al Dulcinea ondankbaer veur en nae.
Kamacho
Is die Dulcinea dan veur zo mooij te houwen?
Ik wed ze mooijer is, die ik van daeg zel trouwen.
| |
[pagina 83]
| |
Don Quichot
Wat zegt gy Splandor? ha dat liegt gy, door uw' hals.Ga naar voetnoot453
't Za, vat uw' lanzie.Ga naar voetnoot454
Kamacho
Och heer Ridder, 'et is vals,
455[regelnummer]
Jou liefste is mooijer: maer wie pikken zou 'et droomen!Ga naar voetnoot455
Had ik 'eweeten dat je 't qualyk had 'enomen,
Dat ik myn Bruid wat prees, ik had 'et wel 'emyd.Ga naar voetnoot457
Don Quichot
Neen ik wil vechten, 't za berei u tot den stryd,
Ik geef u keur van grond.Ga naar voetnoot459
Kamacho
'k Hou niet een brui van vechten.
460[regelnummer]
Och! Ridder wees te vreên!Ga naar voetnoot460
Don Quichot
Zeg hoe gy 't wil beslechten,
'k Geef keur, te paerd, te voet, met lancie, of het zwaerd.Ga naar voetnoot461
Kamacho
Gena, genade, och! och! ik zweer je by myn baerd,
Dat ik niet vechten kan.... Och! och! hoe zel 't hier daegen?
Moord! brangd! moord! brangd! help! help! ô ongehoorde plaegen,....
465[regelnummer]
Daer's Vetlasoep met volk!Ga naar voetnoot465
| |
[pagina 84]
| |
Don Quichot
't Za, 't za, waar's uw geweer?
Kamacho
Help mannen! mannen! help!
Don Quichot
Hoe schreeuwt gy zo myn Heer?
| |
Negende tooneelVetlasoepe (met eenige boeren), Kamacho, Don Quichot Sanche
Kamacho
't Sa, lustig jongens, pas nou louter wat te raeken!Ga naar voetnoot467
Don Quichot
Kanailje! Tovenaars!Ga naar voetnoot468
Sanche
Wel brui 'er veur 'er kaeken.
Kamacho
Sla toe maer mannen! pas te raeken mannen! 't sa.
(Don Quichot en Sanche krygen stokslagen, waar op zy vallen)
Sanche
470[regelnummer]
Oei! oei! men billen, en men kop, gena! gena!
Och! sinte Tovenaers, 'k heb niemendal bedreven.
| |
[pagina 85]
| |
Kamacho
Ei zie dien Gormandeur, dien reekel, nou iens beeven.
Hoe smaektje deuze koek? scheer nog de gek erais.
Sanche
Genade, ô Splandor.Ga naar voetnoot474
Kamacho
Wel de pikken op je vlais!
475[regelnummer]
Daer Plankoor, Plankoor, daer! je zelt van Plankoor heugen.Ga naar voetnoot475
Kamacho (slaat Sanche)
Wel dat 's een drommel van een vent.
Nog scheert de beest de gek.
Sanche
Och! och! och! seldrement!
Is dat ook kloppen.
Don Quichot
Och! Princesse van Toboze!
480[regelnummer]
Kroondraagster van myn hart, ô verse ontlooken' rooze:
Hier ligt uw Ridder van de Tovenaars gewond!Ga naar voetnoot481
Vetlasoepe
Wat sekse rek'le? zyn hum Tovenaars, jou hond?
Wat obstinaater folk! terwyl dat s'hum zo kloppen,
Zo scheer ze nok de gek, en durven ons nok foppen.
| |
[pagina 86]
| |
Kamacho
485[regelnummer]
'k Zal heur betaelen, laet men nou maer iens betien.Ga naar voetnoot485
(Kamacho neemt zyn muts wederom)
| |
Tiende tooneelBazilius, Valasko, Kamacho, Vetlasoepe, (boeren), Don Quichot, Sanche
Bazilius
Hou op Kamacho! zeg, wat is 't dat wy hier zien?
Hoe komen deze twe zo bont en blaauw geslaagen?
Kamacho
't Zyn fielen allebai, wie drumpel zou 't verdraegen.Ga naar voetnoot488
Die, met het harnas, noemt zich ridder dronke zot,
490[regelnummer]
En de aêre gormandeur; ze noemden my uit spot,
Heer Ridder Plankoor, zeun van Geelesla; geen smeeken,
Of bidden hulp; die guit die wou me op 't lest deursteeken;Ga naar voetnoot492
Had ik dat volk hier niet, ik was 'er al om koud.
Bazilius (tegen Don Quichot)
Dat's al een vreemde zaak. Zeg, wat maakt u zo stout,Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
In 't harnas op den weg de menschen aan te randen?
Wie zyt gy? Spreek; of 'k geef terstont 't geregt in handen.Ga naar voetnoot496
Don Quichot
Een Ridder voor wiens arm het alles beeven moet,
Gelyk een Amadis in 't harnas opgevoed.
| |
[pagina 87]
| |
Sanche
Och, jy lykt noch een mensch. Ei wordt mit ons bewogen;
500[regelnummer]
We zyn onnozel van die tovenaers bedrogen!Ga naar voetnoot500
Den vroomsten ridder, voor wiens arm de Turk zo vreest,
Den trouwsten schildknaep, die in Spanje ooit is 'eweest,
Zie jy hier leggen.
Bazilius
‘Heer Valasko, 't zyn die menschen,
‘Daar gy me flus van spraakt. Myn heer, ik zou wel wenschenGa naar voetnoot504
505[regelnummer]
Dat gy me uw naam ontdekte.
Don Quichot
Ik ben de Ridder van
De leeuwen, Don Quichot.
Sanche
Ja 't is de zelve man.
Bazilius
Zo zyt gy Don Quichot! wees welkom roem der helden,
De faam quam ons al lang uw groote daaden melden.
ô Doolend ridder, voor wiens arm en kloek gelaat,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
't Gespuis der tovenaars als asch en rook vergaat,
Koom, doe my de eer aan en vernacht in myne wooning.
Don Quichot
Zyt gy 't Arsipanpan? ô mededoogend koning,
Die my verlost hebt uit 't geweld der tovenaars?
Wat ben ik u verplicht!
Kamacho
Wel dat is al wat raers,
515[regelnummer]
Hy noemt Bazilius een keuning, watte streeken!
| |
[pagina 88]
| |
Bazilius
Verzorg de heeren van al wat hen mag ontbreeken
Valasko, zo 't u b'lieft, ik volg u zo terstond.
Kamacho
Die knevels zinnen 't eens. ô Bloed! 'et is een vondGa naar voetnoot518
Van de edelliên, om ons wat schrik op 't lyf te zenden.
520[regelnummer]
Ze hebben 't opgestemd.Ga naar voetnoot520
Sanche
Och! och! men oude lenden,
Wat bin je braef 'esmeerd! ô vrinden 'k zweer 'et jou,Ga naar voetnoot521
Dat ik niet veul van zulk een tov'naers bruiloft hou.
Valasko (tegen Don Quichot)
Kom Ridder laat ons gaan.
Valasko
't Is wel: maar niet te lang te draalen,
525[regelnummer]
'k Gaa met uw' Heer vooruit.
| |
Elfde tooneelBazilius, Kamacho
| |
[pagina 89]
| |
Bazilius
Kamacho, schaam u, hoe?
Zo'n edelman te slaan; zeg, waar by koomt dat toe?Ga naar voetnoot526
Kamacho
Ei lieve zie, hoe mal dat hy 'em 'an kan stellen,
Puur of hy 't niet en wist. Hoor, wil ik 't je eens vertellen?Ga naar voetnoot528
't Is ien van jou konsoort, jy hebt 'em op 'emaektGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
Om my te bruijen. Heb ik 't op zyn kop 'eraekt?Ga naar voetnoot530
Bazilius
Ik heb hem nooit gezien; maar van zyn dapper leeven,
En wonderlyk bedryf is korts een boek geschreven,Ga naar voetnoot532
Valasko heeft het, en vindt groote smaak daar in.Ga naar voetnoot533
Kamacho
Wat is dat veur een boek? wat heit 'et veur een zin?
Bazilius
535[regelnummer]
Van vechten en van slaan, en reuzen te overwinnen,
Jonkvrouwen by te staan, getrouw'lyk te beminnen,
En honderd dingen meer die hy nog dag'lyks doet.
Hy is een Ridder van een groot verstand en moed.
Kamacho
Maar komje hier ook om de Bruiloft te verstooren?
| |
[pagina 90]
| |
Bazilius
540[regelnummer]
Wat wisje wasjes, neen.Ga naar voetnoot540
Kamacho
Ik wou wel graeg iens hooren,
Hoe 't jou al 'an staet, dat de Bruid jou is ontvryd.
Bazilius
'k Hoop dat die zwaarigheid zal slyten door den tyd.Ga naar voetnoot542
Ik wensch u veel geluk, dewyl 't nu zo moet weezen.
Kamacho
Je bent bylo een borst uit duizend uitgeleezen.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Hou daer, daer is myn hangd, 'k denk ummers dat je 't mient?
Bazilius
Voorzeker; 'k hou u voor myn' allerbesten vriend.
Kamacho
Kom meê te bruiloft, 'k zel je helder doen trakteeren;Ga naar voetnoot547
Gut jonker, doet 'et.Ga naar voetnoot548
Bazilius
'k Moet juist gaan by zek're heeren.
Kamacho
Gut snaekje doet 'et.
| |
[pagina 91]
| |
Bazilius
Zo ik tyd vind, zal ik 't doen.
Kamacho
550[regelnummer]
Hadie dan, dat gaet na myn liefstentje om een zoen.Ga naar voetnoot550
| |
Twaalfde tooneel
Bazilius (alleen)
ô Hemel! zal die lompe Boer erlangenGa naar voetnoot551
Een schoone Maagd, wiens aangenaam gezichtGa naar voetnoot552
Myn noordstar is, myn eenig levens licht,Ga naar voetnoot553
En die ik dagt voor myne Bruid te ontvangen.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Quiteria, hoe vaak hebt gy beloofd
Met hand en mond, my nimmer te begeeven:Ga naar voetnoot556
Maar steets met my in zoete min te leeven!
Heeft dan het goud uw trouwe min verdoofd?
Neen 't was geveinsd, gy doet my eeuwig treuren,
560[regelnummer]
'k Zink in een poel van jammer, en verdriet!
'k Zal sterven: want my lust het leeven niet,
Nu my 't bezit van u niet mag gebeuren.Ga naar voetnoot562
't Is ydel met myn zuchten, en geween;Ga naar voetnoot563
Ik strooij vergeefs myn' klagten voor de winden.
565[regelnummer]
Daar is geen trouw ter waereld meer te vinden:
Men mint om 't goud, 't geld is de liefde alleen.
Men agt verstand, noch aangenaame zeden,Ga naar voetnoot567
Men vraagt naar konst, noch eêlheid van gemoed:
Maar naar 't genot van schatten, geld, en goed.
570[regelnummer]
't Geld maakt een dwaas behaag'lyk in zyn reden.Ga naar voetnoot570
| |
[pagina 92]
| |
Vaar wel, vaar wel, ô overschoone maagd!
Mogt ik voor 't laatst van u dien troost verwerven,
Dat gy bedenkt wat minnaar gy doet sterven;
Een minnaar, dien u eertijds heeft behaagd.
575[regelnummer]
Waar loop ik heen? waar vliegen myn gedachten?
Behaagde ik u? neen, gy behaagde my.
Myn min was ernst: maar de uwe veinzery.
Ach, kon ik dit van u, van u verwachten!
Rampzal'ge min, gy hebt my, laas! verleid;
580[regelnummer]
Quiteria was voor my niet gebooren.
ô Min! gy laat my in uw' strikken smooren!
Quiteria vaar wel in eeuwigheid!
Maar ach! zy koomt.
| |
Dertiende tooneelBazilius, Quiteria, Laura
Quiteria
Ach Lief, 'k koom u nog eens aanschouwen;
Hoe! wendt gy 't aangezicht?....
Bazilius
Ondankbaarste aller vrouwen,
585[regelnummer]
Hebt gy myn zuchten en myn klagten aangehoord?
Of zyt gy doof voor my, die door de min versmoort?Ga naar voetnoot586
Quiteria
Myn Lief!Ga naar voetnoot587
Bazilius
Neen zwyg Cireen; gy zoudt het vonnis geeven
Van mynen dood.
| |
[pagina 93]
| |
Quiteria
Neen, leef.
Bazilius
'k Zal zonder u niet leeven,
Bruid van Kamacho; neen, blyf, blyf by uwe keur;Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Trouw met dien ryken gek, terwyl ik eenzaam treur:
Maar denk in uwe vreugd, wat minnaar gy doet quynen.Ga naar voetnoot591
Quiteria
Ach Lief laat deze wolk van jaloezy verdwynen.
Bazilius
Wat jaloezy? gy treedt van daag met hem in d'echt.
Quiteria
't Zal nimmermeer geschiên; 'k beminne u al te oprecht.
Bazilius
595[regelnummer]
Hoe ver verschilt uw hart, van 't geen ge u mond doet spreken.
Quiteria
'k Zal om Kamacho nooit myn' trouwbelofte breeken;
Ik walg van zyne min.
Bazilius
Hoe zal ik dit verstaan?
Deez dag neemt gy hem voor uw' Man en Huisvoogd aan,Ga naar voetnoot598
't Is alles op de been, de boeren quinkeleeren,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
De bruiloft is gereed.
| |
[pagina 94]
| |
Quiteria
Die vreugd kon wel verkeeren.
Ik zal Kamacho nooit aanneemen tot myn man.
Ik gaf hem nooit myn hart, gy zyt 'er meester van.
Scherp uw vernuft, myn lief, en wilt een list bedenken.
Om ons van hem te ontslaan: doch zo 't myne eer zou krenken,
605[regelnummer]
Staa ik het nimmer toe.
Bazilius
De vlucht?
Quiteria
Die 's vol gevaar.
Quiteria
Neen lief, dat koomt my duister,
En gansch ondoenlyk voor; ik krenk myn eer en luister,Ga naar voetnoot608
Indien ik 't onderneem.
Bazilius
Myn Schoone, zyt gerust:
610[regelnummer]
Het is noodzaaklyk, 'k zal u leiden waar't u lust:
En wat uw eer belangt, hoeft gy daar voor te schroomen?
Myn liefde staat gevest op deugd.
Quiteria
Hoe zal ik komen
Uit myn verdriet, helaas!
| |
[pagina 95]
| |
Bazilius
Myn Lief, men raakt den tyd,
Die kort is, door al die vergeefsche klagten quyt,
615[regelnummer]
En wierd gy hier by my ontdekt, het waar te duchten,
Dat ons 't geluk niet diende om onzen ramp te ontvluchten.
Laura
Het is noodzaakelyk;
Quiteria
Ik vrees.
Bazilius
Daar 's geen gevaar;
Indien wy schikken dat we hier omtrent malkaêrGa naar voetnoot618
Weer vinden, in een uur. 'k Zal rytuig klaar doen maaken.Ga naar voetnoot619
Quiteria
620[regelnummer]
Helaas! wat doe ik al om uit den dwang te raaken.Ga naar voetnoot620
Einde van 't eerste Bedryf. |
|